ECLI:NL:TGDKG:2024:101 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/738614 / DW RK 23/302 LvB/WdJ
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2024:101 |
---|---|
Datum uitspraak: | 03-09-2024 |
Datum publicatie: | 25-09-2024 |
Zaaknummer(s): | C/13/738614 / DW RK 23/302 LvB/WdJ |
Onderwerp: | Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Eerste aanmaning verzonden naar oude adres klager is niet tuchtrechtelijk laakbaar. Aanmaning na dagvaarding is tevens per e-mail verzonden aan klager. De gerechtsdeurwaarders kan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt door, na het vervallen van de betalingsregeling, executiemaatregelen aan te kondigen. Klacht ongegrond. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 3 september 2024 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/738614 / DW RK 23/302 LvB/WdJ ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
tegen:
1. [ ],
2. [ ],
3. [ ],
4. [ ],
gerechtsdeurwaarders te [ ],
beklaagden,
gemachtigde: [ ].
1. Ontstaan en loop van de procedure
Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 29 augustus 2023, heeft klager een klacht ingediend tegen gerechtsdeurwaarderskantoor [ ]. Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 15 oktober 2023, is namens de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 3 juli 2024 alwaar klager met zijn partner en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 3 september 2024.
2. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
- Bij brief van 16 april 2021, gericht aan het oude adres van klager, is klager verzocht de openstaande vordering van [ ] te voldoen.
- Bij exploot van 18 mei 2021 heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 klager gedagvaard te verschijnen ter zitting van de kantonrechter te Rotterdam tegen 15 juni 2021, door achterlating van het oproepingsexploot op het nieuwe en juiste adres van klager.
- Bij (verstek)vonnis van 29 juni 2021 van de kantonrechter te Rotterdam is klager veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag aan [ ].
- Bij exploot van 13 juli 2021 is het vonnis van 29 juni 2021 aan klager betekend, door achterlating van het exploot op het nieuwe en juiste adres van klager.
- Bij e-mail van 21 juli 2021 is de met klager overeengekomen betalingsregeling van € 100,- per maand voor de duur van zes maanden aan klager bevestigd.
- Bij brief van 5 november 2021 is klager op zijn oude adres aangemaand de openstaande vordering te betalen.
- Bij e-mail van 25 november 2021 is aan klager een specificatie van de openstaande vordering versterkt met het verzoek tot betaling over te gaan.
- Bij e-mail van 30 november 2021 is de nieuwe betalingsregeling van € 100,- per maand voor de duur van zes maanden aan klager bevestigd.
- Bij e-mail van 8 december 2021 is aan klager een overzicht van de openstaande vordering verstrekt.
- Bij brief van 6 juli 2022 is klager geïnformeerd dat de betalingsregeling is vervallen, omdat klager de regeling niet goed is nagekomen. Tevens is klager verzocht het openstaande bedrag te voldoen.
- Vervolgens is er in de periode van 10 juli 2022 en 14 juni 2023 regelmatig gecorrespondeerd tussen klager en de gerechtsdeurwaarders.
3. De klacht
Klager beklaagt zich er samengevat over dat:
a: de correspondentie heel rommelig verloopt. De eerste factuur en aanmaning zijn binnengekomen op klagers oude adres. Volgens de gerechtsdeurwaarders is op klagers nieuwe adres een dagvaarding in de brievenbus gedaan, maar deze heeft klager nooit gezien. Vervolgcorrespondentie is weer op klagers oude adres binnengekomen. De ene keer wordt via post gecorrespondeerd en de andere keer via e-mails, waarbij de bedragen steeds variëren.
b. hij dacht dat de vordering was voldaan, maar dat dit niet het geval bleek. Klager betaalt nu € 10,- per maand. Nu wordt er weer gedreigd met beslag, terwijl de gerechtsdeurwaarders sinds januari 2023 niet met een nieuw voorstel zijn gekomen om het maandbedrag te verhogen.
4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders
De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.
5. De beoordeling van de klacht
5.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. Noch uit het klachtschrift, noch uit het verweerschrift kan worden opgemaakt welke individuele gerechtsdeurwaarder voor de beklaagde handelingen verantwoordelijk is. Om die reden worden alle aan het kantoor verbonden gerechtsdeurwaarders aangemerkt als beklaagden. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van
tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de
Gerechtsdeurwaarderswet.
5.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a stelt de kamer vast dat de aanmaning van
16 april 2021 is verzonden naar klagers oude adres. Dit valt de gerechtsdeurwaarders niet te verwijten nu het verzenden van een brief geen ambtshandeling is en de Basis Registratie Personen (BRP) daarvoor niet geraadpleegd mag worden. Vervolgens is klager gedagvaard door de dagvaarding achter te laten in de brievenbus op het nieuwe (juiste) adres van klager. Dit betreft een ambtshandeling waarvoor de BRP is geraadpleegd. Ten aanzien van de stelling van klager dat hij de dagvaarding nooit heeft gezien wordt overwogen dat het oproepingsexploot met de dagvaarding een authentieke akte is. Op grond van artikel 157 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering levert een authentieke akte dwingend bewijs op. Dit betekent dat behoudens tegenbewijs vaststaat wat in die akte is vermeld. Het feit dat de gerechtsdeurwaarder op het exploot heeft vermeld dat hij het exploot in de juiste brievenbus heeft achtergelaten staat dit in zoverre vast en daarmee wordt klager geacht van het exploot kennis te hebben kunnen nemen. De enkele stelling van klager dat hij de dagvaarding niet heeft gezien, is daartoe onvoldoende.
5.3 De gerechtsdeurwaarders hebben erkend dat de brief van 5 november 2021 per abuis is verzonden naar klagers oude adres, terwijl de gerechtsdeurwaarders inmiddels beschikten over het nieuwe juiste adres van klager. Een gerechtsdeurwaarder die een vergissing begaat, maakt zich in het algemeen daarmee niet zonder meer schuldig aan handelen of nalaten dat tuchtrechtelijk dient te worden bestraft. Dit kan anders zijn wanneer de vergissing het gevolg is van grote onzorgvuldigheden of van handelen tegen beter weten in. Hiervan is in dit geval niet gebleken. Klager is ook niet in zijn belangen geschaad, nu de inhoud van de brief van 5 november 2021 ook per e-mail aan klager is verzonden. Ten aanzien van de onduidelijkheid voor klager over de hoogte van de vordering heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders ter zitting aangegeven dat hij klager een duidelijke specificatie van de openstaande vordering zal geven.
5.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de kamer dat uit de overgelegde producties blijkt dat de met klager overeengekomen betalingsregeling op 6 juli 2022 is komen te vervallen, omdat klager de regeling niet correct is nagekomen en klager nog niet het hele verschuldigde bedrag heeft voldaan. Uit de eerdere overeengekomen betalingsregelingen blijkt dat het op de weg van klager ligt om na afloop van een betalingsregeling een nieuw redelijk betaalvoorstel te doen. Dat heeft klager niet gedaan. De gerechtsdeurwaarders kan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt door, na het vervallen van de betalingsregeling, executiemaatregelen aan te kondigen. Dat klager maandelijks een bedrag van € 10,- aan de gerechtsdeurwaarders betaalt maakt dit niet anders.
5.5 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter,
mr. C.W.D. Bom en mr. A.W. Veth, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 september 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.