ECLI:NL:TGDKG:2024:97 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/735181 / DW RK 23/207 LvB/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2024:97
Datum uitspraak: 03-09-2024
Datum publicatie: 25-09-2024
Zaaknummer(s): C/13/735181 / DW RK 23/207 LvB/WdJ
Onderwerp:
  • Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
  • Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht ongegrond. De kantonrechter heeft de juistheid van de vordering beoordeeld. Het is niet aan de gerechtsdeurwaarder om een vonnis waarvan nakoming wordt bevolen inhoudelijk te beoordelen. Niet gebleken dan wel aannemelijk gemaakt is dat de gerechtsdeurwaarder zich bij het betekenen van het vonnis grensoverschrijdend heeft gedragen. Het is niet tuchtrechtelijk laakbaar dat er geen datum van het voorgenomen beslag in de brieven is genoemd, nu klaagster in de brieven eerst nog in de gelegenheid is gesteld het voorgenomen beslag met betaling te voorkomen. De gerechtsdeurwaarder heeft in dit geval niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door niet aan het WOO-verzoek van de gemachtigde van klaagster te voldoen. De gerechtsdeurwaarder heeft steeds (correct) op e-mailberichten gereageerd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 3 september 2024 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/735181 / DW RK 23/207 LvB/WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klaagster,

gemachtigde: [ ],

tegen:

[ ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde.

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 16 juni 2023, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 16 augustus 2023, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 3 juli 2024 alwaar klaagster met haar gemachtigde en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 3 september 2024.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

- Bij verstekvonnis van de kantonrechter te Utrecht van 31 augustus 2022 is klaagster veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag aan [ ].

- Bij exploot van 20 september 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder het vonnis van 31 augustus 2022 aan klaagster betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

- Bij brief van 22 september 2022 is klaagster verzocht de openstaande vordering te voldoen teneinde executiemaatregelen te voorkomen.

- Bij brief van 11 oktober 2022 is beslag roerende zaken aangekondigd.

- Bij e-mail van 17 oktober 2022 heeft de mediator van klaagster

([ ]) verzocht om de incassoprocedure één maand stop te zetten, teneinde te onderzoeken of een minnelijke oplossing mogelijk is.

- Hierop is de vordering aangehouden tot 15 november 2022.

- Bij e-mail van 21 november 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder aan de mediator van klaagster verzocht of hij al een betalingsvoorstel kan doen.

- Hierop heeft de mediator van klaagster bij e-mail van 24 november 2022 aangegeven meer tijd nodig te hebben en heeft hij de gerechtsdeurwaarder verzocht nog even te wachten.

- Bij brief van 3 januari 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster gesommeerd tot betaling van de vordering over te gaan.

- Bij brief van 21 maart 2023 is beslag roerende zaken aangekondigd.

- Bij e-mail van 27 maart 2023 heeft de mediator van klaagster gereageerd op de brief van de gerechtsdeurwaarder van 21 maart 2023 en tevens zijn ongenoegen geuit over het gedrag van de gerechtsdeurwaarder tijdens het betekenen van het vonnis van 31 augustus 2022.

- Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 30 maart 2023 gereageerd.

- Bij e-mail van 30 maart 2023 heeft de mediator van klaagster verzocht om nadere stukken en alle telefoon- en gespreknotities en overige communicatie.

- Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 3 april 2023 gereageerd.

3. De klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat:

a: de gerechtsdeurwaarder de rechtbank heeft misleid over de hoogte van de vordering. Nu er een definitief verstekvonnis op basis van foute informatie is gegeven, ligt het op de weg van de gerechtsdeurwaarder om, eventueel in overleg met de opdrachtgever, tot een correcte vaststelling van de vordering te komen;

b: de gerechtsdeurwaarder zich tijdens het betekenen van het vonnis ongepast, onfatsoenlijk en uiterst onprofessioneel heeft gedragen;

c: de gerechtsdeurwaarder heeft gedreigd met beslaglegging zonder daarbij een datum te noemen. Ook is de aankondiging van het beslag niet aan de gemachtigde van klaagster kenbaar gemaakt;

d: de gerechtsdeurwaarder het WOO-verzoek van klaagster weigert;

e: het beslag op de roerende zaken van klaagster en eventuele openbare verkoop ervan een extreem zware impact heeft op de medebewoners op het adres van klaagster. Dit staat niet in verhouding met het beoogde doel. Tevens zullen de kosten hoger zijn dan de opbrengst;

f: de gerechtsdeurwaarder de positie en opstelling van de mediator/gemachtigde van klaagster ter discussie heeft gesteld in de e-mail van 30 maart 2023;

g: de gerechtsdeurwaarder niet inhoudelijk reageert op e-mailberichten.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts deur waar ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar ders wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts deur waar der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de kamer dat uit de overgelegde producties blijkt dat klaagster in de minnelijke fase meermalen is verzocht om tot betaling van de betalingsachterstanden over te gaan. De kantonrechter heeft de juistheid van de vordering bij vonnis van 31 augustus 2022 beoordeeld. Klaagster heeft pas in haar klacht bij de kamer, zonder nadere onderbouwing, bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de vordering. Bovendien is het niet aan de gerechtsdeurwaarder om een vonnis waarvan nakoming wordt bevolen inhoudelijk te beoordelen. Een tuchtrechtelijk verwijt kan de gerechtsdeurwaarder op dit klachtonderdeel niet gemaakt worden.

