ECLI:NL:TADRSHE:2020:23 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 19-701/DB/OB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2020:23
Datum uitspraak: 23-03-2020
Datum publicatie: 25-03-2020
Zaaknummer(s): 19-701/DB/OB
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Advocaat mocht er, toen door beide partijen uitvoering werd gegeven aan de tussen partijen bereikte overeenstemming, gelet op de inhoud van de e-mailberichten van de wederpartij en de door klaagster per e-mail gegeven instemming, vanuit gaan dat klaagster zich akkoord had verklaard met een regeling tegen finale kwijting.  De ondertekening tegen finale kwijting door verweerster valt advocaat daarom tuchtrechtelijk niet aan te rekenen. Ook overigens is niet gebleken dat advocaat zonder overleg met en instemming van haar cliënte handelingen heeft verricht noch dat zij de belangen van klaagster onvoldoende heeft behartigd. Klacht ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort

‘s-Hertogenbosch

van 23 maart 2020

in de zaak 19-701/DB/OB

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerster

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 4 september 2018 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant een klacht ingediend over verweerster.

1.2      Bij brief aan de raad van 11 oktober 2019 met kenmerk 48/18/112K , door de raad ontvangen op 11 oktober 2019 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 27 januari 2020 in aanwezigheid van klaagster, bijgestaan door mr. V, advocaat te Nijmegen, en verweerster.  

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-       de brief van de deken van 11 oktober 2019, met bijlagen.

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1      Verweerster heeft klaagster vanaf 19 mei 2017 bijgestaan inzake de afwikkeling van de beëindiging van de samenleving met de heer X (de inmiddels ex-partner van klaagster). Op 19 mei 2017 heeft een eerste gesprek tussen klaagster en verweerster plaatsgevonden. Verweerster heeft dit gesprek bij brief van 31 mei 2017 aan klaagster bevestigd en een concept-brief aan de wederpartij toegezonden. Klaagster heeft per e-mail van 31 mei 2017 bericht akkoord te gaan met de concept-brief aan de heer X. Verweerster heeft zich per e-mail van 31 mei 2017 namens klaagster tot de heer X gewend. Per e-mail van 9 juni 2017 heeft de advocaat van de heer X een voorstel tot afwikkeling van de beëindiging van de samenleving gedaan.

2.2      De advocaat van de heer X heeft per e-mail van 1 september 2017 aan verweerster een finaal voorstel om te komen tot een algehele afwikkeling van alle gevolgen van het verbreken van de samenleving gedaan. De advocaat van de ex-partner van klaagster schreef per     e-mail van 1 september 2017 het volgende: “Cliënten hebben inmiddels overeenstemming over de vermogensrechtelijke afwikkeling van de gevolgen van het verbreken van hun samenleving. (…) Al langere tijd resteert uitsluitend nog de verdeling van een deel van de inboedel. (…) Om die reden heeft cliënt derhalve al eerder niet voor niets aan het door hem te betalen bedrag van € 15.000 de voorwaarde gekoppeld dat ook de finale afwikkeling van met name de resterende inboedel en aantal praktische zaken daadwerkelijk dient te zijn gerealiseerd. (…) Onderstaand treft u het finale voorstel aan (…)”.

2.3      In haar e-mail van 8 september 2017 schreef de advocaat van de heer X aan verweerster het volgende: “Client heeft mij laten weten dat er ook van zijn kant overeenstemming is, verwijzend naar uw mail van heden van 12.35 uur en het voorstel dezerzijds van 1 september jl., zodat er van uitgaande dat uw cliënte vandaag de hond ophaalt en uiterlijk woensdag a.s. de overige spullen - waarover recent in de mailwisseling is gesproken - zijn opgehaald, cliënt direct nadien het bedrag van € 15.770,20 aan uw cliënte zal voldoen tegen finale kwijting over en weer. (….)“

2.4      Per e-mail van 15 september 2017schreef de advocaat van de heer X aan verweerster: ”Zodra de bevestiging van uw kant is ontvangen, zal cliënt tegen finale kwijting (…) het bedrag (…) overmaken”.

