Zoekresultaten 1751-1800 van de 44598 resultaten
-
ECLI:NL:TACAKN:2024:48 Accountantskamer Zwolle 23/2642 Wtra PE
- Datum publicatie: 29-07-2024
- Datum uitspraak: 29-07-2024
- ECLI:NL:TACAKN:2024:48
PE-zaak. De klacht is gegrond, betrokkene krijgt de maatregel van berisping opgelegd. Betrokkene heeft niet voldaan aan het vereiste om een PE-portfolio voor 2022 op te stellen en heeft daarvoor ook geen goede reden aangedragen. Daarnaast is niet gebleken dat betrokkene in 2022 wel PE-activiteiten heeft verricht.
-
ECLI:NL:TACAKN:2024:29 Accountantskamer Zwolle 23/2448 Wtra PE
- Datum publicatie: 29-07-2024
- Datum uitspraak: 29-07-2024
- ECLI:NL:TACAKN:2024:29
PE-zaak. De klacht is gegrond, betrokkene krijgt de maatregel van waarschuwing opgelegd. Betrokkene heeft niet voldaan aan het vereiste om een PE-portfolio voor 2022 op te stellen en heeft daarvoor ook geen goede reden aangedragen. Aan de andere kant is meegewogen dat betrokkene onweersproken heeft gesteld dat hij in 2022 wel PE-activiteiten heeft verricht.
-
ECLI:NL:TACAKN:2024:61 Accountantskamer Zwolle 23/2585 Wtra PE
- Datum publicatie: 29-07-2024
- Datum uitspraak: 29-07-2024
- ECLI:NL:TACAKN:2024:61
PE-zaak. De klacht is gegrond, betrokkene krijgt de maatregel van berisping opgelegd. Betrokkene heeft niet voldaan aan het vereiste om een PE-portfolio voor 2022 op te stellen en heeft daarvoor ook geen goede reden aangedragen. Daarnaast is niet gebleken dat betrokkene in 2022 wel PE-activiteiten heeft verricht.
-
ECLI:NL:TACAKN:2024:42 Accountantskamer Zwolle 23/2502 Wtra PE
- Datum publicatie: 29-07-2024
- Datum uitspraak: 29-07-2024
- ECLI:NL:TACAKN:2024:42
PE-zaak. De klacht is gegrond, betrokkene krijgt de maatregel van doorhaling voor de duur van één jaar opgelegd. Betrokkene heeft niet voldaan aan het vereiste om een PE-portfolio op te stellen en heeft daarvoor ook geen goede reden aangedragen. Daarnaast is niet gebleken dat betrokkene in 2022 wel PE-activiteiten heeft verricht. Ook is in aanmerking genomen dat aan betrokkene verschillende maatregelen zijn opgelegd in verband met het niet voldoen aan zijn PE-verplichtingen. Hieruit ontstaat het beeld dat betrokkene zich niets gelegen laat liggen aan zijn PE-verplichtingen en de uitspraken van de Accountantskamer.
-
ECLI:NL:TACAKN:2024:23 Accountantskamer Zwolle 23/2659 Wtra PE
- Datum publicatie: 29-07-2024
- Datum uitspraak: 29-07-2024
- ECLI:NL:TACAKN:2024:23
PE-zaak. De klacht is gegrond, betrokkene krijgt de maatregel van waarschuwing opgelegd. Betrokkene heeft niet voldaan aan het vereiste om een PE-portfolio voor 2022 op te stellen en heeft daarvoor ook geen goede reden aangedragen. Aan de andere kant is meegewogen dat betrokkene onweersproken heeft gesteld dat hij in 2022 wel PE-activiteiten heeft verricht.
-
ECLI:NL:TACAKN:2024:55 Accountantskamer Zwolle 23/2508 Wtra PE
- Datum publicatie: 29-07-2024
- Datum uitspraak: 29-07-2024
- ECLI:NL:TACAKN:2024:55
PE-zaak. De klacht is gegrond, betrokkene krijgt de maatregel van berisping opgelegd. Betrokkene heeft niet voldaan aan het vereiste om een PE-portfolio voor 2022 op te stellen en heeft daarvoor ook geen goede reden aangedragen. Daarnaast is niet gebleken dat betrokkene in 2022 wel PE-activiteiten heeft verricht.
-
ECLI:NL:TACAKN:2024:36 Accountantskamer Zwolle 23/2501 Wtra PE
- Datum publicatie: 29-07-2024
- Datum uitspraak: 29-07-2024
- ECLI:NL:TACAKN:2024:36
PE-zaak. De klacht is gegrond, betrokkene krijgt de maatregel van waarschuwing opgelegd. Betrokkene heeft niet voldaan aan het vereiste om een PE-portfolio voor 2022 op te stellen en heeft daarvoor ook geen goede reden aangedragen. Aan de andere kant is meegewogen dat betrokkene onweersproken heeft gesteld dat hij in 2022 wel PE-activiteiten heeft verricht.
-
ECLI:NL:TACAKN:2024:49 Accountantskamer Zwolle 23/2583 Wtra PE
- Datum publicatie: 29-07-2024
- Datum uitspraak: 29-07-2024
- ECLI:NL:TACAKN:2024:49
PE-zaak. De klacht is gegrond, betrokkene krijgt de maatregel van berisping opgelegd. Betrokkene heeft niet voldaan aan het vereiste om een PE-portfolio voor 2022 op te stellen en heeft daarvoor ook geen goede reden aangedragen. Daarnaast is niet gebleken dat betrokkene in 2022 wel PE-activiteiten heeft verricht.
