ECLI:NL:TGZRZWO:2022:19 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3714

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2022:19
Datum uitspraak: 11-02-2022
Datum publicatie: 17-02-2022
Zaaknummer(s): Z2021/3714
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Misbruik van recht. Klacht tegen tandarts van ex-patiënt. Beklaagde zou klaagster tijdens de behandeling van een eerdere tuchtklacht voor “uitschot” hebben uitgemaakt (klaagster was daar zelf bij niet aanwezig, wel een gemachtigde namens haar).  De voorzitter overweegt dat er door oud-patiënten al vele klachten tegen beklaagde zijn ingediend, waarachter vermoedelijk een collega-tandarts schuil gaat. Ook in het tuchtrecht kan sprake zijn van misbruik van recht. Belangenafweging. Beklaagde heeft ter zitting zijn frustratie geuit over de vele klachten die de collega-tandarts tegen hem zou laten indienen. Er is in dit geval bovendien sprake van een ver verwijderd verband tussen een aan beklaagde verweten ongelukkige woordkeuze en het door het tuchtrecht beschermde belang van de kwaliteit van de individuele gezondheidszorg c.q. de weerslag daarop. Dit brengt de voorzitter tot de slotsom dat het belang van klaagster in dit geval niet opweegt tegen het belang van beklaagde om in rechte te worden beschermd tegen het ernstig vermoeden van misbruik van recht door een derde. Klacht kennelijk niet ontvankelijk.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG ZWOLLE

Voorzittersbeslissing kennelijk niet-ontvankelijk

Beslissing in raadkamer d.d. 11 februari 2022 naar aanleiding van de op 16 december 2021 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , tandarts, praktijkhoudende te B,

b e k l a a g d e

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klaagster is een oud-patiënte van beklaagde.

3. DE KLACHT

Klaagster voert aan dat beklaagde haar, op 2 juli 2021 tijdens de mondelinge behandeling door het tuchtcollege van haar klacht in zaak 228/2020, heeft omschreven als ‘uitschot’. Zij voelt zich hierdoor ernstig beledigd en acht dit een zorgverlener onwaardig.

4. DE OVERWEGINGEN VAN HET TUCHTCOLLEGE

4.1

De voorzitter overweegt dat er in korte tijd negen klachten tegen beklaagde bij het college zijn binnengekomen. Deze zijn afkomstig van oud-patiënten die zijn (overgestapt naar een collega-tandarts in dezelfde plaats.

4.2

Blijkens het proces-verbaal van de zitting van 2 juli 2021 heeft beklaagde bij de behandeling van de zaak 228/2020 zijn frustratie over de herhaalde procedures tegen hem geuit. Hij meent dat zijn collega-tandarts er achter zit. Hij heeft in die zaak verklaard dat de toenmalige gemachtigde van klaagster D deze zaken doet terwijl de collega-tandarts de gemachtigde betaalt. Zoals de klacht wordt omschreven, is dit het werk van de collega-tandarts, aldus beklaagde bij de behandeling van zaak 228/2020.

4.3

De voorzitter overweegt dat klaagster niet in persoon bij de zitting aanwezig was. Zij werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, die – naar de voorzitter ambtshalve bekend is - in andere zaken optreedt voor de collega-tandarts en in zaak 228/2020 heeft verklaard betaald te worden door die tandarts.

