ECLI:NL:TGDKG:2024:98 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/734978 / DW RK 23/201 LvB/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2024:98
Datum uitspraak: 03-09-2024
Datum publicatie: 25-09-2024
Zaaknummer(s): C/13/734978 / DW RK 23/201 LvB/WdJ
Onderwerp:
  • Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
  • Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Loonbeslag niet overbetekend. Niet met klager in overleg getreden voordat opnieuw beslag is gelegd. Bij het betekenen van het arrest is geen rekening gehouden met de door klager overgelegde (betaal)bewijzen en verklaringen. Klacht gegrond, maatregel van berisping opgelegd en veroordeling in de proceskosten.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 3 september 2024 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/734978 / DW RK 23/201 LvB/WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

gemachtigde: [ ],

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: [ ].

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 12 juni 2023, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 14 september 2023, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Klager heeft zijn klacht aangevuld bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 21 juni 2024. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van

3 juli 2024 alwaar klager met zijn gemachtigde en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 3 september 2024.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

- Bij arrest van het gerechtshof te Den Haag van 15 februari 2022 is klager veroordeeld tot het betalen van proceskosten.

- Bij exploot van 15 maart 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder het arrest van

15 februari 2022 aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

- Op 31 maart 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager executoriaal derdenbeslag gelegd onder de werkgever van klager, [ ].

- Bij e-mail van 4 april 2022 heeft klager betaalbewijzen aan de gerechtsdeurwaarder verzonden.

- Bij e-mails van 8 en 13 april 2022 heeft klager de gerechtsdeurwaarder verzocht af te zien van beslaglegging op zijn loon.

- Bij arrest van het gerechtshof te Den Haag van 4 mei 2022 is een beslissing genomen over de alimentatieverplichting van klager.

- Bij e-mail van 7 mei 2022 heeft klager een klacht bij het gerechtsdeurwaarderskantoor ingediend.

- Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 1 juni 2022 inhoudelijk gereageerd.

- Bij e-mail van 26 juli 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder klager medegedeeld dat het beslag op het inkomen van klager is opgeheven en de ontvangen gelden aan klager zullen worden teruggestort, omdat verzuimd is het gelegde beslag aan klager over te betekenen. Tevens is aangegeven dat het beslag opnieuw zal worden gelegd en aan klager zal worden overbetekend.

- Op 1 september 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder uit krachte van het arrest van 15 februari 2022 opnieuw executoriaal derdenbeslag gelegd onder [ ].

- Bij exploot van 13 september 2022 is het arrest van 4 mei 2022 aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

- Op 27 september 2022 is uit krachte van het arrest van 4 mei 2022 executoriaal derdenbeslag gelegd onder [ ].

- Bij e-mail van 25 januari 2023 heeft de gemachtigde van klager bezwaar gemaakt tegen de gelegde loonbeslagen.

3. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a: pas bijna vier maanden na het gelegde loonbeslag van 31 maart 2022, te weten op 26 juli 2022, heeft erkend dat er een fout is gemaakt;

b: betalingen van klager heeft genegeerd en vervolgens opnieuw beslag heeft gelegd op 1 september 2022;

c: op 27 september 2022 beslag uit krachte van het arrest van 4 mei 2022 heeft gelegd, zonder duidelijkheid te verschaffen over de werkzaamheden in beide dossiers;

d: het bericht van het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) met betrekking tot verrekening heeft genegeerd;

e: het arrest van 4 mei 2022 voor wat betreft de te betalen alimentatiebedragen en de ingangsdatum van de alimentatieplicht verkeerd heeft uitgelegd.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts deur waar ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar ders wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts deur waar der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de kamer dat een proces-verbaal van het leggen van beslag op grond van artikel 475i van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering binnen acht dagen aan de geëxecuteerde dient te worden betekend. De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat hij heeft verzuimd het op 31 maart 2022 gelegde beslag aan klager over te betekenen. Dit klachtonderdeel is daarom terecht voorgesteld. Dat de gerechtsdeurwaarder het beslag heeft opgeheven, nadat hij zijn omissie had geconstateerd en de ontvangen gelden aan klager heeft teruggestort, maakt dat niet anders. Het niet naleven van een wettelijk voorschrift zonder dat daar enige (geldige) reden voor is, is tuchtrechtelijk laakbaar.

