ECLI:NL:TGZRZWO:2022:11 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3161

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2022:11
Datum uitspraak: 20-01-2022
Datum publicatie: 24-01-2022
Zaaknummer(s): Z2021/3161
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen fysiotherapeut. Klaagster diende vanaf 2021 zelf de facturen voor haar behandelingen te voldoen, omdat de fysiotherapeut geen overeenkomst meer had met haar zorgverzekeraar. Toen zij haar eerste factuur niet op tijd had betaald, zegde de fysiotherapeut de eerstvolgende behandeling af. Toen klaagster hierover een klacht indiende bij de beroepsvereniging, wilde de fysiotherapeut niet meer met haar in gesprek gaan hierover en beëindigde hij eenzijdig de behandelrelatie. Dit deed hij zonder ervoor te zorgen dat klaagster bij een andere fysiotherapeut terecht kon. Deze gang van zaken verwijt zij de fysiotherapeut. Het college is het eens met klaagster en verklaart de klacht gegrond. De fysiotherapeut krijgt een waarschuwing.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG  ZWOLLE

Beslissing d.d. 20 januari 2022 naar aanleiding van de op 28 mei 2021 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a a g s t e r

-tegen-

C , fysiotherapeut, (destijds) werkzaam te D,

b e k l a a g d e

NaN. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

  • het klaagschrift met de bijlagen;
  • het verweerschrift met de bijlagen;
  • aanvullend stuk van beklaagde ontvangen d.d. 20 september 2021;
  • aanvullende stukken van klaagster d.d. 14 oktober 2021;
  • een aanvullend stuk van beklaagde, ingekomen op 5 december 2021.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 10 december 2021, waar partijen zijn verschenen.

NaN. DE FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder het behandeldossier) en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Beklaagde heeft een eigen fysiotherapiepraktijk gehad. Klaagster is hier onder behandeling gekomen in 2006. Vanaf 1 januari 2021 diende klaagster zelf de rekeningen te voldoen, omdat beklaagde op dat moment geen overeenkomst meer had met de zorgverzekeraar van klaagster. Vanwege een betalingsachterstand heeft beklaagde in februari 2021 de eerstvolgende behandeling van klaagster, die toen in maart 2021 gepland was, afgezegd.

NaN. HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster voert – zakelijk weergegeven – het volgende aan.

Klaagster was al vanaf 2006 bij beklaagde onder behandeling vanwege verspringende rugklachten. De behandeling bestond uit het losmaken van triggerpoints. Ze is ook weleens door andere fysiotherapeuten behandeld, maar keerde toch steeds weer terug naar beklaagde, omdat zijn behandeling het beste effect had.

Vanaf 1 januari 2021 diende klaagster zelf de facturen van beklaagde te voldoen, omdat hij geen overeenkomst meer heeft met haar zorgverzekeraar. De eerste rekening van 4 februari 2021 voldeed klaagster niet binnen de veertien dagen die haar daarvoor gegeven waren. Zij werd daar op 22 februari 2021, toen ze weer een afspraak had, door beklaagde op aangesproken. Op 23 februari 2021 belde beklaagde hierover. Omdat klaagster niet bereikbaar was, belde beklaagde met de echtgenoot van klaagster. Beklaagde zegde de eerstvolgende afspraak die gepland was op 8 maart 2021 af, omdat hij ‘achterstandsbetalers’ niet wilde noch kon behandelen. Beklaagde heeft niet voor vervangende behandeling gezorgd. Klaagster heeft hierover een klacht ingediend bij de geschillencommissie van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF), omdat één keer te laat betalen naar haar mening niet zou moeten leiden tot het stopzetten van de behandelingen. Klaagster heeft via de klachtenfunctionaris e-mails van beklaagde ontvangen, waarin zijn toon erg agressief en onsympathiek was met betrekking tot klaagster. Ook wilde hij niet via de klachtenfunctionaris in gesprek met klaagster, wat zij probeerde te organiseren. In eerste instantie ging de correspondentie vanuit zijn kant alleen over het niet betalen van de factuur, maar vervolgens begon beklaagde ook over de houding en bejegening van klaagster. Zo heeft beklaagde klaagster onbeleefd, brutaal en onsympathiek genoemd. Klaagster heeft nooit eerder onenigheid met beklaagde gehad en begrijpt niet waarom hij op dat moment ineens deze houding aannam.

Klaagster verwijt beklaagde - zakelijk weergegeven -:

  • dat hij de behandeling heeft stopgezet vanwege één onbetaalde factuur,
  • de hij de behandelrelatie vervolgens heeft beëindigd en
  • dat hij niet voor vervangende behandeling heeft gezorgd.

NaN. HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde voert - zakelijk weergegeven – het volgende aan:

  • na het uitblijven van de betaling heeft beklaagde alleen de eerstvolgende afspraak geannuleerd. Hij heeft het dossier niet gesloten; er was geen ‘einde zorg’;
  • inderdaad kenden beklaagde en klaagster elkaar al lang. Klaagster had alleen ‘sorry’ hoeven zeggen, dat was voldoende geweest;
  • klaagster heeft geen zelfreflectie getoond, maar de klachtenfunctionaris van de KNGF ingeschakeld;
  • beklaagde heeft klaagster nooit onbeleefd, brutaal en onsympathiek genoemd;
  • klaagster heeft beklaagde wel agressiviteit en onsympathiek gedrag verweten. Deze verwijten zijn fors en volkomen onterecht;
  • pas na het voorgaande heeft beklaagde de behandelrelatie als definitief verstoord gekwalificeerd. Beklaagde heeft hierdoor besloten de behandelrelatie met klaagster niet voort te zetten. Wanneer hij dat wel zou doen, zou dat zelfs onprofessioneel zijn in zijn optiek.