4.4

De voorzitter heeft kennisgenomen van een eerdere uitspraak van dit college, te weten de uitspraak van 16 mei 2019 in zaak nummer 247/2018. Het college heeft in die zaak eveneens aandacht besteed aan het slepende conflict tussen de collega-tandarts en beklaagde. Het college heeft daarbij gewezen op de conflicterende wijze waarop de collega-tandarts met anderen omgaat en voor lief neemt dat tandartsen tegen wie hij klachten indient daar zowel privé als professioneel onder te lijden hebben. Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (CTG) heeft in zijn uitspraak in hoger beroep in dezelfde zaak (ECLI:NL:TGZCTG:2020:84 CTG c2019.176) overwogen dat het medisch tuchtrecht tot doel heeft de kwaliteit van de individuele gezondheidszorg te bewaken en te bevorderen en de patiënt te beschermen tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen van een zorgverlener. Het medisch tuchtrecht is volgens het CTG niet bedoeld en ook niet geschikt om een oordeel te vellen over ernstig verstoorde verhoudingen tussen zorgverleners onderling. Dit is alleen anders als door die verstoorde verhoudingen risico’s ontstaan voor de kwaliteit van de patiëntenzorg, aldus het CTG.

4.5

De voorzitter overweegt dat het klachtrecht een groot goed is dat slechts in uitzonderlijke gevallen dient te worden beperkt. Dat neemt niet weg dat ook in het tuchtrecht sprake kan zijn van misbruik van recht en dat ook het tuchtrecht bescherming behoort te bieden tegen gerechtelijke procedures die uitsluitend of overwegend het oogmerk hebben een ander te schaden (de voorzitter verwijst naar artikel 3:13 jo. 3:15 van het Burgerlijk Wetboek en naar de uitspraak ABRvS 19 november 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4129). Het is de voorzitter bekend dat er sprake is van een inmiddels aanzienlijk aantal klachten tegen beklaagde van de collega-tandarts persoonlijk of van patiënten van die collega, die voorheen patiënt waren van beklaagde. Ook in dit geval zijn er aanwijzingen dat de collega-tandarts (mede) achter deze klacht schuilt. Duidelijk moge zijn dat tuchtklachten grote impact kunnen hebben op een beklaagde, zowel emotioneel als financieel, dat laatste vanwege de kosten voor een advocaat, de gemoeide tijd, het zoeken van een vervanger etcetera. Het enkele feit dat de klacht is ingediend door een oud-patiënte ontneemt aan de klacht niet noodzakelijk het karakter van misbruik van recht, wanneer – zoals in dit geval – een ander zich bewust op de achtergrond houdt, mogelijk vanwege de motivering in zaak nummer 247/2018.

4.6

De voorzitter staat nu voor een afweging of het belang van klaagster moet prevaleren boven de bescherming van beklaagde tegen herhaalde tuchtklachten die – naar ernstig moet worden vermoed – een collega-tandarts op de achtergrond tegen hem op touw zet. De voorzitter is – alles afwegende – van oordeel dat in dit geval het belang van beklaagde voorgaat. De klacht behelst een ter zitting door beklaagde in emotie geuite frustratie over de aanhoudende stroom klachten van ex-patiënten die naar de praktijk van de collega-tandarts zijn overgestapt. Er is in dit geval bovendien sprake van een ver verwijderd verband tussen een aan beklaagde verweten ongelukkige woordkeuze en het door het tuchtrecht beschermde belang van de kwaliteit van de individuele gezondheidszorg dan wel de weerslag daarop. Dit brengt de voorzitter tot de slotsom dat het door klaagster gestelde belang niet opweegt tegen het belang van beklaagde om in rechte te worden beschermd tegen het ernstig vermoeden van misbruik van recht door een derde. Beslist wordt derhalve als volgt.

Om redenen aan het algemeen belang ontleend, zal worden beslist dat deze uitspraak in geanonimiseerde vorm zal worden gepubliceerd.

5.    DE BESLISSING

De voorzitter:

  • verklaart dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is;
  • bepaalt dat deze beslissing nadat deze onherroepelijk is geworden in geanonimiseerde vorm in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan de tijdschriften ‘Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde’, ‘Tijdschrift voor Gezondheidsrecht’ en ‘Gezondheidszorg Jurisprudentie’;

Aldus gegeven door P.A.H. Lemaire, voorzitter, in tegenwoordigheid van

L.C. Commandeur, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.