5.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b ontkent de gerechtsdeurwaarder in het verweerschrift uitdrukkelijk dat hij zich tijdens het betekenen van het vonnis grensoverschrijdend heeft gedragen. De kamer ziet geen reden om aan de standpunten van de gerechtsdeurwaarder in het verweerschrift en ter zitting te twijfelen. De door klaagster ter zitting overgelegde verklaringen maken het niet anders, te meer omdat die verklaringen onduidelijkheden oproepen of deze verklaringen betrekking hebben op (de persoon van) de gerechtsdeurwaarder. Dit klachtonderdeel wordt als ongegrond afgewezen.

5.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de kamer dat de door de gerechtsdeurwaarder verzonden brieven met een gestelde betaaltermijn en beslagaankondiging dreigend kunnen overkomen, maar dat dit niet te voorkomen is. Dit soort brieven strekt tot doel dat, als een reactie uitblijft, op enig moment de tenuitvoerlegging van het vonnis kan worden voortgezet en de voorgestelde maatregelen rechtsgeldig kunnen worden genomen. Het is niet tuchtrechtelijk laakbaar dat er geen datum van het voorgenomen beslag in de brieven is genoemd, nu klaagster in de brieven eerst nog in de gelegenheid is gesteld het voorgenomen beslag met betaling te voorkomen. Verder valt niet in te zien waarom de aankondiging van het beslag niet alleen aan klaagster had mogen worden gedaan. Er is geen sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen op dit klachtonderdeel.

5.5 Ten aanzien van klachtonderdeel d overweegt de kamer dat de Wet Open Overheid in dit geval slechts van toepassing is op documenten die samenhangen met de ambtsuitoefening van de gerechtsdeurwaarder, van ambtshandelingen als bedoeld in artikel 2, lid 2, van de Gerechtsdeurwaarderswet en op documenten die zien op daarmee samenhangende werkzaamheden als bedoeld in artikel 2, lid 3, van de Gerechtsdeurwaarderswet. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door niet aan het WOO-verzoek van de gemachtigde van klaagster te voldoen.

5.6 Ten aanzien van klachtonderdeel e overweegt de kamer dat de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder als schuldeiser op grond van artikel 3:276 van het Burgerlijk Wetboek bevoegd is om verhaal te zoeken op alle goederen van de schuldenaar, dus ook op roerende zaken. Dat volgens klaagster de te verwachten opbrengst uit (eventuele) executoriale verkoop van de roerende zaken onvoldoende zou zijn in verhouding tot de vordering, brengt niet zonder meer mee dat het leggen van beslag niet gerechtvaardigd zou zijn. Dat neemt echter niet weg dat onder omstandigheden sprake kan zijn van misbruik van executiebevoegdheid bij een openbare verkoop van de inbeslaggenomen roerende zaken. Het is echter aan degene, die zich daarop beroept, om dat voldoende aannemelijk te maken. In dit geval is nog geen sprake van beslag dan wel een executieverkoop zodat de klacht een situatie schetst die zich niet heeft voorgedaan. Hoewel de kamer begrijpt dat een eventueel beslag op roerende zaken veel impact kan hebben op zowel klaagster als haar medebewoners, is dit voor een gerechtsdeurwaarder, gelet op de bevoegdheden van een schuldeiser als hiervoor beschreven, geen reden om van beslaglegging af te zien.

5.7 Ten aanzien van klachtonderdeel f overweegt de kamer dat deze enkele niet nader door klaagster onderbouwde stelling onvoldoende is om tuchtrechtelijk laakbaar handelen vast te stellen. Voor zover klaagster doelt op de zin van de gerechtsdeurwaarder in de e-mail van 30 maart 2023 “Uw verder opgeroepen tegenstelling van een arme jonge gekleurde vrouw en een oudere blanke man vind ik ronduit stuitend en niet passen bij iemand die zich presenteert als professionele mediator.”, overweegt de kamer dat dit slechts een reactie is op de beschuldigingen van de mediator van klaagster richting de gerechtsdeurwaarder, hetgeen niet als tuchtrechtelijk laakbaar kan worden aangemerkt.

5.8 Ten aanzien van klachtonderdeel g overweegt de kamer dat uit de overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarder steeds op alle berichten van de mediator van klaagster heeft gereageerd. Dat hierbij niet altijd het door hem gewenste antwoord is gekomen, maakt niet dat sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen.

5.9 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. C.W.D. Bom en mr. A.W. Veth, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 september 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.