ECLI:NL:TNORDHA:2024:13 Kamer voor het notariaat Den Haag 24-02

ECLI: ECLI:NL:TNORDHA:2024:13
Datum uitspraak: 20-03-2024
Datum publicatie: 17-09-2024
Zaaknummer(s): 24-02
Onderwerp:
  • Ondernemingsrecht, subonderwerp: BV/NV
  • Personen- en Familierecht, subonderwerp: Nalatenschap
Beslissingen: Verzet ongegrond
Inhoudsindicatie: Klager handhaaft in het verzetschrift zijn klacht. Klager is het niet eens met de beslissing van de voorzitter dat hij vanaf januari 2017 redelijkerwijze kennis had kunnen nemen van het handelen of nalaten van de notaris.

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 20 maart 2024 op het verzet tegen de afwijzende beslissing van 21 december 2023 van de voorzitter van de Kamer als bedoeld in artikel 99 lid 15 van de Wet op het notarisambt inzake de klacht onder nummer 24-02, welk verzet is ingesteld door:

[klager],

hierna ook te noemen: klager,

tegen

mr. [notaris],

notaris te [vestigingsplaats],

hierna ook te noemen: de notaris,

gemachtigde: mr. P.J. de Jong Schouwenburg, advocaat te Amsterdam.

De procedure

Bij beslissing van 21 december 2023 heeft de voorzitter van de Kamer voor het notariaat de klacht van klager niet-ontvankelijk verklaard.

Het verzet tegen deze beslissing is ingekomen op 3 januari 2024 (aangevuld met e-mailberichten van 17 en 18 januari 2024), derhalve binnen veertien dagen na 21 december 2024, de dag van verzending aan klager van een afschrift van de beslissing van de voorzitter.

De mondelinge behandeling van het verzet heeft plaatsgevonden op 7 februari 2024. Daarbij waren klager en zijn echtgenote aanwezig. Klager heeft een pleitnotitie overgelegd.

Het verzet

Klager handhaaft in het verzetschrift zijn klacht. Klager is het niet eens met de beslissing van de voorzitter dat hij vanaf januari 2017 redelijkerwijze kennis had kunnen nemen van het handelen of nalaten van de notaris.

Ter zitting heeft klager aangevoerd dat hij na ontvangst van het aandeelhoudersregister op 23 januari 2017 bij zijn tante navraag heeft gedaan. Zij stelde hem gerust en meldde dat er nog niets definitief was. Klager wist niet dat er notulen waren van 21 november 2016. Op 1 december 2021 zijn de notulen klager, via een e-mailbericht van de notaris aan neef [X], bekend geworden. Pas op 16 december 2022 toen klager kennis heeft genomen van de memo van mr. P.J. de Groen betreffende de levering van de aandelen aan [Y] zijn hem de gevolgen van het handelen of nalaten van de notaris redelijkerwijs kenbaar geworden.

Klager vindt daarom dat hij ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn klacht.

De beoordeling van het verzet

De Kamer is van oordeel dat het verzet tijdig is ingesteld.

De Kamer verwijst voor de feiten en de inhoud van de klacht naar hetgeen terzake in de beslissing van 21 december 2023 is overwogen.

Het verzetschrift, de aanvullingen noch hetgeen klager ter zitting naar voren heeft gebracht geven aanleiding te komen tot een andere vaststelling van feiten, of andersluidende beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vermeld in de beslissing van de fungerend voorzitter.

Vast staat dat klager op 23 januari 2017 het aandeelhoudersregister heeft ontvangen. Daarin stond de passeerdatum van de akte van verdeling nalatenschap van 21 november 2016 genoemd. De vervaltermijn is daarmee op 23 januari 2017 gaan lopen. Dat klagers tante hem in die periode heeft gemeld dat er nog niets definitief was doet niet af aan de voor klager kenbare tekst van het aandeelhoudersregister waarover hij destijds beschikte. Ook de omstandigheid dat de notaris – volgens klager – niet heeft gereageerd op het bericht van klager van 19 januari 2017 maakt niet dat de vervaltermijn pas later is gaan lopen. Klager heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aannemelijk gemaakt die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.

De Kamer is van oordeel dat de klacht niet-ontvankelijk is. Het verzet zal dan ook ongegrond verklaard worden.

De beslissing

De Kamer voor het notariaat voormeld:

verklaart het verzet ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. F.A.M. Veraart, voorzitter, J. Snoeijer en M. Zwankhuizen in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, secretaris, in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2024.

Kopie van deze beslissing wordt aan partijen gezonden, aan klager bij aangetekende brief. Ingevolge artikel 99 lid 19 van de Wet op het notarisambt staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.