Zoekresultaten 13101-13150 van de 45118 resultaten

  • ECLI:NL:TADRSGR:2020:57 Raad van Discipline 's-Gravenhage 20-030/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. De klacht is te laat, na de vervaltermijn, ingediend en daarom niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:92 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.051

    Klacht tegen medisch adviseur. Klager heeft in het kader van de Wet maatschappelijk ondersteuning (WMO) een elektrische rolstoel aangevraagd. Beklaagde heeft in opdracht van de gemeente een sociaal medisch advies uitgebracht, waarin hij concludeert dat klager geen kandidaat is voor een rolstoel. Klagers aanvraag wordt vervolgens door de gemeente afgewezen. Klager verwijt beklaagde dat hij een onjuist rapport heeft opgesteld, dat hij zich onprofessioneel heeft opgesteld tijdens het spreekuur en dat hij geen conceptversie van het rapport naar klager heeft gestuurd zodat klager geen gebruik heeft kunnen maken van zijn inzage-, correctie- en blokkeringsrecht. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht deels gegrond en legt de arts daarvoor een waarschuwing op. De arts komt hiervan in beroep. Het Centraal Tuchtcollege verklaart evenals het Regionaal Tuchtcollege de klacht deels gegrond en legt aan de arts de zwaardere maatregel van berisping op.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2020:44 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 258/2019

    Klager verblijft in een TBS instelling. Klager heeft vele klachten ingediend tegen gezondheidszorgpsychologen, psychotherapeuten en psychiaters. In de kern betreffen de klachten de procedure tot verkrijging van verlof. Klager heeft de klachten ingetrokken. Beklaagden hebben aangegeven voortzetting van de behandeling van de klachten te wensen.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2020:70 Raad van Discipline 's-Gravenhage 19-795/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2020:38 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 239/2019

    Klager verblijft in een TBS instelling. Klager heeft vele klachten ingediend tegen gezondheidszorgpsychologen, psychotherapeuten en psychiaters. In de kern betreffen de klachten de procedure tot verkrijging van verlof. Klager heeft de klachten ingetrokken. Beklaagden hebben aangegeven voortzetting van de behandeling van de klachten te wensen.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2020:64 Raad van Discipline 's-Gravenhage 19-734/DH/RO

    Verweerder heeft in een procedure waarin hij optrad voor de zoon van klager een opeenstapeling van fouten gemaakt. Dit heeft geleid tot een voor klager nadelig vonnis in een procedure, waarvan hij niet op de hoogte was. Verweerder heeft niet onvoorwaardelijk afgezien van de executie van het nadelige vonnis, terwijl evident was dat het vonnis in hoger beroep geen stand zou houden. Berisping.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2020:58 Raad van Discipline 's-Gravenhage 19-809/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de advocaat van de wederpartij in een erfrechtkwestie kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2020:45 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 200/2019

    Klacht tegen GZ-psycholoog. Beklaagde wordt verweten dat zij voorafgaand aan het onderzoek te weinig informatie heeft verstrekt; te weinig rekening heeft gehouden met een beperkt begrip van klaagster van de Nederlandse taal; het onderzoek naar ASS niet heeft uitgevoerd volgens protocol; dat de kwaliteit van het rapport onvoldoende is; dat de afronding van het onderzoek niet volgens de richtlijnen is verlopen. Beklaagde heeft zorgvuldig gehandeld. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2020:71 Raad van Discipline 's-Gravenhage 19-749/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de advocaat van de wederpartij in een familierechtelijk geschil gedeeltelijk kennelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2020:52 Raad van Discipline 's-Gravenhage 19-578/DH/DH

    Verzet niet-ontvankelijk

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2020:39 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 240/2019

    Klager verblijft in een TBS instelling. Klager heeft vele klachten ingediend tegen gezondheidszorgpsychologen, psychotherapeuten en psychiaters. In de kern betreffen de klachten de procedure tot verkrijging van verlof. Klager heeft de klachten ingetrokken. Beklaagden hebben aangegeven voortzetting van de behandeling van de klachten te wensen.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2020:65 Raad van Discipline 's-Gravenhage 19-579/DH/DH