5.3.1 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de kamer dat klager bij arrest van 15 februari 2022 is veroordeeld tot het betalen van een proceskostenvergoeding

ad € 2.228,-. Ingevolge artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet is de gerechtsdeurwaarder verplicht om ambtshandelingen, waartoe hij bevoegd is, te verrichten, indien hierom wordt verzocht. In vaste jurisprudentie is echter uitgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder daarbij ook een eigen verantwoordelijkheid heeft in die zin dat (eerst) marginaal dient te worden getoetst of de aan hem verstrekte gegevens voldoende grond bieden voor het gevorderde, dan wel voor de voortzetting van het executietraject.

5.3.2 Uit de overgelegde producties blijkt dat klager op 5 en 31 maart 2022 tweemaal een bedrag van € 700,- en op 13 april 2022 een bedrag van € 828,- aan de opdrachtgever heeft overgemaakt. Hiermee heeft klager voldaan aan het arrest van

15 februari 2022. Weliswaar heeft de opdrachtgever de betaling van klager van

5 maart 2022 afgeboekt als betaling van de lopende alimentatie en niet als betaling van de proceskosten, maar klager heeft de gerechtsdeurwaarder meermalen uitgelegd dat de eerste betaling ook zag op de betaling voor de proceskosten. Klager had hiermee al aangetoond bereid te zijn tot betaling van de verschuldigde proceskosten. De kamer overweegt dat het gelet op voorgaande op de weg van de gerechtsdeurwaarder had gelegen om, voordat opnieuw beslag zou worden gelegd (met de daaraan verbonden kosten), in overleg te treden met klager om te bezien of de vordering zonder nieuw beslag kon worden voldaan, te meer nu de gerechtsdeurwaarder ook nog de gelden die waren geïnd uit het eerdere beslag van

31 maart 2022 onder zich had. Deze zijn immers pas in januari 2023 aan klager terugbetaald.

5.4 Ten aanzien van klachtonderdelen c, d en e overweegt de kamer dat klager betaalbewijzen aan de gerechtsdeurwaarder heeft verstrekt waaruit blijkt dat hij aan zijn maandelijkse alimentatieverplichting voldoet. Klager heeft de gerechtsdeurwaarder er tevens op gewezen dat het LBIO heeft afgezien van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van de alimentatiebeschikkingen, omdat sprake was van een verrekening. Bij arrest van 4 mei 2022 heeft het gerechtshof de hoogte van de alimentatie van klager met ingang van 22 januari 2021 vastgesteld op € 424,- per maand. Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder bij het betekenen van het arrest van 4 mei 2022 rekening heeft gehouden met door klager overgelegde (betaal)bewijzen en verklaringen. De gerechtsdeurwaarder heeft klager in het exploot van 13 september 2022 voor een onjuist bedrag aangeschreven.

5.5 Voor zover klager verzoekt om schadevergoeding, dient hij zich te wenden tot de civiele rechter. Het tuchtrecht is hiervoor niet de geëigende weg.

5.6 De kamer verklaart de klacht gegrond en zal de gerechtsdeurwaarder als maatregel voor alle gegrond te verklaren klachten tezamen een berisping opleggen. De kamer zal de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 43a lid 1 onder a en b van de Gerechtsdeurwaarderswet jo de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882) tevens veroordelen in de proceskosten. Voor klager wordt die begroot op totaal € 350,- (een forfaitair bedrag van € 50,- en kosten van verleende rechtsbijstand van € 300,-:

1 punt voor het klaagschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt € 150,-). Voor de procedure worden de kosten begroot op het forfaitaire bedrag van

€ 1.500,-.

5.7 Op grond van artikel 37 lid 7 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder aan klager het betaalde griffierecht vergoedt.

5.8 Op grond van voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klacht gegrond;
  • legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klager, begroot op
    € 350,-;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer, begroot op € 1.500,-, met aanzegging dat de ex artikel 43 lid 6 van de Gerechtsdeurwaarderswet te bepalen termijn en de wijze waarop de gerechtsdeurwaarder het bedrag van de kostenveroordeling moet voldoen, na het onherroepelijk worden van deze beslissing per brief aan de gerechtsdeurwaarder zal worden medegedeeld;
  • bepaalt dat de gerechtsdeurwaarder aan klager het betaalde griffierecht ad

€ 50,- vergoedt.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. C.W.D. Bom en mr. A.W. Veth, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 september 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.