ECLI:NL:TGZRZWO:2024:103 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7381

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2024:103
Datum uitspraak: 12-09-2024
Datum publicatie: 19-09-2024
Zaaknummer(s): Z2024/7381
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een huisarts. Klager en de huisarts hebben elkaar leren kennen via een datingsite en gedurende een periode van ongeveer twee maanden regelmatig contact gehad. De huisarts heeft op enig moment laten weten het contact niet te willen vervolgen. De klacht gaat over het handelen van de huisarts in haar relatie tot klager, het handelen van de huisarts als zorgondernemer en het handelen van de huisarts ten aanzien van een aantal patiënten. Het college oordeelt dat het aangaan of beëindigen van een relatie een privékwestie is en dat niet gebleken is dat de huisarts met haar handelen de grens van het betamelijke ten opzichte van klager heeft overtreden. Het handelen is van de huisarts ten opzichte van klager valt niet onder één van de tuchtnormen. Ten aanzien van het handelen van de huisarts als zorgondernemer en het handelen ten aanzien van patiënten (inclusief schenden beroepsgeheim oordeelt het college dat klager geen rechtstreeks belanghebbende is. Klager is niet-ontvankelijk.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG ZWOLLE

Voorzittersbeslissing

Beslissing d.d. 12 september 2024 naar aanleiding van de op 3 juli 2024 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A ,

wonende in B,

klager,

-tegen-

C,

huisarts,

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

  • het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 3 juli 2024;
  • het aanvullend klaagschrift, ontvangen op 24 juli 2024;
  • de brief van de secretaris van 15 augustus 2024;
  • de reactie van klager, ontvangen op 26 augustus 2024.

2. DE FEITEN

2.1 Klager en de huisarts kregen in de zomer van 2022 contact via een datingsite. Gedurende een periode van ongeveer twee maanden is er regelmatig contact geweest via WhatsApp en hebben klager en de huisarts meerdere fysieke afspraken/ontmoetingen gehad. In de WhatsApp berichten werden persoonlijke zaken besproken maar ook kwesties waar de huisarts vanuit haar praktijk mee te maken had of kreeg. Nadat de huisarts had aangegeven het contact niet te willen vervolgen heeft klager op diverse manieren (via familie van de huisarts, via vrienden en via het kerkgenootschap waarbij de huisarts was aangesloten) toch contact proberen te verkrijgen met de huisarts. De huisarts weigerde hier op in te gaan.

3. DE KLACHT

3.1 Klager heeft zeer veel klachtonderdelen naar voren gebracht. Samenvattend draait de klacht om een drietal onderdelen:

a. het handelen van de huisarts in haar relatie tot klager

Klager verwijt de huisarts in de kern dat zij het contact heeft verbroken ondanks dat zij klager eerder had laten geloven dat zij een serieuze relatie met hem wilde aangaan. Hij verwijt haar ook dat zij weigert openheid van zaken te geven over de redenen van het verbreken van het contact en dat zij bij de politie melding gedaan heeft van stalking. Ook benoemt klager dat de huisarts klager volledig deelgenoot maakte van zakelijke problemen, waaronder conflicten met patiënten en andere zorgverleners en dat zij zich niet hield aan haar beroepsgeheim.

b. het handelen van de huisarts als zorgondernemer

De voorzitter begrijpt het verwijt van klager op dit punt zo dat hij de huisarts verwijt dat zij als zorgondernemer niet volgens de regels en/of frauduleus handelt, onder meer door misbruik van de AGB-code van een voorganger, onjuiste KvK inschrijving, het ontwijken van belasting et cetera.

c. het (medisch) handelen van de huisarts ten aanzien van een aantal patiënten

Klager heeft in dit kader aangevoerd dat de huisarts meermaals verkeerde diagnoses stelt wat leidt tot conflicten met patiënten en ziekenhuizen en zelfs heeft geleid tot de dood van een patiënt. Ook zou de huisarts een patiënt een behandeling met vocht en sondevoeding hebben ontzegd.

4. DE OVERWEGINGEN

4.1 Ingevolge artikel 47, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) is een arts (alleen) onderworpen aan tuchtrechtspraak voor:

    1. handelen of nalaten in strijd met de zorg die die arts hoort te betrachten ten opzichte van zijn patiënt, iemand die in (medische) nood is en bijstand nodig heeft en naaste betrekkingen van deze personen (de zogenoemde eerste tuchtnorm);
    2. enig ander dan onder a bedoeld handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt (de zogenoemde tweede tuchtnorm).

In de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel dat per 1 april 2019 leidde tot de hiervoor genoemde (nieuw geformuleerde) tweede tuchtnorm, is de beoogde invulling van de tweede tuchtnorm toegelicht: “De wijziging beoogt te verduidelijken dat het tuchtrecht tevens van toepassing is in de volgende situaties. (…) als een BIG-geregistreerde in de privésfeer of in de hoedanigheid van een ander beroep dan waarvoor hij is geregistreerd zich schuldig maakt aan misdragingen van dien aard en ernst dat hij een gevaar voor patiënten vormt of het vertrouwen in de beroepsbeoefening ernstig schaadt. Hier moet gedacht worden aan levens-, gewelds-, en zedendelicten, zoals seksueel misbruik of ernstige mishandeling.” (Kamerstukken II, 2016/17, 34629, 3 (MvT), p. 22).