-
ECLI:NL:TACAKN:2024:30 Accountantskamer Zwolle 23/2509 Wtra PE
- Datum publicatie: 29-07-2024
- Datum uitspraak: 29-07-2024
- ECLI:NL:TACAKN:2024:30
PE-zaak. De klacht is gegrond, betrokkene krijgt de maatregel van waarschuwing opgelegd. Betrokkene heeft niet voldaan aan het vereiste om een PE-portfolio voor 2022 op te stellen en heeft daarvoor ook geen goede reden aangedragen. Aan de andere kant is meegewogen dat betrokkene onweersproken heeft gesteld dat hij in 2022 wel PE-activiteiten heeft verricht.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2024:108 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-200/DB/OB
- Datum publicatie: 26-07-2024
- Datum uitspraak: 22-07-2024
- ECLI:NL:TADRSHE:2024:108
Voorzittersbeslissing. Klacht over een advocaat in zijn hoedanigheid van door de Ondernemingskamer benoemde bestuurder. Niet gebleken dat verweerder met zijn handelen het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. Klacht deels niet-ontvankelijk, deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:131 Raad van Discipline Amsterdam 24-483/A/RO/W
- Datum publicatie: 26-07-2024
- Datum uitspraak: 22-07-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:131
Voorzittersbeslissing; wrakingsverzoek kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TACAKN:2024:20 Accountantskamer Zwolle 23/2372 Wtra AK
- Datum publicatie: 26-07-2024
- Datum uitspraak: 26-07-2024
- ECLI:NL:TACAKN:2024:20
Deels gegronde klacht over gedragingen van medewerker van betrokkene, waarvoor betrokkene o.g.v. art. 14 VGBA verantwoordelijk is. Betrokkene was op de hoogte van de e-mail van zijn kantoorgenoot, waarin een vervelende opmerking is aangehaald. Ook was betrokkene ermee bekend dat klagers daardoor gegriefd waren en excuses verlangden. In die situatie wordt van een accountant verwacht dat hij optreedt, maar betrokkene heeft nergens op gereageerd. Tevens is de klacht over uitblijvende factuurspecificaties gegrond. Van frauduleus handelen is onvoldoende gebleken. De Accountantskamer geeft betrokkene een waarschuwing.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:132 Raad van Discipline Amsterdam 24-435/A/A
- Datum publicatie: 26-07-2024
- Datum uitspraak: 22-07-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:132
Voorzittersbeslissing. Klacht over de dienstverlening door de (voormalig) eigen advocaat in alle klachtonderdelen kennelijk ongegrond. Dat verweerder niet zou hebben gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk handelend advocaat mocht worden verwacht, is de voorzitter niet gebleken.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:163 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6641
- Datum publicatie: 26-07-2024
- Datum uitspraak: 26-07-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:163
Deels gegronde klacht tegen een tandarts. Klaagster heeft de tandarts bezocht vanwege een (niet pijnlijk) plekje aan haar tandvlees. Zij verwijt de tandarts dat de behandeling te uitvoerig en deels onnodig was en dat de tandarts een onjuiste diagnose heeft gesteld. Het college is van oordeel dat met name het blootstellen van klaagster aan straling, zonder eerst te beoordelen of het maken van een foto gerechtvaardigd is en zonder te streven naar de laagst haalbare dosis straling, de tandarts kan worden aangerekend. Ook het niet goed bijhouden van het patiëntendossier en het te werk gaan zonder daaraan voorafgaand de patiënte te informeren en toestemming te vragen, zijn tuchtrechtelijk verwijtbaar. De tandarts heeft ter zitting erkend dat haar handelwijze omtrent het maken van een röntgenfoto niet juist was en heeft zich in zoverre toetsbaar opgesteld. Deels gegronde klacht, waarschuwing en publicatie in het algemeen belang.
-
ECLI:NL:TACAKN:2024:21 Accountantskamer Zwolle 24/210 Wtra AK
- Datum publicatie: 26-07-2024
- Datum uitspraak: 26-07-2024
- ECLI:NL:TACAKN:2024:21
Na het overlijden van vader is gebleken dat er een aanzienlijk bedrag aan erfbelasting is verschuldigd onder meer vanwege de wijze waarop de nalatenschap van moeder, die al eerder was overleden, is afgewikkeld. Betrokkene heeft klagers altijd voorgehouden dat de verwachte erfbelasting ieder jaar na haar overlijden zou afnemen, en inmiddels nagenoeg nihil zou zijn. Dat was dus fout. Volgens klagers had betrokkene vader bij leven moeten adviseren hoe hij ervoor kon zorgen dat klagers zo min mogelijk erfbelasting zouden hoeven te betalen. De klacht is ongegrond. Klagers hebben niet aannemelijk gemaakt dat betrokkene, toen vader nog leefde, tijdens een of meerdere gesprekken heeft geadviseerd over de verschuldigde erfbelasting na het overlijden van vader. Een samenstellend accountant heeft niet de taak om pro-actief te adviseren over manieren om erfbelasting te besparen.