2.5      Klaagster schreef in haar e-mail van 10 november 2017 aan verweerster het volgende: “Zoals gisteren reeds telefonisch besproken maak ik de keuze om akkoord te gaan met de genoemde voorwaarden ten einde deze discussie zo spoedig mogelijk te stoppen.

Ik vraag wel jouw aandacht voor het feit wat te doen als de heer (X) wederom weigert te betalen. Is er een wettige termijn waarbinnen hij moet betalen? Zijn hier eventuele sancties op te leggen? (dwangsom?)”.

2.6      Klaagster schreef vervolgens per e-mail van 25 december 2017 aan verweerster het volgende: “Aan het eind van de middag heb ik op jouw kantoor de gevraagde sieraden van (de heer X) afgegeven. Hij kan deze ophalen bij jou (en tegelijkertijd mijn zaken afgeven) mits hij het resterende bedrag heeft voldaan.”

2.7      Verweerster heeft desgevraagd door de wederpartij een ontvangstbevestiging met de mededeling “tegen finale kwijting” ondertekend en aan de ex-partner van klaagster verstrekt.

2.8      Klaagster schreef per e-mail van 12 januari 2018 om 14.39 uur het volgende: “(…) finale kwijting terzake alle gevolgen verbreken samenleving. Wat houdt dat in? Het is namelijk zo dat er nog bankzaken en belastingzaken geregeld moeten worden. (…). Wat doe ik hiermee? Ik hoor graag van je”.

2.9      Per e-mail van 12 januari 2018 om 16.41 uur schreef klaagster aan verweerster: “Met grote verbazing heb ik kennis genomen van het feit dat jij zonder overleg met mij akkoord hebt gegeven op uitruil met (de heer X). Dit terwijl er een strofe is opgenomen waarin er sprake zou zijn van finale kwijting”.

Verweerster antwoordde per e-mail van 15 januari 2018 als volgt:   ‘Ik zag er geen probleem in een en ander uit te ruilen, ook niet tegen finale kwijting. Jij wilde immers het restant van het overeengekomen bedrag nog ontvangen en in ruil daarvoor zouden de sieraden worden afgegeven. Finale kwijting was al overeengekomen. Zie bijvoorbeeld de email van (de advocaat van de heer X) van 8 september 2017. Finale kwijting ziet overigens in beginsel ook enkel op de geschilpunten waarop de overeenstemming ziet.’

Klaagster schreef vervolgens per e-mail van 6 maart 2018 aan verweerster: “ Ik wil graag met je in gesprek aangezien ik problemen heb met hoe de zaken zijn verlopen. De kosten zijn hierbij een onderwerp maar volgens mij gaat het juist ook om de communicatie in zijn geheel.(…) Zoals het niet voeren van overleg en zelfstandig afhandelen van brieven.”

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster:

1.    bij de behandeling van de zaak zelfstandige keuzes heeft gemaakt en handelingen heeft verricht zonder overleg met of toestemming van klaagster,

2.    belangrijke keuzes onder tijdsdruk heeft gemaakt, waarbij klaagster zich afvraagt of verweerster de belangen van klaagster voldoende heeft beschermd, en klaagster dientengevolge door het handelen van verweerster ook belangrijke keuzes onder tijdsdruk, soms zelfs binnen een half uur, heeft moeten maken,

3.    haar onafhankelijkheid in gevaar heeft gebracht door erover te liegen dat zij de heer X niet kent,

4.    zonder overleg met klaagster tegen finale kwijting heeft getekend,

5.    onzorgvuldig met de klachten van klaagster is omgegaan,

6.    de verdeling van de gemeenschappelijke zaken van klaagster en haar ex-partner niet in overleg met klaagster heeft afgewikkeld.

3.2       Klaagster heeft ter toelichting op de klacht verwezen naar haar hiervoor aangehaalde, met verweerster gewisselde e-mailberichten en daarnaast onder meer  het volgende naar voren gebracht.