    Verweerder heeft klager, de wederpartij van zijn cliënt, onaangekondigd bezocht in klagers winkel. Verweerder heeft daarbij contante betaling van een vordering van zijn cliënt gevorderd. Verweerder heeft zich door zijn cliënt echter niet voldoende op de hoogte laten stellen van de grondslag en de wijze waarop deze vordering geïnd kon worden. Dit is onbetamelijk. Berisping.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2020:59 Raad van Discipline 's-Gravenhage 19-651/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Verweerder heeft geen gehoor gegeven aan het verzoek van een vertegenwoordiger van zijn cliënte/klaagster om het verstrekken van stukken uit het dossier van zijn cliënte/klaagster. Verweerder heeft zich daarbij terecht beroepen op zijn geheimhoudingsplicht. Hij heeft zijn beslissing meegedeeld aan de vertegenwoordiger en ook toegelicht; verweerder had op basis van de hem bekende informatie over zijn cliënte/klaagster twijfel of zij in voldoende mate haar belangen kon afwegen en de consequenties kon overzien van het verzoek om afgifte van de stukken aan de vertegenwoordiger.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2020:58 Raad van Discipline Amsterdam 20-008/A/A/D

    Gegrond dekenbezwaar. Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door niet te voldoen aan herhaalde verzoeken van de deken de nodige inlichtingen te verschaffen. Het handelen van verweerder raakt de kernwaarden integriteit en professionaliteit. Onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van acht weken en kostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2002:3 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/248

    klaagster dient een klacht in tegen een specialist ouderengeneeskunde over de behandeling van haar overleden moeder. Meer in het bijzonder verwijt klaagster de specialist ouderengeneeskunde haar moeder verkeerde medicatie te hebben voorgeschreven als gevolg waarvan haar moeder versuft is geraakt en is gevallen. Verweerster voert verweer. Deels gegrond, berisping

  • ECLI:NL:TADRAMS:2020:59 Raad van Discipline Amsterdam 19-682/A/NH

    Gegrond verzet. De voorzitter heeft in de voorzittersbeslissing niet op de aanvullende klachtonderdelen uit de repliek van klager beslist.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2020:53 Raad van Discipline Amsterdam 20-064/A/A

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. Verweerder heeft de rechtbank niet misleid, het stond verweerder vrij om in het belang van zijn cliente ook klaagster te dagvaarden en het stond verweerder vrij om namens zijn cliente ten laste van klaagster executoriaal beslag te leggen.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2020:60 Raad van Discipline Amsterdam 19-837/A/A

    Deels gegronde klacht over de advocaat van de wederpartij. Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door een oneigenlijk middel (het betekenen van een brief door de deurwaarder op de zakelijke adressen van klaagsters) in te zetten zonder redelijk doel en daarmee onevenredig nadeel aan klaagsters toe te brengen. Waarschuwing en kostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2020:54 Raad van Discipline Amsterdam 20-068/A/A

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij deels kennelijk niet-ontvankelijk vanwege het ontbreken van een rechtstreeks belang en deels kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2020:61 Raad van Discipline Amsterdam 19-815/A/A

    Klacht over de eigen advocaat in alle onderdelen ongegrond. Het verwijt dat verweerster niet heeft gereageerd op het voorstel van de man en klaagster daardoor de kans is misgelopen de man uit te kopen voor € 100.000,- mist feitelijke grondslag. Verweerster heeft verder conform hetgeen zij met klaagster had afgesproken gehandeld.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2020:55 Raad van Discipline Amsterdam 20-076/A/A

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij deels kennelijk ongegrond, deels kennelijk van onvoldoende gewicht en deels kennelijk niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TNORARL:2020:11 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/359350 KL RK 19-120

    Klacht over uitbetaling depot gegrond. De notaris had, ook al had zij voor het beschikbaar stellen van haar derdenrekening in dit geval toestemming van het BFT, alerter moeten omgaan met de opdracht van de scheepsmakelaar tot doorbetaling van het bedrag van € 6.000,00. De notaris had klager moeten horen op het verzoek om uitbetaling en klager daarbij dienen te verzoeken een schriftelijke bevestiging af te geven als bedoeld in de koopovereenkomst. Maatregel waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2020:56 Raad van Discipline Amsterdam 20-077/A/A

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij deels kennelijk ongegrond, deels kennelijk van onvoldoende gewicht en deels kennelijk niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2020:57 Raad van Discipline Amsterdam 20-075/A/ZWB

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat kennelijk ongegrond. Het was evident dat klager in het peiljaar op basis van zijn inkomen en vermogen niet in aanmerking kwam voor een toevoeging. Nu niet is gebleken dat verweerder aanleiding had om klager te wijzen op de mogelijkheid om peiljaarverlegging aan te vragen, valt het verweerder niet tuchtrechtelijk te verwijten dat hij dat niet heeft gedaan.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2020:23 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 19-701/DB/OB

