ECLI:NL:TGZRZWO:2022:20 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3445

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2022:20
Datum uitspraak: 07-03-2022
Datum publicatie: 08-03-2022
Zaaknummer(s): Z2021/3445
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Beklaagde is de huisarts van klager en heeft klager, die bekend was met drugsgebruik bij persoonlijkheidsstoornis en ASS een aantal malen op consult gehad met toegenomen klachten nadat het een periode wat beter was gegaan. De huisarts heeft getracht (extra) hulp te regelen, maar was daar nog niet in geslaagd op het moment dat het signaal kwam dat zich mogelijk een acute situatie voordeed. Beklaagde heeft hierop een huisbezoek afgelegd en de crisisdienst willen inschakelen. Toen deze aangaf op dat moment niet te kunnen komen heeft de huisarts de politie ingeschakeld. Uit het dossier blijkt dat de huisarts zich voldoende voortvarend heeft ingespannen bij het vinden van extra hulp voor klager. Het verwijt dat beklaagde de hulpvraag van klager totaal genegeerd heeft is ongegrond. Beklaagde kan niet kan worden verweten dat hij de politie heeft ingeschakeld. Dat beklaagde in de hectiek van het moment heeft nagelaten de vriendin van klager op de hoogte te stellen van de komst van de politie is onvoldoende voor het oordeel dat sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG ZWOLLE

Beslissing in raadkamer d.d. 7 maart 2022 naar aanleiding van de op 8 september 2021 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , te B,

gemachtigde: C,

k l a g e r

-tegen-

D , huisarts, werkzaam te B,

gemachtigde: mr. R.J. Peet, werkzaam bij VvAA Rechtsbijstand,

b e k l a a g d e

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift;

- het verweerschrift;

- de repliek;

- de dupliek.

Partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om gehoord te worden in het kader van het vooronderzoek.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager is al langer bekend met drugsgebruik bij persoonlijkheidsstoornis en Autisme Spectrum Stoornis.

Op 10 juni 2021 kwam klager bij beklaagde op consult. Na een periode van zes maanden waarin het beter ging was klager opnieuw synthetische middelen gaan gebruiken. Klager besprak ook zijn zorgen over werk en uitkering.

Een vervolgconsult vond plaats op 30 juni 2021. Ondanks een goed gesprek met de UWV-arts was klager bezorgd over de toekomst. De begeleider vanuit de Regionale Instelling voor Beschermend en Begeleid Wonen (RIBW) had klager geadviseerd meer hulp via de huisarts te vragen. Beklaagde sprak met klager af dat hij een bij hem bekende psychiater zou benaderen voor een mogelijke behandeling van klager.

Op 5 juli 2021 heeft telefonisch contact plaatsgevonden tussen een collega van klager en de RIBW-begeleider van klager. De RIBW-begeleider benoemde daarbij drugsgebruik en woedeaanvallen. 

De door beklaagde benaderde psychiater bleek geen mogelijkheid te hebben voor een afspraak met klager. Op 8 juli 2021 meldde beklaagde aan klager per e-mail dat de psychiater geen mogelijkheid had en dat beklaagde (verder) op zoek ging naar een plek voor klager. Op 8 juli en 13 juli 2021 had beklaagde contact met E, waarbij op 13 juli 2021 werd afgesproken dat E terug zou bellen.

In de ochtend van 14 juli 2021 meldde de gemachtigde van klager (hierna te noemen: de vriendin) dat zij zich ernstig zorgen maakte over de situatie. Zij benoemde daarbij dat klager weer allerlei synthetische drugs gebruikte en zeer wankel door het huis liep, wat agressief zou zijn en dat hij gaten in het raam had geschoten met een luchtbuks. Beklaagde heeft van dit contact bij ‘P’ genoteerd: “Zorgen gedeeld. Exp tav overl met E.”

De vriendin van klager trof hem aan het einde van de middag van 14 juli 2021 sterk onder invloed van slaapmedicatie en synthetische cannabis aan. Op advies van de RIBW begeleider van klager belde zij 112. De 112-medewerker adviseerde haar contact op te nemen met de eigen huisarts. De vriendin van klager gaf te kennen dat zij dit al gedaan had.

Hierna werd door een 112-medewerker bij de huisartsenpraktijk aangegeven dat er een 112-melding was geweest en dat klager zich niet gehoord voelde door de huisarts.

