ECLI:NL:TNORDHA:2020:5 Kamer voor het notariaat Den Haag 19-64

ECLI: ECLI:NL:TNORDHA:2020:5
Datum uitspraak: 12-02-2020
Datum publicatie: 23-03-2020
Zaaknummer(s): 19-64
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht gegrond met schorsing als notaris
Inhoudsindicatie: De notaris wordt verweten dat hij weigert te communiceren met klaagster over de voortgang, de status en de verdere afwikkeling van de nalatenschap.

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 12 februari 2020 inzake de klacht onder nummer 19-64 van:

[naam klaagster] ,

hierna ook te noemen: klaagster,

gemachtigde: [naam gemachtigde];

tegen

mr. [naam notaris] ,

notaris te [vestigingsplaats],

hierna ook te noemen: de notaris.

De procedure

De Kamer heeft kennisgenomen van:

·       de klacht, ingekomen op 11 juni 2019,

·       aanvulling klacht, met bijlagen, ingekomen op 21 juni 2019.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 januari 2020. Daarbij was aanwezig klaagster bijgestaan door gemachtigde [naam], en de notaris. Van het verhandelde is proces­verbaal opgemaakt.

De feiten

Op 6 mei 2016 is mevrouw [naam erflaatster] (hierna te noemen: erflaatster) overleden. Erflaatster had geen uiterste wil gemaakt. Als erfgenamen heeft zij haar drie dochters, ieder voor 1/3e gedeelte, achtergelaten. Klaagster is één van de drie erfgenamen.  

Omdat één van de erfgenamen ([Y] beneficiair aanvaard heeft, dient de nalatenschap vereffend te worden. De drie erfgenamen hebben geen enkel contact meer met elkaar.

De notaris heeft op 18 mei 2016 van klaagster de opdracht gekregen haar behulpzaam te zijn bij de afwikkeling van de nalatenschap.

De klacht en het verweer van de notaris

De notaris wordt verweten dat hij weigert te communiceren met klaagster over de voortgang, de status en de verdere afwikkeling van de nalatenschap.

De notaris heeft bij de aanvang van zijn werkzaamheden de erfgenamen onjuist geïnformeerd over de hoogte van de nalatenschap. De onjuistheid is hersteld, maar de verdere afhandeling verliep traag en niet conform verwachting. Klaagster zelf moest steeds informeren naar de stand van zaken om informatie te ontvangen. Na een telefoongesprek van 18 juli 2017, waarin klaagster werd medegedeeld dat één van de andere zusters, [X], zou komen “tekenen” zodat de nalatenschap afgewikkeld kon gaan worden, heeft klaagster geen contact meer kunnen krijgen met de notaris.

Klaagster verwijt de notaris dat:

1. hij weigert antwoord te geven op schriftelijk gestelde vragen, ook na bemiddeling van de KNB;

2. de afhandeling van de nalatenschap van erflaatster niet adequaat en transparant wordt aangepakt;

3. de zaak volledig gestagneerd is en de notaris in gebreke blijft.

De notaris heeft geen schriftelijk verweer gevoerd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft hij zijn standpunt mondeling toegelicht. Allereerst heeft hij zijn verontschuldigingen aangeboden. Wegens persoonlijke redenen heeft de notaris in het dossier niet gehandeld, zoals van een notaris verwacht mag worden. Bij brief van 10 januari 2017 heeft de notaris de erfgenamen bericht dat [naam klaagster] de vereffening vrijwel volledig had voltooid (vorderingen geïnd, alle schulden voldaan, lopende overeenkomsten opgezegd). Na aftrek van de notarisdeclaratie zou er ongeveer € 5.500,- resteren. Dus een bedrag van € 1.830,- per erfgenaam.

Omdat de notaris er van op de hoogte was dat de erfgenamen onderling geen contact hadden, heeft de notaris de ING-bank verzocht het eindsaldo van de tot de boedel behorende rekening in drie gelijke porties over te maken. Daarvoor had hij drie afzonderlijke machtigingsformulieren bij de bank gevraagd.

De notaris heeft twee formulieren (waaronder die van klaagster [naam]) getekend terug ontvangen. De derde zuster [Y] is vervolgens door de notaris benaderd. Zij meldde de notaris toen dat de ING-bank de rekening had gesloten en het gehele saldo naar de andere zuster had overgemaakt. De notaris heeft toen die zuster benaderd met het verzoek om 2/3e gedeelte terug te storten naar de notaris. Enige vorm van reactie is vervolgens uitgebleven. Dit alles speelde eind 2017/begin 2018. De notaris zou het dossier graag verder oppakken, maar omdat het eindsaldo is uitgekeerd kan hij niet veel meer doen, aldus de notaris.

De beoordeling van de klacht

Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 van de Wet op het notarisambt (Wna). Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. 

De Kamer overweegt het volgende.

In de bewuste periode speelde de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster – en die lijkt nog altijd niet afgerond te zijn. Concreter speelde de overmaking van het saldo van de ING-rekening naar één van de erfgenamen, terwijl de notaris juist had gevraagd om drie verschillende machtigingsformulieren. Hij wist immers dat de erfgenamen geen contact meer met elkaar hadden.