    Advocaat mocht er, toen door beide partijen uitvoering werd gegeven aan de tussen partijen bereikte overeenstemming, gelet op de inhoud van de e-mailberichten van de wederpartij en de door klaagster per e-mail gegeven instemming, vanuit gaan dat klaagster zich akkoord had verklaard met een regeling tegen finale kwijting. De ondertekening tegen finale kwijting door verweerster valt advocaat daarom tuchtrechtelijk niet aan te rekenen. Ook overigens is niet gebleken dat advocaat zonder overleg met en instemming van haar cliënte handelingen heeft verricht noch dat zij de belangen van klaagster onvoldoende heeft behartigd. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2020:24 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 19-383/DB/LI

    Alhoewel op de declaratie van de advocaat wel wat valt af te dingen, kan zonder nadere toelichting echter niet worden vastgesteld dat sprake is van dusdanig buitenproportioneel declareren dat de conclusie gerechtvaardigd is dat sprake is van excessief declareren. Advocaat valt tuchtrechtelijk wel aan te rekenen dat hij heeft nagelaten om tot financiële eindafrekening over te gaan. Advocaat meent het na zijn declaratie overgebleven restant van het door klager betaalde voorschot te kunnen verrekenen met wegens proceseconomische redenen niet aan klager in rekening gebrachte werkzaamheden. Advocaat miskent hiermee de zorgvuldigheid die van hem als behoorlijk handelend advocaat in financiële aangelegenheden mag worden verwacht. De handelwijze van verweerder is een schending van de in 6.2 weergegeven kernwaarde. Verweerder heeft daarbij niet alleen het vertrouwen in zijn beroepsuitoefening, maar ook die in de advocatuur in het algemeen, geschaad. Klacht (gedeeltelijk) gegrond, voorwaardelijke schorsing 14 dagen, proeftijd 2 jaar, verkorting termijn ex artikel 8a tot twee jaar.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2020:25 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 19-838 DB/ZWB

    Advocaat van de wederpartij in een hoog conflict echtscheidingsprocedure. Gelet op de fors verstoorde verstandhouding tussen partijen en de haaks op elkaar staande standpunten van partijen is het begrijpelijk dat een onderlinge regeling niet een reële mogelijkheid was. Niet is komen vast te staan dat de advocaat de belangen van klager nodeloos heeft geschaad. Het staat een advocaat vrij om in opdracht van zijn cliënt over te gaan tot executie van een onherroepelijk vonnis. Dat de voorzieningenrechter in kort geding oordeelde dat het beslag onrechtmatig was gelegd, betekent niet dat de advocaat daarvan een tuchtrechtelijk verwijt valt te maken. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:88 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.233

    Klacht tegen een chirurg in opleiding. De chirurg in opleiding heeft onder supervisie van haar supervisor (tegen wie ook wordt geklaagd) in 2008 bij patiënt laparoscopisch de galblaas verwijderd. Bij patiënt is in de maanden tot jaren na de operatie een ernstige vorm van levercirrose vastgesteld waardoor patiënt in 2012 is overleden. Klaagster heeft zich op het standpunt geteld dat de leverklachten het gevolg zijn van de galblaasoperatie. Klaagster verwijt de chirurg in opleiding 1. dat zij haar informatieplicht en het zelfbeschikkingsrecht heeft geschonden door patiënt niet te informeren dat de operatie zou worden uitgevoerd door een chirurg in opleiding, 2. dat zij niet transparant is geweest over haar ervaring/bekwaamheid, 3. dat zij niet de waarheid spreekt over de critical view of safety en 4. dat zij tekort is geschoten in haar zorgplicht en regiefunctie. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Klaagster komt in beroep van die beslissing. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat de patiënt onvoldoende is geïnformeerd over de persoon van de operateur, zodat hierover geen informed consent bestond, maar dat de chirurg in opleiding hierin geen persoonlijk verwijt kan worden gemaakt. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2020:50 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-226a

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Niet is gebleken dat beklaagde niets heeft gedaan om klager te helpen en het verzoek om een verwijzing voor een MRI scan om de oorzaak van zijn klachten aan te tonen categorisch niet heeft gehonoreerd. Uitgaande van de aantekeningen in het journaal en alle verwijzingen die zijn gedaan, is aannemelijk dat beklaagde zoveel als mogelijk ondersteuning heeft gegeven aan klager. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:89 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.249