-
ECLI:NL:TAHVD:2024:202 Hof van Discipline 's Gravenhage 230027, 230028, 230029, 230030, 230031, 230032 en 230033
- Datum publicatie: 26-07-2024
- Datum uitspraak: 26-07-2024
- ECLI:NL:TAHVD:2024:202
Eén beslissing in zeven klachtzaken van klaagster tegen verschillende verweerders. In de kern gaat het om het weigeren een (executoriaal) beslag op de woning van klaagster op te heffen en te veel betaalde zekerheidsstelling terug te geven. Bekrachtiging beslissing raad (grotendeels ongegrond en voor het overige niet-ontvankelijk). Hoger beroep bevat met name procedurele aspecten.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:164 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7223
- Datum publicatie: 26-07-2024
- Datum uitspraak: 26-07-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:164
Voorzittersbeslissing. Het verkeerd noteren van een jaartal in een brief aan de huisarts, namelijk 2018 in plaats van 2017, wordt gekwalificeerd als eenvoudige verschrijving. Het tuchtrecht is niet bedoeld om verschrijvingen in een medisch dossier aan de orde te stellen. Daarom is de voorzitter van oordeel dat de klacht kennelijk van onvoldoende gewicht is.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:165 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6532
- Datum publicatie: 26-07-2024
- Datum uitspraak: 26-07-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:165
Deels gegronde en deels verjaarde klacht tegen een tandarts. De klacht bestaat uit diverse onderdelen en betreft -samengevat- het verwijt dat de tandarts niet de juiste tandheelkundige zorg aan klaagster heeft verleend. In 2008 heeft de tandarts bij klaagster vijf implantaten in de bovenkaak geplaatst. In de periode daarop zijn kronen en meermaals tijdelijke en definitieve bruggen geplaatst. Het bleek een langdurig en zeer pijnlijk proces, waarin telkens sprake was van terugkerende ernstige pijnklachten. In de zoektocht naar de oorza(a)k(en) werden ook derden geconsulteerd zonder dat een duidelijke oorzaak is gevonden. In 2015 is één van de implantaten verwijderd, waardoor de spanning in de bovenkaak wat afnam. Uiteindelijk is klaagster (in december 2015) bij de tandarts weggegaan. Er ontbreekt op dit moment een groot deel van haar gebit; de situatie is (nog) niet hersteld. Het college is van oordeel dat bij klaagster sprake is geweest van een zeer complexe casus met persisterende en ernstige pijnklachten, waarbij steeds nieuwe beslissingen zijn genomen ten aanzien van de vervolgbehandelingen. De tandarts heeft nagelaten, althans dit blijkt nergens uit, zich ervan te vergewissen dat klaagster de verkregen informatie steeds heeft begrepen en dat zij uitdrukkelijke toestemming gaf voor de vervolgbehandelingen. Een en ander is ook niet goed bijgehouden in het medisch dossier. Dit wordt de tandarts aangerekend. Het college verklaart klaagster niet ontvankelijk in haar klachten die zien op het handelen van vóór 2 november 2013 en verklaart één klachtonderdeel gegrond en verklaart de klacht voor het overige ongegrond. Waarschuwing en publicatie in het algemeen belang.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2024:107 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-796/DB/LI
- Datum publicatie: 25-07-2024
- Datum uitspraak: 22-07-2024
- ECLI:NL:TADRSHE:2024:107
Verzet. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en voorts rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Verzet ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:144 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2258
- Datum publicatie: 25-07-2024
- Datum uitspraak: 24-07-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:144
Klaagster was onder behandeling bij de arts vanwege al langer bestaande pijnklachten in de onderrug die toenamen. Klaagster was tevens bekend met een paniekstoornis en stond ten tijde van de behandeling door de arts onder behandeling van een psycholoog in verband met PTSS-klachten. Klaagster verwijt de arts dat hij haar ten onrechte niet op de hoogte heeft gesteld van het advies van een door de arts geconsulteerde orthopedisch chirurg, zonder overleg een tweede discogram heeft afgezegd, zonder haar toestemming telefonisch overleg heeft gevoerd met haar echtgenoot en haar ten onrechte heeft doorverwezen naar een psychiater. Het RTG heeft het eerste klachtonderdeel ongegrond verklaard. Met betrekking tot het tweede klachtonderdeel heeft het RTG geoordeeld dat de arts weliswaar wat explicieter had kunnen zijn in zijn berichtgeving maar dit niet dusdanig verwijtbaar is dat dit tot gegrondverklaring van dit klachtonderdeel moet leiden. De arts erkent dat hij telefonisch overleg heeft gevoerd met de echtgenoot over de behandeling aan klaagster, zonder dat klaagster hiervoor toestemming had gegeven. Het RTG heeft dit klachtonderdeel gegrond verklaard. Met betrekking tot het vierde klachtonderdeel heeft het RTG geoordeeld dat de arts duidelijker met klaagster had kunnen communiceren, maar hij klaagster op goede gronden heeft verwezen. Ook dit klachtonderdeel is door het RTG ongegrond verklaard. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de arts de maatregel van waarschuwing opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het namens klaagster ingestelde beroep tegen de ongegrondverklaring van klachtonderdelen één, twee en vier.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:138 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2111
- Datum publicatie: 25-07-2024
- Datum uitspraak: 24-07-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:138