4.2 Daarnaast geldt dat een tuchtklacht alleen in behandeling kan worden genomen als de indiener klachtgerechtigd is. In artikel 65, eerste lid, van de Wet BIG is bepaald dat een klaagschrift moet worden ingediend door:

    1. een rechtstreeks belanghebbende;
    2. de opdrachtgever van de zorgverlener;
    3. de werkgever van de zorgverlener;
    4. de inspecteur.

Het handelen van de huisarts in haar relatie tot klager

4.3 Dit onderdeel gaat over het handelen van de huisarts ten opzichte van klager in de periode waarin zij contact hadden en over de beëindiging van het contact door de huisarts.

4.4 Vaststaat dat de huisarts geen behandelrelatie had met klager. Het handelen valt dus niet onder de eerste tuchtnorm als bedoeld in artikel 47, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet BIG. De vraag die vervolgens moet worden beantwoord, is of sprake is van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt (artikel 47, eerste lid, aanhef en onder b van de Wet BIG). Het al dan niet aangaan van een liefdesrelatie of het beëindigen van een (al dan niet ontluikende liefdes)relatie tussen twee meerderjarige wilsbekwame personen die elkaar via een datingsite hebben leren kennen is bij uitstek een privékwestie. Dat één van de betrokken personen een zorgverlener is met een BIG-registratie maakt dat niet anders. De vraag of de betrokkenen zich ten opzichte van elkaar al dan niet fatsoenlijk hebben gedragen binnen de relatie of bij en na het beëindigen daarvan, kan niet ter beoordeling worden voorgelegd aan de tuchtrechter. Dit zal slechts anders zijn als sprake is van ernstige misdragingen. Daarvan is in dit geval onvoldoende gebleken. Ook het doen van een melding van stalking bij de politie nadat klager contact met de huisarts bleef zoeken is een privékwestie. Van een situatie waarin deze melding als ernstige misdraging kan worden aangemerkt is geen sprake. Dit geldt evenzeer voor het bespreken van problemen waar de huisarts in haar werk mee te maken had. Ook anderszins is niet gebleken dat de huisarts met haar handelen de grens van het betamelijke ten opzichte van klager heeft overschreden.

4.5 Uit het voorgaande volgt dat de verwijten die gaan over het handelen van de huisarts in de relatie tot klager niet vallen onder één van de tuchtnormen. Klager is hierin niet-ontvankelijk.

4.6 Klager heeft nog aangevoerd dat de huisarts haar beroepsgeheim heeft geschonden door diverse patiënten met hem te bespreken. Dit subonderdeel zal in het navolgende aan de orde komen.

Het handelen van de huisarts als zorgondernemer/het medisch handelen ten aanzien van een aantal patiënten en schending van het beroepsgeheim tegenover klager

4.7 Voor ontvankelijkheid van klager bij deze klachtonderdelen is vereist dat klager kan worden aangemerkt als rechtstreeks belanghebbende. Dit houdt in dat bij klager sprake moet zijn van een concreet en rechtstreeks eigen belang dat kan worden geplaatst in het kader van de individuele gezondheidszorg. Deze eis vloeit voort uit de Wet BIG die beoogt de kwaliteit van de individuele gezondheidszorg te bewaken. Is dit belang er niet, dan is klager niet gerechtigd om een tuchtklacht in te dienen en kan hij dus niet in deze klachtonderdelen worden ontvangen.

4.8 Klager meent in de eerste plaats dat de huisarts zich als zorgondernemer schuldig maakt aan overtreding van wet- en regelgeving. Het belang van klager bij het willen voorkomen van fraude en onregelmatigheden verschilt echter niet van dat van enig andere privépersoon en is niet aan te merken als een rechtstreeks eigen belang dat kan worden geplaatst in het kader van de individuele gezondheidszorg.

Klager heeft ook geen belang bij klachten die gaan over de behandeling van individuele patiënten of schending van het beroepsgeheim dat de huisarts dient te betrachten ten aanzien van haar patiënten. Het zijn in de eerste plaats de patiënten zelf die kunnen klagen over hun behandeling. Klager heeft hierin geen rechtstreeks eigen belang. Dat klager door de handelwijze van de huisarts het vertrouwen in de huisarts als zorgverlener heeft verloren is daartoe onvoldoende. Klager is namelijk geen patiënt van de huisarts zodat dit geen belang is van klager dat kan worden geplaatst in de individuele gezondheidszorg.

4.9 Uit het voorgaande volgt dat klager niet kan worden aangemerkt als rechtstreeks belanghebbende bij de klachtonderdelen die gaan over het handelen van de huisarts als zorgondernemer en de behandeling van individuele patiënten, daaronder begrepen het (gestelde) schenden van het beroepsgeheim ten opzichte van deze patiënten. Dat betekent dat klager ook hierin niet-ontvankelijk is.

Slotsom

4.10 De voorzitter is van oordeel dat klager kennelijk niet-ontvankelijk is.

5. DE BESLISSING

De voorzitter verklaart klager kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus gedaan op 12 september 2024 door M.J.C. Dijkstra, voorzitter, in tegenwoordigheid van M. Keukenmeester, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op de klachtonderdelen waarop die beslissing betrekking heeft.

b. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.