    Klacht tegen huisarts. Klager heeft zich op consult gemeld in verband met een verwijzing naar een allergoloog en heeft bij dit consult ook melding gemaakt van koorts in de avond en verkoudheid. Verweerster heeft klager niet lichamelijk onderzocht maar wel een bloedonderzoek aangevraagd. Daaruit bleek een CRP van 205. Verweerster dacht aan spierreuma en heeft haar assistente gevraagd de uitslag door te geven met een verwijzing naar thuisarts.nl voor meer informatie. Ook schreef zij prednison voor. Twee dagen later bleek bij klager sprake van een longontsteking waarvoor klager enkele dagen in het ziekenhuis heeft verbleven. Klager verwijt verweerster – onder meer – dat zij hem niet adequaat heeft onderzocht en dat zij de diagnose, die bovendien fout was, telefonisch door de assistente heeft laten doorgeven. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de genoemde klachtonderdelen gegrond verklaard en aan de huisarts de maatregel van berisping opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van verweerster.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2020:51 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-226b

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Er was geen reden om voor klager een spoed-MRI te regelen. Overigens was klager eerder door de collega van beklaagde al verwezen voor een MRI-onderzoek. Ook het verwijt van klager dat beklaagde geen affectie of medeleven heeft getoond is ongegrond. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:83 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.101

    Klacht tegen een chirurg. De klacht betreft de behandeling door de chirurg van de inmiddels overleden echtgenote van klager (patiënte). De chirurg was hoofdbehandelaar van patiënte en heeft begin april 2017 bij patiënte een laparoscopische galblaasverwijdering uitgevoerd. Van de verwijderde galblaas is pathologisch anatomisch onderzoek verricht. De uitslag hiervan was medio april 2017 bekend. De chirurg heeft geen kennisgenomen van de uitslag dat sprake was van een galblaascarcinoom. In juni 2017, bij een poliklinisch consult bij een MDL-arts, krijg patiënte de uitslag voor het eerst te horen. In februari 2018 is patiënte overleden aan de gevolgen van een uitgezaaid galblaascarcinoom. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de verwijten gegrond dat de chirurg de uitslag van het door hem (of onder zijn verantwoording) aangevraagde onderzoek niet tijdig heeft bekeken, dat de chirurg de diagnose heeft gemist, dat hij de uitslag van het onderzoek niet tijdig met patiënte heeft gedeeld en dat hij is tekortgeschoten in zijn regiefunctie als hoofdbehandelaar. Het Regionaal tuchtcollege legt aan de chirurg op de maatregel van onvoorwaardelijke schorsing van de inschrijving voor de duur van drie maanden. Het beroep van de chirurg ziet met name op de zwaarte van de opgelegde maatregel. Het Centraal Tuchtcollege weegt alle feiten en omstandigheden, waaronder een eerder gegrond verklaarde klacht, verklaart het beroep gegrond, uitsluitend voor wat betreft de door het Regionaal Tuchtcollege opgelegde maatregel, en legt aan de chirurg op een voorwaardelijke schorsing van drie maanden van de inschrijving in het BIG-register.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2020:52 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-204

    2019-204 Gegronde klacht tegen een verzekeringsarts. Beklaagde heeft zijn advies gebaseerd op stukken uit 2002 en 2012. Bij een dergelijk advies geldt, gelet op de gerechtvaardigde belangen van betrokkene, dat van de arts mag worden verwacht dat hij duidelijk maakt welke informatie hij heeft gebruikt. Ook moet voor de lezer – zowel degene die de vragen heeft gesteld als de betrokkene – te begrijpen zijn op welke gronden de conclusie van de arts berust. Die conclusie moet ook redelijkerwijs uit de gronden kunnen volgen. Nu beklaagde de genoemde stukken niet in zijn advies heeft genoemd en de informatie niet heeft geactualiseerd, heeft beklaagde onvoldoende inzichtelijk gemaakt hoe hij tot de door hem gegeven antwoorden is gekomen. Klacht gegrond verklaard. Waarschuwing. Geen aanleiding voor proceskostenveroordeling op grond van artikel 69 lid 5 Wet BIG, nu klager geen bedragen heeft genoemd of zijn kosten heeft gespecificeerd.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:84 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.176