Klacht tegen een huisarts. Klager is in een periode van ongeveer twee jaar (2012-2014) blootgesteld geweest aan rioolgassen in zijn woning en wil daarvoor schadevergoeding. In opdracht van klagers rechtsbijstandsverzekeraar heeft de huisarts een advies uitgebracht over de relatie tussen deze blootstelling en de gestelde gezondheidsschade. De huisarts concludeert dat die relatie er niet is. Klager verwijt de huisarts dat hij op onjuiste gronden tot het advies is gekomen en dat de conclusie ervan onjuist is. Het Regionaal Tuchtcollege is van oordeel dat niet is voldaan aan de eerste en derde eis die aan een deugdelijk rapport moeten worden gesteld en verklaart het eerste klachtonderdeel gegrond. Het tweede klachtonderdeel acht het Regionaal Tuchtcollege ongegrond. Aan de huisarts is de maatregel van een waarschuwing opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van de huisarts tegen deze beslissing.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:139 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2251
- Datum publicatie: 25-07-2024
- Datum uitspraak: 24-07-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:139
Klacht tegen orthopedisch chirurg. Klager heeft sinds een scooterongeluk in 2000 invaliderende klachten aan zijn rechterknie. In september 2022 kwam klager voor het eerst bij de orthopedisch chirurg terecht. Klager wilde graag een kijkoperatie aan zijn knie omdat verschillende artsen in de jaren daarvoor geen oorzaak hadden kunnen vinden voor zijn klachten. De orthopedisch chirurg heeft klager onderzocht en geconcludeerd dat er op basis van de onderzoeken geen aanwijzingen waren voor aantoonbare afwijkingen in de knie, en dat er geen medische indicatie was om een kijkoperatie te verrichten. Klager verwijt de orthopedisch chirurg dat hij ten onrechte geen kijkoperatie wilde uitvoeren bij hem. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep tegen die beslissing.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:140 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2281
- Datum publicatie: 25-07-2024
- Datum uitspraak: 24-07-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:140
De orthopedisch chirurg heeft bij klaagster via een kijkoperatie de meniscus in de rechterknie verwijderd. Enige maanden daarna is bij klaagster trombose in deze knie vastgesteld. Volgens klaagster had de orthopedisch chirurg haar profylactische antistolling dienen voor schrijven omdat zij rookt en anticonceptie gebruikt. Verder verwijt klaagster de orthopedisch chirurg onder andere dat hij tijdens de nacontroles de trombose bij klaagster niet heeft gediagnostiseerd of vermoed. De orthopedisch chirurg heeft naar het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege met betrekking tot het niet voorschrijven van tromboseprofylaxe volgens de richtlijn gehandeld. De door klaagster genoemde omstandigheden waren geen reden om van die richtlijn af te wijken. Verder heeft het Regionaal Tuchtcollege geoordeeld dat niet kan worden vastgesteld dat de orthopedisch chirurg tijdens de nacontroles aanwijzingen voor trombose heeft gemist. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klaagster niet-ontvankelijk verklaard voor zover de klachtonderdelen zijn gericht op het handelen van verweerders collega en het ziekenhuis in het algemeen en de klacht voor het overige ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klaagster tegen die beslissing ingestelde beroep.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2024:104 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-017/DB/OB
- Datum publicatie: 25-07-2024
- Datum uitspraak: 22-07-2024
- ECLI:NL:TADRSHE:2024:104
Raadsbeslissing. Klacht over de eigen (voormalig) advocaat. Verweerder heeft naar het oordeel van de raad niet onzorgvuldig gehandeld door bij gelegenheid van het kennismakingsgesprek in februari 2022 niet aan klager mede te delen dat hij per 1 januari 2023 met pensioen zou gaan. Dat verweerder aanleiding had te veronderstellen dat hij klagers zaak niet zou kunnen afronden is de raad niet gebleken. Ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:141 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2329
- Datum publicatie: 25-07-2024
- Datum uitspraak: 24-07-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:141
Klaagster is een paar keer door de huisarts gezien in verband met microscopisch (onzichtbaar) bloedverlies in de urine. De huisarts heeft een gynaecologisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is door klaagster als zeer pijnlijk en grensoverschrijdend ervaren. Klaagster verwijt de huisarts verder dat hij onjuistheden in het medisch dossier heeft genoteerd en dat hij onvoldoende uitleg heeft gegeven over de noodzaak van de door hem uitgevoerde onderzoeken. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege waren alle door de huisarts bij klaagster uitgevoerde onderzoeken geïndiceerd. Het Centraal Tuchtcollege kan net als het Regionaal Tuchtcollege niet vaststellen dat de gebeurtenissen die klaagster schetst ook daadwerkelijk zo hebben plaatsgevonden. Volgens vaste rechtspraak kan het Centraal Tuchtcollege wanneer sprake is van uiteenlopende lezingen geen oordeel geven, omdat aan het woord van de een nu eenmaal niet meer waarde gehecht kan worden dan aan het woord van de ander. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klaagster ingestelde beroep tegen die beslissing.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2024:105 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-086/DB/LI
- Datum publicatie: 25-07-2024
- Datum uitspraak: 22-07-2024
- ECLI:NL:TADRSHE:2024:105
Verzet. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en voorts rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Verzet ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:142 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2231
- Datum publicatie: 25-07-2024
- Datum uitspraak: 24-07-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:142
