ECLI:NL:TGDKG:2024:91 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/747174 / DW RK 24/93 LV/SM
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2024:91 |
---|---|
Datum uitspraak: | 02-09-2024 |
Datum publicatie: | 16-09-2024 |
Zaaknummer(s): | C/13/747174 / DW RK 24/93 LV/SM |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Beslissing op verzet. Klager beklaagt zich er samengevat over dat beslag op zijn auto en de in rekening gebrachte kosten onterecht zijn. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet tegen die beslissing ongegrond. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 2 september 2024 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 20 februari 2024 met zaaknummer C/13/740645 / DW RK 23/370 LvB/WdJ en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/747174 / DW RK 24/93 LV/SM ingesteld door:
[ ] h.o.d.n. [ ],
wonende en gevestigd te [ ],
klager,
tegen:
1. [ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
2. [ ],
toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagden.
1. Ontstaan en verloop van de procedure
Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 13 oktober 2023, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift, ingekomen op 15 november 2023, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. Bij beslissing 20 februari 2024 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Aan klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 22 februari 2024. Bij brief, per mail ingekomen op 28 februari 2024, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Bij brief, ingekomen op 10 juni 2024, hebben de gerechtsdeurwaarders nadere stukken toegestuurd en bij brief, ingekomen op 24 juni 2024, heeft klager een nadere toelichting met stukken toegestuurd. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 8 juli 2024 alwaar klager en gerechtsdeurwaarder sub 1 zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 2 september 2024.
2. De ontvankelijkheid van het verzet
Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.
3. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
- Bij een in executoriale vorm opgemaakt proces-verbaal van de schikking op de mondelinge behandeling bij de kantonrechter te Groningen op 30 juni 2023 tussen klager en de opdrachtgeefster van de gerechtsdeurwaarder heeft klager zich verbonden tot het betalen van een bedrag van € 4.500,- aan opdrachtgeefster. Klager diende het genoemde bedrag uiterlijk op 1 augustus 2023 te hebben betaald.
- Op 5 oktober 2023 heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 uit kracht van genoemde executoriale titel beslag op een auto van klager gelegd.
4. De oorspronkelijke klacht
Klager beklaagt zich er samengevat over dat beslag op zijn auto en de in rekening gebrachte kosten onterecht zijn, nu de opdrachtgeefster zich niet aan de inhoud van het proces-verbaal van schikking houdt.
5. De beslissing van de voorzitter
5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:
4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt.
4.2 De klacht is gericht tegen twee met naam genoemde gerechtsdeurwaarders. Op grond van het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696) dienen klachten die zijn gericht tegen met naam genoemde gerechtsdeurwaarders te worden afgehandeld als zijnde tegen hen gericht. Ook wordt door klager de naam van [ ] genoemd, maar zij is blijkens het register van gerechtsdeurwaarders geen (toegevoegd) gerechtsdeurwaarder. De in aanhef genoemde gerechtsdeurwaarders worden daarom als beklaagden aangemerkt. Het verweerschrift zal worden beschouwd als zijnde afkomstig van beide genoemde gerechtsdeurwaarders. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet oplevert.
4.3 De voorzitter overweegt dat in het proces-verbaal van 30 juni 2023 onder punten 1 en 2 is opgenomen dat klager uiterlijk op 1 augustus 2023 een bedrag van € 4.500,- aan schadevergoeding dient te betalen. Onder punt 3 in het proces-verbaal is opgenomen dat partijen elkaar over en weer finale kwijting verlenen van al hetgeen zij in het kader van deze procedure hebben gevorderd, na uitvoering van (tijdige) betaling door klager. Niet in geschil is dat klager niet heeft voldaan aan punten 1 en 2 van het proces-verbaal van 30 juni 2023. De gerechtsdeurwaarders hebben gelet op hun ministerieplicht dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door de titel te executeren. Indien klager het met de tenuitvoerlegging van de titel niet eens is dient hij een executiegeschil aan te spannen tegen de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder, hetgeen hij ook heeft gedaan. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geëigende weg.
5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.
6. De gronden van het verzet
In verzet heeft klager – samengevat – opnieuw aangevoerd dat het beslag op zijn auto en de in rekening gebrachte kosten onterecht zijn. De gerechtsdeurwaarder had de opdracht niet mogen uitvoeren, aangezien het executiegeschil (nog) liep en de gerechtsdeurwaarder had het beslag direct moeten opheffen toen klager na het vonnis in kort geding (5 december 2023) de hoofdsom had voldaan.
7. De beoordeling van de gronden van het verzet
7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet tegen die beslissing dient ongegrond te worden verklaard. Dat de gerechtsdeurwaarder het beslag niet direct heeft opgeheven nadat klager de hoofdsom had betaald, maakt geen deel uit van de klacht waarop door de voorzitter is beslist en komt daarom niet in aanmerking voor beoordeling in deze verzetprocedure. Overigens is het niet opheffen van het beslag door de gerechtsdeurwaarder niet klachtwaardig omdat klager met het betalen van de hoofdsom niet de gehele vordering had betaald.
7.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.
BESLISSING:
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, mr. W.M. de Vries
en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
2 september 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.