    Klacht van tandarts tegen een collega-tandarts, werkzaam in een andere praktijk (en tegen diens echtgenote, eveneens tandarts). Klager verwijt de tandartsen dat zij (1) zich niet houden aan de afspraken over de opvang van spoedgevallen, (2) zich grievend uitlaten over een collega, (3) geen medische dossiers verstrekken en (4) zorg van onvoldoende kwaliteit verlenen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klachtonderdelen 1, 2 en 3 gegrond verklaard, klachtonderdeel 4 ongegrond verklaard en de bevoegdheid van de tandarts voor de duur van een half jaar geschorst, waarvan één maand onvoorwaardelijk en vijf maanden voorwaardelijk. Het Centraal Tuchtcollege constateert dat de verstandhouding tussen klager en de aangeklaagde tandartsen slecht is en dat over en weer klachten worden ingediend. Het medisch tuchtrecht is niet bedoeld en ook niet geschikt om een oordeel te vellen over ernstig verstoorde verhoudingen tussen zorgverleners onderling. Dit is alleen anders als door die verstoorde verhoudingen risico’s ontstaan voor de kwaliteit van de patiëntenzorg. Het Centraal Tuchtcollege beziet per klachtonderdeel of klager klachtgerechtigd is en of de aangeklaagde tandarts hier persoonlijk een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Het college vernietigt de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege (voor zover hiertegen beroep is ingesteld), verklaart klager niet‑ontvankelijk in klachtonderdeel 1, verklaart de klachtonderdelen 2 en 3 ongegrond en verstaat dat de opgelegde maatregel van (deels voorwaardelijke) schorsing van 6 maanden komt te vervallen.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2020:53 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-223

    Ongegronde klacht tegen een bedrijfsarts. De rol van een bedrijfsarts bij verzuimbegeleiding is tweeledig. Enerzijds is het zijn taak te beoordelen of een werknemer ziek is, waarbij ook moet worden beoordeeld of het werk de ziekte (mede) heeft veroorzaakt. Zijn andere taak is om te adviseren over de vraag de werknemer in staat is met de klachten te werken, en zo niet, of er binnen het werk zaken moeten worden aangepast om dat wel mogelijk te maken. De terugkoppeling van beklaagde aan de leidinggevende van klaagster wordt in dat licht beoordeeld. Daarnaast zijn daarover regels neergelegd in de Leidraad Bedrijfsarts en privacy uit 2011. Volgens de Leidraad uit 201 dient de bedrijfsarts zich bij het verstrekken van gegevens steeds te beperken tot wat noodzakelijk is in verband met het doel waarvoor de gegevens worden uitgewisseld . B eklaagde is met zijn handelswijze gebleven binnen de ter zake geldende regels van geheimhouding. Zijn omschrijving in de terugkoppeling aan de leidinggevende van klaagster past binnen wat zonder toestemming van de werknemer aan informatie aan een leidinggevende verstrekt mag worden. Klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:85 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.177

    Klacht van tandarts tegen een collega-tandarts, werkzaam in een andere praktijk (en tegen haar echtgenoot, eveneens tandarts). Klager verwijt de tandartsen dat zij (1) zich niet houden aan de afspraken over de opvang van spoedgevallen, (2) zich grievend uitlaten over een collega, (3) geen medische dossiers verstrekken en (4) zorg van onvoldoende kwaliteit verlenen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klachtonderdelen 1, 2 en 3 gegrond verklaard, klachtonderdeel 4 ongegrond verklaard en de bevoegdheid van de tandarts voor de duur van een half jaar geschorst, geheel voorwaardelijk. Het Centraal Tuchtcollege constateert dat de verstandhouding tussen klager en de aangeklaagde tandartsen slecht is en dat over en weer klachten worden ingediend. Het medisch tuchtrecht is niet bedoeld en ook niet geschikt om een oordeel te vellen over ernstig verstoorde verhoudingen tussen zorgverleners onderling. Dit is alleen anders als door die verstoorde verhoudingen risico’s ontstaan voor de kwaliteit van de patiëntenzorg. Het Centraal Tuchtcollege beziet per klachtonderdeel of klager klachtgerechtigd is en of de aangeklaagde tandarts hier persoonlijk een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Klachtonderdeel 2 is gegrond. Het college vernietigt de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege, voor zover deze betrekking heeft op de klachtonderdelen 1 en 3; verklaart klager niet‑ontvankelijk in klachtonderdeel 1 en verklaart klachtonderdeel 3 alsnog ongegrond; verstaat dat de opgelegde maatregel van voorwaardelijke schorsing van 6 maanden komt te vervallen en legt aan de tandarts de maatregel van waarschuwing op.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2020:54 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-136