Klager bezocht in september 2021 de huisarts in verband met pijnklachten aan zijn linkerhand. In eerste instantie dacht de huisarts aan een ontsteking en schreef hij pijnmedicatie/ontstekingsremmers voor. Enkele dagen later verwees de huisarts klager, in verband met verdenking panaritium, met spoed naar het ziekenhuis voor chirurgische beoordeling. Klager maakte daarna zelf een afspraak met een andere plastisch chirurg. Op verzoek van klager stelde de huisarts een verwijsbrief op naar deze plastisch chirurg. Na onderzoek in het ziekenhuis bleek dat er sprake was van een fractuur. Klager verwijt de huisarts dat hij niet de juiste medische zorg heeft verleend en klager niet tijdig heeft verwezen voor chirurgische hulp. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep tegen die beslissing.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2024:106 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-795/DB/LI
- Datum publicatie: 25-07-2024
- Datum uitspraak: 22-07-2024
- ECLI:NL:TADRSHE:2024:106
Verzet. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en voorts rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Verzet ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:143 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2299
- Datum publicatie: 25-07-2024
- Datum uitspraak: 24-07-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:143
Klacht tegen een GZ-psycholoog. Een journalist heeft een podcast gemaakt over klaagster. Zij heeft de GZ-psycholoog gevraagd om in de podcast gedragingen die aan klaagster worden toegeschreven, te duiden. Dit heeft de GZ-psycholoog gedaan, zonder dat hij klaagster ooit gezien of gesproken heeft. Klaagster verwijt de GZ-psycholoog zijn medewerking aan en uitlatingen tijdens de podcast. Het tuchtcollege verklaart de klacht gegrond en legt – mede vanwege het tuchtrechtelijk verleden van de GZ-psycholoog – een voorwaardelijke schorsing van drie maanden op. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door de GZ-psycholoog tegen deze beslissing ingestelde beroep.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2024:74 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/6281
- Datum publicatie: 24-07-2024
- Datum uitspraak: 24-07-2024
- ECLI:NL:TGZRSHE:2024:74
Psychiater wordt schending beroepsgeheim verweten door stukken uit het medisch dossier aan de klachtencommissie te verstrekken, die buiten de periode liggen waarvoor klager toestemming heeft gegeven. Klachtenprocedure. Toestemmingsverklaring. KNMG-richtlijn Omgaan met medisch gegevens. Door patiënt gestelde beperkingen aan het gebruik van dossiergegevens moeten gerespecteerd worden. Geen ruimte om deze gegevens op grond van noodzakelijkheid of proportionaliteit toch te gebruiken. Datum van zorgmachtiging valt buiten de door klager toegelaten periode, maar de geldigheid van de zorgmachtiging valt binnen de toegelaten periode. Gedeeltelijk gegrond. Geen maatregel.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2024:75 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023-5610
- Datum publicatie: 24-07-2024
- Datum uitspraak: 24-07-2024
- ECLI:NL:TGZRSHE:2024:75
Verwijt aan psychiater dat hij onjuiste informatie in het dossier van klaagster heeft opgenomen. Het college kan niet vaststellen dat de psychiater bij de behandeling van klaagster betrokken is geweest. Kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2024:76 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/6624
- Datum publicatie: 24-07-2024
- Datum uitspraak: 24-07-2024
- ECLI:NL:TGZRSHE:2024:76
Omdat de wapenvergunning en de jachtakte van klager waren ingetrokken, heeft hij een medisch adviesbureau opdracht gegeven onderzoek te verrichten met betrekking tot zijn psychische gesteldheid. De psychiater voerde namens dit bureau het onderzoek uit. Klager klaagt er onder meer over dat hij geen klachtenregeling van de psychiater heeft ontvangen en stelt diens bevoegdheid ter discussie. Het college oordeelt dat de zorgaanbieder een klachtenregeling dient te verstrekken en niet de psychiater. De registratie van de psychiater in het BIG-register maakt dat hij bevoegd is het door hem uitgevoerde onderzoek te verrichten. Er bestaat geen (juridische) basis voor het moeten verstrekken van andere gegevens dan die in het BIG-register staan opgenomen. Klacht kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2024:73 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/60443
- Datum publicatie: 24-07-2024
- Datum uitspraak: 24-07-2024
- ECLI:NL:TGZRSHE:2024:73
De psychiater heeft in opdracht van het CBR onderzoek gedaan naar de rijgeschiktheid van klager. Volgens klager heeft zij gelogen om te kunnen komen tot een stoornis in het drugsgebruik. Het college is van oordeel dat de psychiater geen verwijt treft. Klager heeft geen gebruik gemaakt van zijn blokkeringsrecht en heeft ook niet verzocht om correcties aan te brengen in de rapportage. Het college gaat er daarom vanuit dat het rapport weergeeft wat er is besproken. Omdat klager positief scoorde op twee criteria in de DSM-5 classificatie, heeft de psychiater een stoornis in het drugsgebruik kunnen vaststellen. Klacht ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2024:100 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-141/DB/OB
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 22-07-2024
- ECLI:NL:TADRSHE:2024:100
Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Klaagster verwijt verweerder dat hij bij e-mail van 25 mei 2023 aan klaagsters advocaat heeft medegedeeld: “Ik zie de reactie van uw cliënte met belangstelling tegemoet. Ik geef uw cliënte nog mee dat cliënte een no risk-polis heeft en het UWV/de media niet positief zal reageren op de handelwijze van uw cliënte ten aanzien van mijn cliënte.” Verweerder heeft zowel bij de deken als ter zitting van de raad het verweer gevoerd, dat hij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en dat zijn e-mailbericht van 25 mei 2023 geen dreigement inhoudt. De raad volgt verweerder hierin niet. Verweerders e-mail kan naar het oordeel van de raad niet anders worden gelezen dan als het dreigen met handelen dat het berokkenen van schade inhoudt. Aldus heeft verweerder de belangen van klaagster onevenredig geschaad. De klacht is derhalve gegrond. Gegrond. Berisping.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:123 Raad van Discipline Amsterdam 24-409/A/A