NaN. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

NaN.  

Het college wijst er in algemene zin op dat het er bij het beoordelen van een tuchtklacht niet om gaat of het handelen waarop de klacht betrekking heeft beter had gekund. Het gaat om het beantwoorden van de vraag of de aangeklaagde bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. Hierbij wordt rekening gehouden met de stand van wetenschap ten tijde van het handelen waarop de klacht betrekking heeft en met wat op dat moment in de betreffende beroepsgroep als norm of standaard werd aanvaard.

5.2

De klachtonderdelen lenen zich vanwege hun onderlinge samenhang voor gezamenlijke behandeling. Het college overweegt hierover het volgende.

Beklaagde stelt dat hij de behandeling op 23 februari 2021 heeft opgeschort vanwege de wijze waarop de dag daarvoor het gesprek met klaagster zou zijn verlopen over de onbetaalde factuur. Tijdens de zitting is gebleken dat de partijen een verschillende lezing hebben over de wijze waarop het gesprek op 22 februari 2021 over de onbetaalde factuur is verlopen. Het dossier biedt geen steun aan een van beide lezingen. Dit betekent dat het college niet kan vaststellen wat er precies is gezegd door partijen. Niettemin is niet aannemelijk geworden dat het gesprek zodanig is verlopen dat opschorting van de behandeling gerechtvaardigd was. Hiervan ontbreekt niet alleen een notitie in het dossier – beklaagde heeft alleen de betalingsachterstand genoteerd als reden voor de opschorting – maar ook de lezing van beklaagde, ware die vast komen te staan, geeft hiervoor onvoldoende aanleiding.

Een dag na het opschorten van de behandeling heeft klaagster alsnog betaald. Toen was er dus geen betalingsachterstand meer. Beklaagde heeft vervolgens geen contact met klaagster gezocht om opnieuw een consult in te plannen. Ook het feit dat klaagster vervolgens een klacht indiende bij het KNGF was voor beklaagde geen aanleiding om contact met haar te zoeken. Beklaagde heeft niet meer met klaagster willen communiceren en via de klachtenfunctionaris van het KNGF laten weten dat de behandelrelatie beëindigd was. Reden hiervoor zou zijn dat klaagster hem ‘tot op het bot toe’ had beledigd op 22 februari 2021.

De ‘Beroepscode voor de fysiotherapeut 2020’ bepaalt over het beëindigen van een behandelrelatie – voor zover hier relevant – het volgende:

 2.10 Medewerking van de patiënt

 32 De eigen verantwoordelijkheid van de fysiotherapeut met betrekking tot het goed

 hulpverlenerschap kan niet door de enkele wens van de patiënt opzij worden gezet.

 De patiënt heeft aanspraak op goed hulpverlenerschap, maar de fysiotherapeut heeft de

 mogelijkheid zich te verzetten tegen de wensen en verlangens van de patiënt als die niet

 met de professionele standaard te verenigen zijn.

 Als de patiënt niet in staat blijkt of niet wenst te voldoen aan medewerking aan de

 behandeling kan de fysiotherapeut afzien van (voortzetting van) de behandeling. Ook in

 geval van gewichtige redenen kan de fysiotherapeut de behandelrelatie beëindigen.

Ter zitting is beklaagde er niet in geslaagd het college ervan te overtuigen dat er iets is voorgevallen tussen hem en klaagster dat maakt dat objectief gezien niet van hem kon worden gevergd dat hij de behandelrelatie zou voortzetten. Uit de correspondentie tussen de partijen – die verliep via de klachtenfunctionaris – blijkt hiervan evenmin. Er zijn al met al geen ‘gewichtige redenen’ gebleken die in objectieve zin rechtvaardigen dat beklaagde – niet eens rechtstreeks, maar dus ook via de klachtenfunctionaris – de behandelrelatie met klaagster beëindigde. Dit maakt dat beklaagde hierin tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Uit het voorgaande blijkt dat de eerste twee verwijten beide gegrond zijn.

Vervolgens geldt dat beklaagde niet voor een zorgoverdracht heeft gezorgd, noch dat hij klaagster heeft laten weten bereid te zijn haar hiermee te willen helpen. Het college is van oordeel dat beklaagde hiermee onzorgvuldig heeft gehandeld. Goed hulpverlenerschap vereist niet alleen dat een zorgverlener slechts onder bepaalde voorwaarden een behandelrelatie beëindigt, maar hierbij ook zorgvuldigheidsvereisten in acht neemt. Het feit dat beklaagde zonder voorafgaande waarschuwing via een derde de behandelrelatie heeft beëindigd en zonder de continuïteit van zorg te (willen) waarborgen, maakt dat hij tuchtrechtelijk verwijtbaar tekortgeschoten is jegens klaagster. Ook het derde klachtonderdeel treft doel.

5.2  Slotsom

De klacht is in alle onderdelen gegrond. Beklaagde heeft niet gehandeld zoals van een redelijk bekwaam handelend fysiotherapeut verwacht mocht worden. De vraag ligt voor welke maatregel passend is. Het college houdt hierbij rekening met het feit dat beklaagde inmiddels met zijn praktijk is gestopt en niet eerder met het tuchtcollege in aanraking is gekomen. Alles tezamen genomen, volstaat een waarschuwing als zakelijke terechtwijzing.

NaN. DE BESLISSING

Het college:

- verklaart de klacht gegrond en

- legt aan beklaagde een waarschuwing op.

Aldus gegeven door W.P. Claus, voorzitter, J.W. Lootsma-Oude Nijeweme, lid-jurist,

G. van der Sluis, J. Sybesma en J.M. Uijen, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van L.C. Commandeur, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

  • Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
    - het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of
    - als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

  • Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
  • Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.