ECLI:NL:TGZRSGR:2020:48 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-228

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2020:48
Datum uitspraak: 24-03-2020
Datum publicatie: 24-03-2020
Zaaknummer(s): 2019-228
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegronde klacht tegen een huisarts. Het College kan niet kan vaststellen dat, zoals klaagster stelt, zij meermalen heeft gevraagd om een longfoto. Omdat het College dit niet kan vaststellen kan zij ook niet onderzoeken of, zoals klaagster stelt, beklaagde door geen longfoto te laten maken is tekortgeschoten in de zorg die zij tegenover klaagster moet verlenen. Het medisch dossier biedt in ieder geval geen aanknopingspunt dat beklaagde tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het College voegt daar aan toe dat beklaagde in ieder geval op juiste wijze heeft gereageerd op de klachten met betrekking tot hoesten die klaagster op 8 en 22 februari 2019 op haar spreekuur heeft geuit. Klacht ongegrond verklaard.  

Datum uitspraak: 24 maart 2020

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

wonende te B,

klaagster,

gemachtigde: C (dochter van klaagster)

tegen:

D , huisarts,

werkzaam te B,

beklaagde,

gemachtigde: mr. L. Beij, werkzaam te Utrecht.

1.                  Het verloop van de procedure

1.1              Het verloop van de procedure blijkt uit:

-          het klaagschrift, ontvangen op 9 oktober 2019;

-          het verweerschrift met bijlagen;

-          de brief met bijlagen namens klaagster, ingekomen 12 december 2019.

1.2              De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 12 februari 2020. Klaagster en haar gemachtigde zijn (zonder bericht) niet verschenen. Beklaagde is verschenen, bijgestaan door mr. L. Beij.

2.                  De feiten

2.1              Klaagster is meer dan 20 jaar patiënte bij Huisartsenpraktijk E. Beklaagde is werkzaam in deze praktijk als huisarts. Beklaagde heeft vaak het spreekuur van beklaagde bezocht, maar ook het spreekuur van andere artsen in de praktijk.

2.2              In de voor deze klacht relevante periode heeft klaagster het spreekuur van beklaagde een aantal malen bezocht. In het medisch dossier heeft beklaagde over deze spreekuurcontacten het volgende genoteerd:

(Spreekuur van 9 oktober 2018)

S valt steeds met gevolgen tand eruit been wond enz…..valt flauw

E flauwvallen

P. Afspraak ‘labdiagnostiek’ gemaakt bij Laboratorium – SHL-groep onder verwijsnummer:47229243. Reden: laboratorium

(Spreekuur van 7 december 2018)

S lang consult omdat ze verwijzing naar specialist wilde, niet gegeven, want uitgebreid bij F geweest en geen reuma. Gezegd dat ik er van overtuigd ben dat zij niets lichamelijks heeft. Dochter zat er bij en was op gegeven moment in tranen. Ik ben hier niet op ingegaan, maar denk wel dat we er iets mee

E dikke handen

(Spreekuur 5 februari 2019)

S WMO belde voor scootmobiel; pijn in nvoeten

E Obesitas

P Gezegd dat zij geen scootmobiel nodig heeft, maar evt zooltjes en gaan lopen!

(spreekuur van 8 februari 2019)

E kriebelhoest

R CODEINE TABLET @)MG (FOSFAAT)

E spierpijn

R TRAMODOL/PARACETOMOL TABLET 37,5/325mg

(spreekuur van 22 februari 2019)

S keelpijn, branderig, jeuk, hoest, ook ogen jeuk

O keel wat rood, verder ga

E keelpijn

P Afspraak ‘labdiagnostiek’ gemaakt bij Laboratorium – SHL-groep onder verwijsnummer:51876001. Reden: laboratorium

R LEVOCABASTINE OOGDRUPPELS 0,5MG/ML fl 4ML

R DESLORATADINE TABLET 5MG

FLUTICASON NEUSDRUPPELS 1MG/ML PATR 0,4ML

2.3              Het laboratoriumonderzoek na het spreekuur van 9 oktober 2018 gaf geen afwijkingen. Het onderzoek na het spreekuur van 8 februari 2019 gaf een verhoogd BSE te zien.