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 15-07-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:123
Voorzittersbeslissing; Kennelijk ongegronde klacht over de advocaat van de wederpartij in een mededingingszaak. Verweerster heeft zich niet onnodig grievend over klager uitgelaten door te stellen dat klager vertrouwelijke informatie aan derden zou kunnen doorspelen. De gewraakte bewoordingen waren binnen de context van procedure relevant en daarmee niet onnodig grievend.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:117 Raad van Discipline Amsterdam 24-124/A/A
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 08-07-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:117
Raadsbeslissing. Klacht over de dienstverlening door de eigen advocaat gegrond. Verweerder heeft met zijn handelen en nalaten niet voldaan aan de eisen van professionaliteit en zorg die van hem als advocaat verwacht mogen worden. Verweerder heeft niet gereageerd op hulpverzoeken van klager en hem gedurende een periode van acht maanden niet geïnformeerd over de voortgang in zijn zaak. De raad rekent het verweerder aan dat hij geen enkel inzicht heeft getoond in zijn verwijtbaar handelen. Een adequate toelichting van zijn kant is ter zitting uitgebleven. Gelet op alle feiten en omstandigheden acht de raad van oordeel dat de oplegging van de maatregel van een berisping passend.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2024:101 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-173/DB/ZWB
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 22-07-2024
- ECLI:NL:TADRSHE:2024:101
Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in een familiezaak. Vast staat dat verweerster zowel in het verzoekschrift voorlopige voorzieningen als in het verweerschrift, tevens houdende zelfstandige verzoeken, zonder klagers toestemming en in strijd met het in de mediationovereenkomst opgenomen geheimhoudingsbeding, uit het mediontraject afkomstige informatie heeft opgenomen. Na door klagers advocaat op het tuchtrechtelijk verwijtbare karakter van haar handelen te zijn gewezen, heeft verweerster het standpunt ingenomen dat haar geen blaam trof en geweigerd om het processtuk aan te passen. Eerst nadat klager bij de deken had gerepliceerd is verweerster tot aanpassing overgegaan. Verweerster heeft hierdoor gehandeld in strijd met wat een behoorlijk advocaat betaamt en dit is tuchtrechtelijk verwijtbaar. In zoverre (k.o. 1) gegrond. Naar het oordeel van de raad is niet gebleken dat verweerster feiten heeft geponeerd waarvan zij de onjuistheid kende of behoorde te kennen. In zoverre (k.o. 2) ongegrond. Verweerster heeft zich in processtukken onnodig grievend over klager uitgelaten. Verweerster heeft twee processtukken aangevangen met de opmerking dat het huwelijk onder druk kwam te staan door klagers agressieve, dwingende en narcistische gedrag. Vervolgens heeft verweerster in bijna zeven pagina’s uitvoerig de relatie en het seksleven beschreven. De inhoud van de processtukken is daarmee in ernstige mate grievend voor klager, terwijl verweerster niet, ook niet desgevraagd ter zitting, heeft kunnen onderbouwen waarom het in het kader van de behartiging van de belangen van haar cliënte nodig was om deze grievende uitlatingen te doen. Met de voor klager kwetsende inhoud van de processtukken was naar het oordeel van de raad geen redelijk doel gediend. Verweerster heeft aldus haar taak, om te waken voor onnodige polarisatie, verzaakt. Verweerster heeft ter zitting van de raad verklaard dat het verzoekschrift is opgesteld door een juridisch medewerker van haar kantoor en dat zij de inhoud van het verzoekschrift onvoldoende heeft gescreend. De raad overweegt dat verweerster de volledige verantwoordelijkheid draagt voor de processtukken die op haar naam worden ingediend. Voor de inhoud van het verzoekschrift moet verweerster derhalve ook in tuchtrechtelijke zin volledig verantwoordelijk worden gehouden. De raad constateert voorts dat verweerster, na door klagers advocaat op de onnodig grievende inhoud van het verzoekschrift te zijn gewezen, geen enkele reflectie heeft getoond, heeft geweigerd tot aanpassing over te gaan en zelfs een verweerschrift met gelijkluidende inhoud heeft ingediend. Verweerster heeft bij brief aan de raad van 21 maart 2024 gesteld de onnodige grievende passages inmiddels te hebben verwijderd en op 2 februari 2024 een aangepast verweerschrift te hebben ingediend, maar dit blijkt geenszins uit het bij verweersters brief gevoegde verweerschrift d.d. 2 februari 2024: ook in het volgens verweerster aangepaste verweerschrift wordt uitvoerig de relatie en het seksleven beschreven. De raad concludeert hieruit dat enige zelfreflectie en de benodigde zorgvuldigheid bij verweerster ver te zoeken zijn. De raad rekent dit verweerster zwaar aan. Klachtonderdeel 3 is kortom gegrond. Op grond van de ernst en het repeterende karakter van het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen acht de raad oplegging van een voorwaardelijke schorsing voor de duur van vier weken passend en geboden.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:130 Raad van Discipline Amsterdam 24-075/A/A
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 15-07-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:130
Verzet. De raad verklaart het verzet ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRARL:2024:175 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-740/AL/MN
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 22-07-2024
- ECLI:NL:TADRARL:2024:175
verzetschrift is buiten de wettelijke termijn van 30 dagen door klager ingediend. De raad oordeelt het verzet niet-ontvankelijk nu van een verschoonbare termijnoverschrijding niet is gebleken.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2024:97 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-894/DB/OB