    Ongegronde klacht tegen een bedrijfsarts en verzekeringsarts. Er zijn in dit geval geen feiten of omstandigheden gebleken die leiden tot het oordeel dat beklaagde de situatie van klaagster niet voldoende onafhankelijk heeft beoordeeld. Op grond van de door klaagster in het gesprek naar voren gebrachte informatie kon beklaagde in redelijkheid tot de conclusie komen dat klaagster niet ziek was en dat er sprake was van een arbeidsconflict. Gelet hierop, en op het feit dat een uitgebreide anamnese is afgenomen, kan niet worden aangenomen dat beklaagde zijn conclusie uitsluitend heeft gebaseerd op de informatie die hij van het verzuimbedrijf over klaagster had ontvangen. Klacht en overige klachtonderdelen ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2020:48 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-228

    Ongegronde klacht tegen een huisarts. Het College kan niet kan vaststellen dat, zoals klaagster stelt, zij meermalen heeft gevraagd om een longfoto. Omdat het College dit niet kan vaststellen kan zij ook niet onderzoeken of, zoals klaagster stelt, beklaagde door geen longfoto te laten maken is tekortgeschoten in de zorg die zij tegenover klaagster moet verlenen. Het medisch dossier biedt in ieder geval geen aanknopingspunt dat beklaagde tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het College voegt daar aan toe dat beklaagde in ieder geval op juiste wijze heeft gereageerd op de klachten met betrekking tot hoesten die klaagster op 8 en 22 februari 2019 op haar spreekuur heeft geuit. Klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:86 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.204

    Klacht tegen waarnemend huisarts , destijds in het derde jaar van haar opleiding. Klaagster is de dochter van patiënte. De huisarts zag patiënte op visite. Na anamnese en lichamelijk onderzoek heeft zij bloedonderzoek voorgesteld. Op grond van een meegekregen urinemonster heeft de huisarts een urineweginfectie vastgesteld en behandeld. Het eerder voorgestelde bloedonderzoek heeft zij (voorlopig) achterwege gelaten. De huisarts heeft patiënte nadien nog tweemaal bezocht. Op de dag van de laatste visite is patiënte opgenomen in het ziekenhuis waar een aneurysma aorta werd vastgesteld. De klacht houdt in dat verweerster: 1) bij haar eerste visite heeft voorgesteld een bloedonderzoek te verrichten, maar heeft nagelaten het bloedonderzoek uit te voeren en 2) in de ochtend van de dag waarop de derde visite werd afgelegd niet direct contact heeft opgenomen met patiënte nadat zij van het laboratorium de hoge INR waarde had ontvangen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2020:55 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-211a

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een arts. Het handelen van beklaagde valt onder de eerste tuchtnorm, nu in artikel 1 Wet BIG wordt bepaald dat onder ‘geneeskunst’ ook handelingen worden begrepen die ertoe strekken de gezondheidstoestand van een persoon te beoordelen. Onder ‘individuele gezondheidszorg’ valt ook het onderzoeken van personen en het geven van raad, waaronder geneeskunst (artikel 1 vierde gedachtestreepje, aanhef en onder c, en vijfde gedachtestreepje, Wet BIG). Van de door klager benoemde organisatorische problemen bij het CBR kan beklaagde geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Zo is niet gebleken dat beklaagde invloed had op de doorlooptijden bij het CBR of op het beleid ten aanzien van de verzending van post. Ook is niet gebleken dat als gevolg van enig persoonlijk handelen of nalaten door beklaagde de privacy van klager is geschonden, als van een dergelijke schending al sprake zou zijn geweest. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2020:49 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-227

    Gegronde klacht tegen een huisarts. Nu verweerder zelf niet heeft gecontroleerd of het door klager aangevraagde onderzoek naar het dragerschap van de sikkelcelziekte ook daadwerkelijk was verricht met als gevolg dat aan klager een onvolledige en (naar later bleek) onjuiste uitslag is medegedeeld, heeft verweerder onzorgvuldig gehandeld. Verweerder is immers verantwoordelijk voor het aangevraagde labonderzoek, het evalueren van de uitslag en het doorgeven van de juiste uitslag aan de patiënt. Onder verantwoordelijkheid van verweerder is aan klager een onjuiste uitslag van bloedonderzoek doorgegeven. Voorts is in het proces tussen een verzoek om een labonderzoek aan de assistente tot aan het ontvangen van de onjuiste uitslag, sprake van ernstige tekortkomingen in de praktijkvoering van verweerder, waaronder een onjuiste dossiervorming. Verweerder heeft geen inzicht getoond in het foutieve van zijn handelen en heeft niet heeft getoond van deze casus te hebben geleerd. Verweerder heeft er voorts geen blijk van gegeven dat hij zich ten volle bewust is van het feit dat verbetering in de werkwijze omtrent aangevraagde labonderzoeken noodzakelijk is. Klacht gegrond verklaard. Berisping.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:87 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.232