2.4       Klaagster heeft in de periode na 9 oktober 2018 tot 22 februari 2019 ook verschillende spreekuren van collega’s van beklaagde bezocht. Na 22 februari 2019 is beklaagde door een collega van beklaagde op het spreekuur gezien. Klaagster gaf aan al langere tijd last te hebben van hoesten en zich zorgen te maken. Toen de klachten aanhielden en opnieuw een verhoogd BSE werd geconstateerd, heeft de collega van beklaagde klaagster doorverwezen naar de longarts voor een longfoto. Uit de foto bleek dat klaagster een kwaadaardig gezwel in de rechterlong had. Dit gezwel is operatief verwijderd. Na de operatie werd klaagster met complicaties in verband met haar hart geconfronteerd.

3.                  De klacht

Klaagster stelt zich op het standpunt dat zij in de periode oktober 2018 tot en met maart 2019 iedere 10 dagen in de praktijk op het spreekuur is geweest. Zij heeft vanwege angst voor een ernstig longprobleem keer op keer om een longfoto gevraagd. Die verzoeken zijn elke keer afgewezen. Als beklaagde haar eerder serieus had genomen, waren de gevolgen minder ernstig geweest, aldus klaagster.

4.                  Het standpunt van beklaagde

Beklaagde heeft de klachten en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Meer in het bijzonder ontkent zij dat klaagster ademhalingsklachten of longklachten tijdens de spreekuren heeft genoemd en dat zij heeft geweigerd om een longfoto te laten maken.

5.                  De beoordeling

5.1              Het College stelt voorop dat het heel naar en verdrietig is wat klaagster is overkomen. Tegelijkertijd moet het College zakelijk beoordelen of de klacht die klaagster tegen beklaagde heeft ingediend, terecht is. Het College daarvoor moet onderzoeken of beklaagde is tekortgeschoten in de zorg die zij aan klaagster had moeten verlenen. Het gaat daarbij alleen om het handelen van beklaagde. Dat betekent dat het College kijkt naar de (spreekuur)contacten tussen klaagster en beklaagde.

5.2              Om vast te stellen of beklaagde is tekort geschoten moet er duidelijkheid bestaan over de feiten. Die duidelijkheid heeft het College uit de stukken en de tijdens de mondelinge behandeling niet kunnen krijgen. Klaagster stelt dat zij meermalen heeft gevraagd om een longfoto te laten maken. Zij wijst erop dat zij in september 2018 in Turkije, waar zij tijdelijk verbleef, is flauwgevallen. De arts die zij in Turkije heeft geraadpleegd heeft vastgesteld dat klaagster kortademig was en daarom onder meer een longonderzoek en een bloedonderzoek noodzakelijk vond. Dat kon in Turkije niet plaatsvinden. De arts heeft aan klaagster een brief met een voorgesteld bloedonderzoek meegegeven. Klaagster zegt dat zij dit verzoek tijdens het spreekuur van 9 oktober 2018 heeft overgebracht aan beklaagde door de brief te overhandigen en om een longfoto heeft gevraagd.

5.3              Beklaagde ontkent met stelligheid dat klaagster tijdens dit spreekuur om een longfoto heeft gevraagd en heeft dat desgevraagd op de zitting uitdrukkelijk herhaald. Uit het medisch dossier blijkt dat klaagster inderdaad melding heeft gemaakt van het flauwvallen. Uit het dossier blijkt niet dat klaagster ook over ademhalingsklachten heeft gesproken of om een longfoto heeft gevraagd. In de klachten heeft beklaagde aanleiding gezien voor bloedonderzoek, dat geen afwijkingen bleek op te leveren. Ook uit verslagen van spreekurenbezoeken met collega’s die volgden op het spreekuur van 9 oktober 2018 blijkt niet klaagster heeft gesproken over ademhalingsproblemen of andere longproblemen. Evenmin blijkt daaruit dat klaagster om een longfoto heeft gevraagd.