Beklaagde is ongeveer een half uur later bij klager gearriveerd. Klager wilde beklaagde niet binnen laten. In het dossier noteerde beklaagde:

“S 16.15u Doet deur niet open. Vriendin is binnen, krijgt voordeur niet open. Loopt achterom en vraagt me mee te komen. Pt heeft ondertussen achterdeur op slot gedraaid en zowel mij als vriendin buitengesloten. Laat ons niet binnen. Vriendin vertelt dat hij stapeltje pillen op aanrecht heeft liggen en van plan is om alles te gaan nemen om rustig te overlijden in de komende dagen.”

O “Pt zit bij aanrecht, rookt iets, slikt iets in dat van aanrecht gepakt wordt. Suffige indruk. Reageert niet op kloppen op deur en raam.

E suicidaal

P aan vriendin teruggegeven CD in te schakelen. Als die niet binnen kunnen komen zal politie moeten komen.”

Beklaagde ging hierop terug naar de praktijk en belde vanuit de auto de crisisdienst. De crisisdienst belde ongeveer een kwartier later terug met de mededeling dat er op dat moment geen mogelijkheid was te gaan kijken en adviseerde politie in te schakelen en een ambulance mee te laten gaan. Beklaagde heeft hierop 112 gebeld waarna de politie zou gaan rijden en zelf een ambulance zou inlichten.

De politie arriveerde kort daarna bij de woning van klager, waarna de situatie is geëscaleerd. De ambulance arriveerde pas later, waarna de politie weer vertrok. In de avond vond er alsnog een beoordeling plaats door de crisisdienst.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt beklaagde -zakelijk weergegeven- dat hij en zijn vriendin psychische en lichamelijke schade hebben opgelopen doordat beklaagde naar aanleiding van de hulpvraag niet gemonitord heeft welke hulp zij uiteindelijk zouden krijgen. Beklaagde had met de vriendin van klager afgesproken dat hij een psycholoog zou sturen voor klager terwijl in plaats daarvan de politie voor de deur stond die met veel geweld en met alle gevolgen van dien, de woning binnendrong. Beklaagde heeft akkoord gegeven de politie te sturen, zonder de vriendin van klager hiervan op de hoogte te stellen en ondanks zijn verzekering dat er geen politie zou komen. Klager verwijt beklaagde voorts dat deze de hulpvraag van eerder die week totaal genegeerd heeft.

4. HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde voert -zakelijk weergegeven- aan dat hij vanuit zijn positie op dat moment niet anders kon handelen. De situatie was zo ernstig dat de omstandigheid dat de crisisdienst niet kon komen, inschakelen van politie en ambulance noodzakelijk maakte.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1 

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

Omgang met de hulpvraag in de periode tot de gebeurtenissen op 14 juli 2021

5.2

Beklaagde heeft in de weken voorafgaand aan de escalatie meerdere consulten met klager gehad. Hij was actief bezig om (extra) hulp te regelen. Zo heeft beklaagde onderzocht of klager bij een psychiater uit het netwerk van beklaagde terecht zou kunnen. Toen dat niet kon heeft beklaagde geprobeerd (extra) hulp in te schakelen door contact op te nemen bij E, waar hij nog op 13 juli 2021 een terugbelverzoek had gedaan.

Toen de vriendin van klager de volgende ochtend belde en haar zorgen uitte heeft beklaagde aanvankelijk aangegeven de reactie van E af te wachten.

5.3

Ondanks de omstandigheid dat het handelen van de huisarts tot dat moment nog niet tot een concreet resultaat had geleid, kan het verwijt dat de huisarts niets met de hulpvraag van klager en zijn vriendin deed, niet slagen. Uit het dossier blijkt dat de huisarts zich voldoende voortvarend heeft ingespannen bij het vinden van extra hulp voor klager. Het verwijt dat beklaagde de hulpvraag van klager in de week/weken voorafgaand aan de gebeurtenissen op 14 juli 2021 totaal genegeerd heeft is daarmee ongegrond.

Het inschakelen van de politie

5.4

De melding door de 112-medewerker met de boodschap dat klager en zijn vriendin zich niet gehoord voelden, was voor beklaagde terecht een signaal dat zich mogelijk een acute situatie voordeed. De beslissing naar klager toe te gaan was zorgvuldig. Daar aangekomen was de situatie zo dat beklaagde niet naar binnen mocht en rechtstreeks contact met klager onmogelijk was. Daarbij meldde de vriendin dat klager plannen had al zijn medicijnen in één keer te nemen en maakte klager een suffige indruk, terwijl hij aan het aanrecht zat en iets slikte. Deze situatie maakte dat beklaagde voldoende reden had om uit te gaan van een crisissituatie met een risico op suïcidaliteit.