Op het moment dat de notaris er achter kwam dat de ING-bank het gehele saldo van de rekening naar één erfgename had overgemaakt, had hij contact moeten opnemen met de ING-bank. Dit heeft de notaris niet gedaan. Belangrijker is dat hij de erfgenamen in zijn geheel niet geïnformeerd heeft hierover. Voor zover hij heeft willen aanvoeren dat hij dat wel heeft gedaan heeft hij daarvoor geen enkele onderbouwing gegeven, niet in de vorm van een brief of een telefoonnotitie en zelfs niet in de vorm van een urenlijst, waarop een eventueel gesprek te zien zou zijn.

Vaststaat dat de notaris, ook los van de kwestie van de overmaking, daadwerkelijk jarenlang onbereikbaar is geweest voor klaagster. Ook de tussenkomst van de KNB heeft daarin geen verandering gebracht. Het eerste contactmoment na tijden is de zitting van de Kamer geweest.

Zo hij al een reden had, heeft hij klaagster niet tevoren laten weten dat en waarom hij niet zou reageren op pogingen hem te bereiken. Ook blijkt niet dat hij meende dat zijn dienstverlening ten einde was.

De Kamer is van oordeel dat de notaris door het jarenlang niet reageren op herhaalde verzoeken van klaagster niet heeft gehandeld zoals het een behoorlijk notaris betaamt. Het hem door klaagster terecht verweten nalaten wordt door het in het geheel niet reageren op de klacht onderstreept en bevestigd. De klacht is derhalve gegrond.

Maatregel

Door het tuchtrechtelijk laakbaar nalaten van de notaris is het vertrouwen van klaagster in het notariaat ernstig geschonden. Vast is komen te staan dat de notaris op geen enkele wijze inzicht heeft gegeven in de manier waarop hij dit dossier behandelde en wat de stand van zaken was. Hij is onbereikbaar geweest voor klaagster en heeft haar daarmee ook de mogelijkheid ontnomen in te schatten of het nodig was een andere notaris in de arm te nemen, terwijl eveneens onduidelijk was of hij gehoor zou geven aan een verzoek de stukken aan die opvolger over te dragen. Zijn volledige stilzwijgen wordt hem ernstig aangerekend.

Dat de tussenkomst van de KNB geen verandering heeft gebracht weegt in zijn nadeel mee. Voor het feit dat de notaris ook na het indienen van de klacht op geen enkele wijze heeft gereageerd geldt hetzelfde.

Verder weegt mee dat de notaris intussen, bij beslissing van de Kamer van [datum beslissing] in een andere klacht een berisping heeft gekregen. In die zaak heeft hij, net als hier, geen schriftelijk verweer gevoerd en is hij niet verschenen. Hoewel het aan hem is of hij zich verdedigt, ontkomt de Kamer niet aan de constatering dat toen al van vergelijkbaar gedrag sprake was. Verder constateert de Kamer dat ook die berisping voor de notaris geen reden is geweest zijn functioneren als notaris tegen het licht te houden en deze zaak weer op te pakken.

Opvallend is dat de notaris, hoewel daartoe ter zitting meermalen en op verschillende manieren uitgenodigd, geen begin van een verklaring voor zijn laakbare nalaten heeft gegeven. Niet alleen blijft daardoor de situatie ongenuanceerd zorgelijk, maar ook ontbreekt daardoor voor de Kamer enig aanknopingspunt om tot een milder oordeel over dat nalaten te komen. De korte excuses aan het begin van de zitting geven evenmin inzicht in redenen en achtergronden.

De Kamer acht de handelwijze dusdanig laakbaar dat de Kamer de maatregel van schorsing in de uitoefening van het ambt voor de duur van twee weken passend en geboden acht.

Omdat de Kamer de klacht gegrond verklaart, dient de notaris op grond van artikel 99, vijfde lid, van de Wna, het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,00 aan haar te vergoeden.

De notaris dient het griffierecht binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klaagster te vergoeden. Klaagster dient daarvoor tijdig haar rekeningnummer schriftelijk door te geven aan de notaris.

Kostenveroordeling

Omdat de Kamer de klacht gegrond verklaart ziet de Kamer aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b lid 1 sub b Wna en de tijdelijke richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat, te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak zijn gemaakt. Deze kosten worden vastgesteld op € 3.500,-. De Kamer bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de Kamer. De notaris ontvangt hiervoor een nota van het LDCR te Utrecht.

De beslissing

De Kamer voornoemd:

verklaart de klacht gegrond;

legt de notaris de maatregel van schorsing op voor de duur van twee weken;

bepaalt dat de secretaris binnen een maand nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, aan de notaris bij aangetekende brief de datum zal meedelen waarop de opgelegde maatregel van kracht wordt;

veroordeelt de notaris tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klaagster;

veroordeelt de notaris tot betaling van de kosten in verband met de behandeling van de zaak, vastgesteld op € 3.500,- , op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder ‘kostenveroordeling’ bepaald.

Deze beslissing is gegeven door mrs. G.H.M. Smelt, voorzitter, R.R. Roukema en P.H.B. Gorsira, en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2020.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief door het Hof te zijn ontvangen, waarbij de datum van ontvangst door het Hof bepalend is.