    Klacht tegen chirurg. De chirurg is supervisor van een chirurg in opleiding (tegen wie ook wordt geklaagd). De chirurg in opleiding heeft onder supervisie van de chirurg in 2008 bij patiënt laparoscopisch de galblaas verwijderd. Bij patiënt is in de maanden tot jaren na de operatie een ernstige vorm van levercirrose vastgesteld waardoor patiënt in 2012 is overleden. Klaagster heeft zich op het standpunt geteld dat de leverklachten het gevolg zijn van de galblaasoperatie. Klaagster verwijt de chirurg 1. dat hij zijn informatieplicht en het zelfbeschikkingsrecht heeft geschonden door patiënt niet te informeren dat de operatie zou worden uitgevoerd door een chirurg in opleiding, 2. dat hij niet transparant is geweest over de ervaring/bekwaamheid van de chirurg in opleiding, 3. dat hij niet de waarheid spreekt over de critical view of safety en 4. dat hij tekort is geschoten in zijn zorgplicht en regiefunctie. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Klaagster komt in beroep van die beslissing. Het Centraal Tuchtcollege verklaart het beroep deels gegrond. De patiënt was ervan op de hoogte dat hij in een opleidingsziekenhuis geopereerd zou worden, maar hij wilde door een ervaren chirurg worden geopereerd. Patiënt heeft ook gevraagd wie hem zou opereren. Daarop is de naam van de chirurg genoemd, omdat deze op het operatieschema stond. Niet is vermeld dat dit niet per definitie betekent dat de chirurg zelf de operatie uitvoert. De folders wijzen hier ook niet op. Het is patiënt niet duidelijk geworden dat hij door een chirurg in opleiding zou worden geopereerd. Er was geen sprake van informed consent ten aanzien van de operateur. Beroep deels gegrond, zonder oplegging van een maatregel.

  • ECLI:NL:TAHVD:2020:66 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180291

    Klachten tegen advocaat van de wederpartij. Er zijn meerdere klachtonderdelen. Klaagster is ontvankelijk in haar klacht. Het was verweerders duidelijk dat er een klacht tegen hen was ingediend en wat de klacht van klaagster inhield. Er heeft vervolgens hoor en wederhoor plaatsgevonden. Ook kan het hof verweerders niet volgen in hun grief dat er sprake is van schending van het ne bis in idem beginsel. Klachtonderdeel a) ziet op het tuchtrechtelijk verwijt dat verweerders zich niet hebben gedragen zoals een behoorlijk advocaat jegens zijn wederpartij betaamt door zich provocerend te gedragen jegens de medewerkers van klaagster tijdens een inspectie op het perceel van de voormalige cliënten van verweerders. Verweerders hebben door hun gedrag ook klaagster als publiekrechtelijk persoon die toe moet zien op naleving van de regelgeving in haar belangen geraakt. Het Hof komt tot de conclusie dat dit klachtonderdeel gegrond is. Bij klachtonderdeel b heeft klaagster geen eigen belang aangezien klaagster door de gestelde grievende uitlatingen over haar bestuurders en medewerkers niet rechtstreeks in een eigen belang is getroffen. Klachtonderdeel c ziet op het verwijt dat verweerders de grenzen van de hen toekomende ruime vrijheid hebben overschreven door op intimiderende wijze structureel medewerkers van klaagster op hun privé adres aansprakelijk te stellen en aangiftes jegens hen te doen. Naar het oordeel van het hof hadden de uitlatingen van verweerders op een minder intimiderende wijze gekund en verklaart dit klachtonderdeel gegrond. Klachtonderdeel d ziet op de uitlatingen van verweerders over klaagster jegens derden. Het hof oordeelt dit klachtonderdeel in zijn geheel ongegrond. Niet is gebleken dat met de gestelde uitlating de belangen van klaagster onnodig of onevenredig zijn geschaad. Het hof is van oordeel dat volstaan kan worden met het opleggen van een berisping en vernietigt de beslissing van de raad van discipline.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2020:56 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-211b

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een arts. Vast staat dat beklaagde niet betrokken is geweest bij de beoordeling van de aanvraag voor de verlenging van het rijbewijs door klager. Verder is niet gebleken dat beklaagde als Hoofd Medische Zaken bij het CBR invloed had op de door klager genoemde onvolkomenheden in de procedure tot verlenging van het rijbewijs. Dat betekent dat hij daarvoor niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TNORDHA:2020:5 Kamer voor het notariaat Den Haag 19-64

    De notaris wordt verweten dat hij weigert te communiceren met klaagster over de voortgang, de status en de verdere afwikkeling van de nalatenschap.