5.4              Beklaagde stelt dat in de latere spreekuurcontacten tussen beklaagde en klaagster verschillende klachten aan de orde zijn geweest, maar dat door klaagster geen ademhalingsklachten of longklachten zijn geuit en dat ook tijdens die spreekuren door klaagster niet om een longfoto is gevraagd. Ter zitting heeft zij daaraan toegevoegd dat zij laagdrempelig is waar het verzoeken om het maken van een longfoto betreft. Het verslag van deze spreekuurcontacten maakt ook geen melding van ademhalingsklachten of longklachten of een verzoek van klaagster tot het maken van een longfoto. In het medisch dossier staan deze klachten of een dergelijk verzoek ook niet bij spreekuurcontacten met andere huisartsen voor en na de spreekuren met beklaagde.

5.5               De eerste keer dat klaagster volgens het medisch dossier longklachten op het spreekuur van beklaagde heeft geuit, betreft het spreekuur van 8 februari 2019 waar klaagster klaagde over kriebelhoest. Tijdens het spreekuur van 22 februari 2019 klaagde klaagster over keelpijn, jeuk, branderige ogen en hoesten. Beklaagde ontkent dat tijdens die spreekuren over een longfoto is gesproken en het dossier biedt daarvoor ook geen aanknopingspunt.

5.6              Het College heeft beklaagde ter zitting indringend ondervraagd over het spreekuur van 7 december 2018. Beklaagde erkent dat zij tijdens dat spreekuur boos op klaagster is geworden en met stemverheffing heeft gesproken. Zij geeft aan dit te betreuren. Beklaagde stelt dat klaagster naar haar mening overvroeg. Zij ontkent dat de boosheid tijdens dat spreekuur werd veroorzaakt door een verzoek om een longfoto en de aantekeningen in het medisch dossier wijzen er op dat het in dat gesprek ging om klachten over dikke handen en een veronderstelde reumatische aandoening en niet om andere klachten. Het spreekuur van 5 februari 2019 ging om een aanvraag voor een scootmobiel, die beklaagde niet wilde ondersteunen.

5.7              Onder deze omstandigheden moet het College vaststellen dat tegenover de stelling van klaagster dat zij meermalen om een longfoto heeft gevraagd, de stellige ontkenning van beklaagde staat. Het voorgaande betekent dat het College niet kan vaststellen dat, zoals klaagster stelt, zij meermalen heeft gevraagd om een longfoto. Omdat het College dit niet kan vaststellen kan zij ook niet onderzoeken of, zoals klaagster stelt, beklaagde door geen longfoto te laten maken is tekortgeschoten in de zorg die zij tegenover klaagster moet verlenen. Het medisch dossier biedt in ieder geval geen aanknopingspunt dat beklaagde tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het College voegt daar aan toe dat beklaagde in ieder geval op juiste wijze heeft gereageerd op de klachten met betrekking tot hoesten die klaagster op 8 en 22 februari 2019 op haar spreekuur heeft geuit.

5.8              De conclusie is dat beklaagde niet kan worden verweten dat zij heeft gehandeld in strijd met de zorg die zij ten opzichte van klaagster behoorde te betrachten.

5.9              De klacht zal daarom ongegrond worden verklaard.

6.         De beslissing

Het College:

-           verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door E.J. Daalder, voorzitter, I.K. Spros, lid-jurist, V.M. Schijf, H.C. Baak en A.M. Van Hemert, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door I.C.M. Spitters, secretaris en uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2020.

voorzitter                                                                                           secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.       Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.      Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.       Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.