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 22-07-2024
- ECLI:NL:TADRSHE:2024:97
Verzetbeslissing. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en voorts rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Verzet ongegrond
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:124 Raad van Discipline Amsterdam 24-410/A/A
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 15-07-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:124
Voorzittersbeslissing; Kennelijk ongegronde klacht over de advocaat van de wederpartij. Klager verwijt verweerder discriminerende opmerkingen naar hem te hebben gemaakt. Klager heeft tegenover de uitdrukkelijke betwisting van de verweten gedragingen door verweerder zijn klacht onvoldoende onderbouwd. Weliswaar heeft klager twee getuigenverklaringen van vrienden overgelegd die zijn verhaal bevestigen, maar de voorzitter acht deze verklaringen van onvoldoende gewicht om de klacht - waartegen ook nog eens verweer is gevoerd - op basis van uitsluitend die verklaringen gegrond te verklaren. In de overgelegde stukken zijn verder geen aanknopingspunten voor de juistheid van klagers verwijten.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:118 Raad van Discipline Amsterdam 23-825/A/A
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 08-07-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:118
Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in alle klachtonderdelen ongegrond. Verweerster heeft gehandeld binnen de aan haar als advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid. Zij heeft met het inbrengen van de documenten in de procedure de belangen van klaagster niet onevenredig geschaad. Het is de raad daarnaast niet gebleken dat verweerster wist, of had moeten weten, dat haar mededeling dat klaagster het medisch dossier van de kinderen weigerde te verstrekken, onjuist zou zijn.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2024:102 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-322/DB/ZWB
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 22-07-2024
- ECLI:NL:TADRSHE:2024:102
Raadsbeslissing. Klacht over vermeend grensoverschrijdend gedrag mist feitelijke grondslag. Ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRARL:2024:176 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-061/AL/MN
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 22-07-2024
- ECLI:NL:TADRARL:2024:176
Klager verwijt verweerder dat hij onnodig en/of onevenredig zijn belangen heeft geschaad door een massaclaim tot verdeling van zijn aandeel in een perceel grond te starten. Verweerder is pas later bij de toen al lopende kort geding betrokken geraakt en heeft bovendien een grote mate van vrijheid om procedures te voeren. Die procedure in 1e aanleg wordt door de raad niet als onnodig of kansloos procederen gezien. Dat is anders ten aanzien van de daarna door verweerder gestarte hogerberoepprocedure. Gelet op de inhoud van het kortgedingvonnis had verweerder moeten weten dat die procedure kansloos was, zoals later ook door het gerechtshof bevestigd. Ook met betrekking tot het doen van een faillissementsaanvraag van klager heeft verweerder de grenzen van het betamelijke overtreden. De raad concludeert uit de stukken en de verklaring van verweerder dat de faillissementsaanvraag een pressiemiddel was, zonder dat sprake was van een situatie van “opgehouden te betalen”, waarmee verweerder heeft geprobeerd klager te bewegen om alsnog (tegen zijn zin) zijn aandelen te verkopen. Dit handelen acht de raad ontoelaatbaar en tuchtrechtelijk verwijtbaar. In zoverre gegrond. Berisping.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2024:98 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-138/DB/OB
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 22-07-2024
- ECLI:NL:TADRSHE:2024:98
Raadsbeslissing. De klacht over schending van gedragsregel 15 is ongegrond. Beide partijen, klager en de heer Van O, hadden tegen het optreden van verweerster voor zowel klager als de heer Van O kortom geen bezwaar. Mede gelet op het feit dat klager desgevraagd ter zitting van de raad heeft verklaard dat hij met verweerster geen vertrouwelijke informatie heeft uitgewisseld is de raad van oordeel dat van handelen in strijd met gedragsregel 15 geen sprake is. De klacht over schending van gedragsregel 25 is wel gegrond. Vast staat dat verweerster klager bij e-mail van 23 december 2022 heeft gevraagd of hij bereid was om de appelprocedure in te trekken. Naar verweerster wist, werd klager in die procedure bijgestaan door een advocaat, mr. O. Door klager hierover rechtstreeks en zonder tussenkomst van mr. O aan te schrijven, heeft verweerster gehandeld in strijd met gedragsregel 25. De klacht over het niet uitvoeren van de opdracht is ook gegrond. Door eerst één dag voor de roldatum aan klager kenbaar te maken dat verweerster niet (verder) voor klager zou optreden heeft zij naar het oordeel van de raad onzorgvuldig jegens klager en in strijd met het bepaalde in gedragsregel 14 lid 3 gehandeld. Dat er (nog) geen sprake was van een door klager ondertekende opdrachtbevestiging doet aan het voorgaande niet af. Verweerster kan zich evenmin met een beroep op de van haar cliënt, de heer Van O, verkregen opdracht, om (toch) niet ook voor klager op te treden, aan haar eigen verantwoordelijkheid, om haar eerdere toezegging aan klager gestand te doen, onttrekken. Voor het overige is de klacht ongegrond. Ter zake de gegrond bevonden klachtonderdelen legt de raad een waarschuwing op.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:125 Raad van Discipline Amsterdam 24-418/A/A
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 15-07-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:125
Voorzittersbeslissing; Kennelijk ongegronde klacht over de advocaat van de wederpartij in een familierechtzaak.