  • ECLI:NL:TNORDHA:2020:6 Kamer voor het notariaat Den Haag 19-68 en 19-69

    Klager verwijt de notarissen het volgende. Met het bevestigen van voornoemde vraag en het door het notariskantoor aanvaarden van het inlichtingenformulier (de vraag was immers door het notariskantoor opgenomen op het formulier) heeft klager het notariskantoor expliciet de opdracht gegeven de kapitaalverzekering af te kopen. Er waren geen voetnoten of uitzonderingen opgenomen op het formulier.

  • ECLI:NL:TNORDHA:2020:7 Kamer voor het notariaat Den Haag 19-71 en 19-72

    Klager verwijt de notarissen het volgende. Klager had de notarissen verzocht om de waarborgsom voor de verkoop van het onroerend goed te Haïti op de derdengeldenrekening te storten, aangezien de zusters van klager medegerechtigd waren op de waarborgsom. Notaris [notaris X] heeft dit geweigerd, omdat [notaris Y] op grond van het testament geen executeur was voor wat betreft de buiten Nederland gelegen bestanddelen van de nalatenschap. Klager heeft dit gerespecteerd. De keerzijde hiervan is dat [notaris Y] op het moment dat het appartement te [plaatsnaam] en de belastingschulden waren geregeld, had moeten overgaan tot verdeling van het saldo van de nalatenschap. Hij heeft dat niet gedaan. Er is derhalve nog steeds niet verdeeld.

  • ECLI:NL:TAHVD:2020:54 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190256

    Verweerder heeft nagelaten uiteen te zetten welke zaken hij voor klaagster zou behandelen en welke strategie zou worden ingezet. Verweerder heeft klaagster voorts onvoldoende op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen en is in zijn bijstand onvoldoende voortvarend geweest. Verweerder heeft de indruk gewekt dat hij de letselschadezaken adequaat en voortvarend zou oppakken, maar daar is geen sprake van geweest. Klaagster is daardoor benadeeld. Verweerder is daarmee op ernstige wijze tekortgeschoten in zijn bijstand en informatieverstrekking aan klaagster. Bekrachtiging beslissing raad, behoudens één klachtonderdeel, in zoverre vernietiging. Gedeeltelijk voorwaardelijke schorsing. Proceskostenveroordeling volgens nieuwe afspraken per 1 maart 2020.

  • ECLI:NL:TAHVD:2018:250 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180120

    Klacht tegen advocaat wederpartij in echtscheidingsgeschil. Niet gebleken is dat verweerder de suggestie heeft gewekt dat hij de alimentatieberekening op basis van de aangeleverde stukken van klager zou baseren. Klager heeft het voorstel van verweerder om voor de echtelieden gezamenlijk de belangen te behartigen niet aanvaard. Daarna mocht verweerder op verzoek van zijn cliënte een procedure tegen klager starten en op basis van nieuw feitenmateriaal de eerdere aan klager toegezonden alimentatieberekening aanpassen. Voor zover in de andere alimentatieberekening volgens klager nog steeds onjuistheden stonden, heeft klager daartegen in de procedure verweer gevoerd en heeft de rechtbank op basis daarvan ook uitspraak gedaan. Niet gebleken is dat daarnaast sprake was van een verplichting tot overlegging van de door verweerder van klager ontvangen (financiële) stukken in de procedure. Klachten ongegrond. Bekrachtiging beslissing raad.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2002:2 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/443

    Klager dient een klacht in tegen een verpleegkundige, onder meer met het verwijt dat de verpleegkundige ernstige dwang heeft toegepast, terwijl daartoe geen aanleiding bestond en niet voldaan werd aan de wettelijke vereisten. Volgens klager was de houding van verweerder zodanig dreigend en intimideren, dat klager geen uitweg zag en uiteindelijk toch maar de gesloten afdeling is opgelopen, terwijl hij dat niet wilde. Verweerder betwist dat hij gezegd zou hebben 'desnoods til ik je over de drempel', maar erkent dat hij sturend is en kennelijk - achteraf bezien - in woord wat te directief is gewest. Volgens verweerder was - gelet op urgentie van de dreiging - enig aandringen geoorloofd. Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.