5.5

Onder deze omstandigheden was de beslissing van beklaagde de crisisdienst in te schakelen zorgvuldig. Het inschakelen van de crisisdienst door een huisarts gaat via een regionaal nummer, waarna de meldende huisarts wordt teruggebeld. Vooraf kan niet goed worden ingeschat hoe lang het duurt voordat men wordt teruggebeld.

Aangezien klager zich in de woning had opgesloten en rechtstreeks contact niet mogelijk was, kon beklaagde op dat moment niets voor klager betekenen. Dat beklaagde in afwachting van de reactie van de crisisdienst terug is gegaan naar het (drukke) spreekuur en (andere) spoedgeval is daarmee begrijpelijk en niet onzorgvuldig.

5.6

Toen de crisisdienst geen tijd bleek te hebben direct bij klager langs te gaan ontstond een nieuwe situatie waarbij door de crisisdienst werd geadviseerd politie en ambulance in te schakelen. Beklaagde heeft dit gedaan en dat was met het oog op de geconstateerde crisissituatie met een risico op suïcidaliteit een juiste beslissing. De politie zou immers de enige zijn die zich zonder toestemming toegang tot de woning van klager zou mogen verschaffen. Dat klager een afkeer had van politie en autoriteit in het algemeen was gezien de ernst van de situatie en het ontbreken van reële alternatieven onvoldoende aanleiding het inschakelen van de politie achterwege te laten.

5.7

Uit het voorgaande volgt dat beklaagde niet kan worden verweten dat hij de politie heeft ingeschakeld. Het college begrijpt dat politie-ingrijpen in en bij de eigen woning en buurt een grote impact heeft (gehad) op klager en zijn vriendin. Beklaagde kan hiervan echter geen verwijt worden gemaakt. De impact van politie-optreden maakt het inschakelen van de politie door beklaagde niet alsnog onzorgvuldig.

De communicatie over (mogelijke) politie-inzet

5.8

Wat precies over de mogelijkheid van het inschakelen van politie is besproken tussen beklaagde en de vriendin van klager kan niet worden vastgesteld. Wel duidelijk is dat toen beklaagde vertrok hij eerst zou proberen de crisisdienst in te schakelen voor een beoordeling van klager. In dat scenario zou mogelijk geen politie-inzet nodig zijn. Volgens de vriendin van klager heeft beklaagde verzekerd dat er geen politie zou komen. Beklaagde geeft aan dat hij heeft gezegd dat de politie de enige instantie is die zich toegang kan verschaffen tot de woning maar dat hij contact zou opnemen met de crisisdienst in de hoop dat er een psychiater kon komen ter beoordeling. In het dossier staat daarover: “aan vriendin teruggegeven CD in te schakelen. Als die niet binnen kunnen komen zal politie moeten komen.”

Op basis van de tegenover elkaar staande herinneringen en de aantekeningen in het dossier kan niet worden vastgesteld dat beklaagde heeft verzekerd dat er geen politie zou worden ingeschakeld. Het verwijt dat de beklaagde de politie heeft ingeschakeld ondanks zijn verzekering dit niet te doen kan om deze reden niet slagen.

5.9

Met klager en beklaagde is het college van oordeel dat het beter was geweest als beklaagde de vriendin van klager had ingelicht over de aanstaande komst van de politie. Dit betekent echter niet dat beklaagde niet binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven. Beklaagde heeft alles in het werk gesteld om een dreigende suïcide door klager te voorkomen. Het inschakelen van de politie was gezien de situatie en het uitblijven van een positieve reactie van de crisisdienst onvermijdelijk. Dat hij daarbij in de hectiek van het moment heeft nagelaten de vriendin van klager op de hoogte te stellen van de komst van de politie is onvoldoende voor het oordeel dat sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.

5.10

Gelet op het voorgaande dient als volgt te worden beslist.

6.    DE BESLISSING

Het college verklaart dat de klacht kennelijk ongegrond is.
 

Aldus gegeven door P.A.H. Lemaire, voorzitter, M.D. Klein Leugemors en R.J. Wolters, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van M. Keukenmeester, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle/Groningen. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.