-
ECLI:NL:TGDKG:2024:72 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/726768 / DW RK 22/462 LV/WdJ
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 22-07-2024
- ECLI:NL:TGDKG:2024:72
Klacht ongegrond. De gerechtsdeurwaarder heeft niet tuchtrechtelijk laakbaar door de titel te executeren. Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder tegen het UWV heeft gelogen over de beslagvrije voet. De gerechtsdeurwaarder correspondeert voldoende professioneel met (de advocaat van) klaagster. De hoogte van de beslagvrije voet is geen kwestie die ter beoordeling staat van de kamer.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:119 Raad van Discipline Amsterdam 24-181/A/A/D
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 08-07-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:119
Dekenbezwaar; Uit onderzoek is gebleken dat het kantoor van verweerder en verweerder zelf (in 2020) een aantal contante betalingen heeft ontvangen van klanten waarvan twee betalingen het bedrag van € 5.000,- overstegen. Het dekenbezwaar houdt in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door deze contante betalingen aan te nemen zonder dat sprake was van feiten en omstandigheden die het aannemen ervan rechtvaardigden (artikel 6.27 lid 2 Voda) en zonder overleg te plegen met de deken voorafgaand aan het aanvaarden van betalingen van € 5000, - of meer (artikel 6.27 lid 3 Voda). De raad heeft gelet op het bepaalde in 6.27 Voda een aantal uitgangspunten geformuleerd. Ten eerste: voor de interpretatie dat de overlegplicht pas zou gelden bij het ontvangen van een bedrag van meer dan € 5.000,- is geen ruimte. Uit de formulering van de bepaling blijkt zonder meer dat het gaat om bedragen vanaf ‘€ 5000,- of meer’. Eventuele twijfel hierover heeft de Raad van Discipline ’s-Hertogenbosch bovendien reeds bij beslissing van 20 november 2017 (ECLI:NL:TADRSHE:2017:196) weggenomen. Ten tweede: artikel 6.27 lid 2 Voda biedt aan de advocaat een zekere mate van vrijheid om te beoordelen of er feiten of omstandigheden zijn die het aanvaarden van contante betalingen rechtvaardigen. Vanwege die vrijheid is het van belang dat een advocaat zorgdraagt voor een goede vastlegging van (de resultaten van) zijn onderzoek naar die feiten en omstandigheden. Uit die vastlegging moet blijken dat een advocaat zelf onderzoek heeft gedaan naar de (on)mogelijkheid van zijn cliënt om hem giraal te betalen en dat de advocaat niet enkel is afgegaan op de mededeling van zijn cliënt dat giraal betalen niet mogelijk is. Bij twijfel of de feiten en omstandigheden een contante betaling rechtvaardigen, verdient het ook bij contante betalingen van minder dan € 5.000,- aanbeveling dat de advocaat vooraf overleg voert met de deken. Ten derde: voor de inhoudelijke invulling van de norm of feiten en omstandigheden het aanvaarden van een contante betaling rechtvaardigen, geldt dat sprake moet zijn van een feitelijke belemmering om de betaling giraal te doen. De angst van een cliënt om sporen achter te laten door een girale betaling kan bijvoorbeeld niet gelden als een legitieme reden. Gelet op deze uitgangspunten is het dekenbezwaar (gedeeltelijk) gegrond verklaard. De raad heeft echter afgezien van oplegging van een maatregel. Verweerders handelen in strijd met de bepalingen van de Voda heeft plaatsgevonden in een periode waarin binnen de strafrechtadvocatuur nog veel onduidelijkheid bestond over de betekenis van artikel 6.27 Voda en de feiten en omstandigheden die het aanvaarden van een contante betaling door een cliënt zouden kunnen rechtvaardigen. Onder de strafrechtadvocaten heerste destijds nog een cultuur waarbij contante betalingen van bedragen van € 5.000,- of minder onvoorwaardelijk werden geaccepteerd. Verder geldt dat verweerder uitdrukkelijk kenbaar heeft gemaakt dat hij inmiddels geen contante betalingen meer accepteert. Bovendien heeft de deken verklaard dat geen twijfel bestaat over de (financiële) integriteit van verweerder. Tot slot is het tijdsverloop vanaf de start van het onderzoek van de deken naar de contante betalingen aan het kantoor van verweerder (medio 2021) tot de daadwerkelijke indiening van het dekenbezwaar (begin 2024) erg lang geweest en daarmee zeer belastend voor verweerder.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2024:103 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-220/DB/OB
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 22-07-2024
- ECLI:NL:TADRSHE:2024:103
Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Verweerder heeft in strijd gehandeld met gedragsregel 25 door klaagster zowel telefonisch als schriftelijk rechtstreeks te benaderen terwijl hij wist dat zij werd bijgestaan door een advocaat. Waarschuwing.
-
ECLI:NL:TADRARL:2024:177 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-157/AL/MN
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 22-07-2024
- ECLI:NL:TADRARL:2024:177
Klager verwijt verweerder dat hij 2 essentiële brieven van de gemeente aan hem niet in de procedure heeft gebracht waardoor hij die zaak heeft verloren. Een brief is door de wederpartij in het geding gebracht, zodat de rechter daarmee bekend was. Alhoewel verweerder er beter aan had gedaan om de strategisch gemaakte proceskeuze om de twee voor klager nadelige brieven niet in het geding te brengen schriftelijk aan klager te bevestigen, kan de raad niet vaststellen of bedoelde brieven essentiële bewijsstukken voor klager in de kortgedingprocedure waren. Of dat zo is, is een oordeel dat is voorbehouden aan de civiele rechter. Uit het overgelegde vonnis in kort geding is de raad niet gebleken dat de vordering van klager is afgewezen door het niet overleggen van de tweede brief. Daaruit volgt dat de kern van de afwijzende beslissing is dat klager tijdens de eerdere procedure en daarna zelf heeft doorgebouwd in strijd met de hem verleende omgevingsvergunning. Ongegrond.