3.3       Verweerster heeft de wederpartij steeds laten regeren. De wederpartij wijzigde talloze keren de regels en voorwaarden, waardoor voor klaagster onder grote tijdsdruk keuzes gemaakt moesten worden, soms zelfs binnen een half uur.

3.4       Verweerster gaf aanvankelijk aan de wederpartij niet te kennen. Toen klaagster verweerster die vraag op 20 april 2018 nogmaals stelde, gaf zij toe dat zij hem wel kende. Verweerster had de wederpartij ontmoet bij FC O. en zij kende hem via de  ondernemersvereniging T.

3.5       Klaagster heeft op 20 april 2018 de klacht besproken met verweerster. In het gespreksverslag heeft klaagster wederom verzuimd een aantal cruciale gesprekspunten  te benoemen.

4          VERWEER

4.1      Verweerster betwist onzorgvuldig te zijn omgegaan met de zaak van klaagster. Er is een regeling getroffen die paste bij de feiten en de regels die van toepassing waren op de samenleving van klaagster en haar ex-partner. Verweerster heeft steeds de afweging gemaakt wat juridisch haalbaar was, wat het zou opleveren en wat een juridische procedure zou kosten. Verweerster heeft telkens een kosten-batenanalyse voor klaagster gemaakt, juist omdat duidelijk was, dat op basis van de resultaatsbeoordeling de toevoeging zou worden ingetrokken.

4.2      Het is juist dat verweerster bij aanvang heeft gezegd dat zij de wederpartij van klaagster niet kende. Dat was ook zo. Verweerster heeft hem later ontmoet bij FC O. en hem de hand geschud. Zij heeft hem toen niet gesproken. Toen klaagster verweerster later nogmaals vroeg of zij de wederpartij kende, heeft zij aangegeven dat zij hem eenmaal had ontmoet en hem de hand had geschud. Van liegen is geen sprake. Verweerster kent de wederpartij niet via T.

4.3      Het was vanaf het begin duidelijk dat het voorstel van de wederpartij tegen finale kwijting was. Klaagster heeft zich hiermee akkoord verklaard. Klaagster heeft verweerster bedankt voor de brief waarin dit bevestigd werd. De ex-partner van klaagster had niet het volledige aan klaagster toekomende bedrag betaald, omdat hij nog goederen van haar tegoed had. Klaagster heeft vervolgens de betreffende goederen op kantoor van verweerster afgegeven en aan verweerster de opdracht gegeven de goederen aan haar ex-partner af te geven na ontvangst van het klaagster toekomende restantbedrag. De wederpartij wenste een ondertekend ontvangstbewijs met daarop de tekst “tegen finale kwijting”. Verweerster zag daarin geen kwaad en heeft conform de instructie van klaagster gehandeld. De aangiftes inkomstenbelasting staan los van de verleende finale kwijting.

4.4      De wederpartij stelde soms  wat strakke termijnen, maar verweerster heeft nooit het belang van klaagster uit het oog verloren. Er is veel via e-mail en telefoon gecommuniceerd, met name omdat partijen de zaken snel geregeld wilden hebben.

5          BEOORDELING

Ad onderdelen 1 en 4

5.1      Klaagster verwijt verweerster dat zij zelfstandige keuzes heeft gemaakt en zonder overleg met en toestemming van klaagster handelingen heeft verricht, waaronder het onderteken van een stuk namens klaagster tegen finale kwijting.

5.2      Uit de aan de raad overgelegde correspondentie tussen klaagster en verweerster en het ter zitting verhandelde is gebleken dat na veelvuldig overleg tussen partijen uiteindelijk overeenstemming is bereikt, waaraan uitvoering is gegeven. Als onweersproken staat vast dat veelvuldig telefonisch overleg tussen klaagster en verweerster over de door de wederpartij in meerdere e-mailberichten  voorgestelde regeling en daaraan verbonden voorwaarden, waaronder finale kwijting,  heeft plaatsgevonden. Klaagster heeft per e-mail van 10 november 2017 bericht dat zij, in aansluiting aan het telefonisch overleg met verweerster op 9 november 2017, akkoord ging met de door de wederpartij gestelde voorwaarden om daarmee de discussie zo snel mogelijk te beëindigen. De raad stelt vast dat niet gebleken is dat klaagster tijdens de onderhandelingen vragen heeft gesteld over dan wel bezwaar heeft gemaakt tegen een regeling tegen finale kwijting. De raad volgt klaagster dan ook niet in haar stelling dat verweerster zonder overleg met en zonder toestemming van klaagster de ontvangstbevestiging tegen finale kwijting heeft ondertekend. Naar het oordeel van de raad mocht verweerster er, toen door beide partijen uitvoering werd gegeven aan de tussen partijen bereikte overeenstemming, gelet op de inhoud van de e-mails van de wederpartij van 1, 8 en 15 september 2015, en de per e-mail van 10 november 2017 door klaagster gegeven instemming,  vanuit gaan dat klaagster zich akkoord had verklaard met een regeling tegen finale kwijting.  De ondertekening tegen finale kwijting door verweerster valt verweerster daarom tuchtrechtelijk niet aan te rekenen. De raad kan ook overigens niet vaststellen dat verweerster zonder overleg met en toestemming van klaagster namens klaagster keuzes heeft gemaakt dan wel handelingen heeft verricht. Het eerste en het vierde onderdeel zijn daarom ongegrond.

Ad onderdeel 2.

5.3      Het is niet ongebruikelijk dat tussen advocaten gestelde termijnen kort zijn. De raad kan op grond van de aan de raad overgelegde correspondentie niet vaststellen dat verweerster de belangen van klaagster onvoldoende heeft behartigd en dat zij klaagster nodeloos onder tijdsdruk heeft gezet, noch dat klaagster vanwege tijdsdruk tegen haar wil met door de wederpartij gestelde voorwaarden akkoord is gegaan.

Ad onderdeel 3

5.4      Uit de aan de raad overgelegde stukken en het ter zitting verhandelde is niet gebleken dat verweerster erover heeft gelogen dat zij de wederpartij kende. De standpunten van partijen hierover staan tegenover elkaar. Wat hiervan ook moge zijn, naar het oordeel van de raad heeft klaagster niet aannemelijk gemaakt dat verweerster haar onafhankelijkheid in gevaar heeft gebracht. Het enkele feit dat een advocaat de wederpartij van zijn cliënt in het maatschappelijk verkeer heeft ontmoet, betekent niet dat hij daardoor zijn onafhankelijkheid in gevaar brengt. Hiervan is pas sprake indien een advocaat door (te) nauwe banden met de wederpartij niet meer in staat is om de belangen van zijn cliënt naar behoren te behartigen. Hiervan is in deze niet gebleken. Het derde onderdeel van de klacht is ongegrond.

Ad onderdeel 5

5.5      Klaagster heeft haar klacht eerst aan verweerster voorgelegd, waarna deze is voorgelegd aan de klachtenfuntionaris. Dat de klachtenfunctionaris tot de conclusie kwam dat de klachten ongegrond waren, valt verweerster tuchtrechtelijk niet aan te rekenen. Ook anderszins is zonder nadere toelichting, die klaagster niet heeft gegeven, niet gebleken dat verweerster onzorgvuldig met de klachten van verweerster is omgegaan. Dit onderdeel van de klacht is ongegrond.

Ad onderdeel 6

5.6      In dit onderdeel van de klacht verwijt klaagster verweerster dat zij de verdeling van de gemeenschappelijke zaken van klaagster en haar ex-partner niet in overleg met klaagster heeft afgewikkeld. De raad verwijst ter zake naar de overwegingen van de raad onder 5.2 inzake de klachtonderdelen 1 en 4. Naar het oordeel van de raad is uit de aan de raad overgelegde stukken en het ter zitting verhandelde niet gebleken dat de regeling tussen partijen zonder overleg met en toestemming van klaagster tot stand is gekomen. Het zesde onderdeel van de klacht is eveneens ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. P.H. Brandts, voorzitter, mrs. N.M. Lindhout-Schot en U.T. Hoekstra , leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal         als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2020.

Griffier                                                                                      Voorzitter