ECLI:NL:TGZRSGR:2020:54 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-136

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2020:54
Datum uitspraak: 24-03-2020
Datum publicatie: 24-03-2020
Zaaknummer(s): 2019-136
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegronde klacht tegen een bedrijfsarts en verzekeringsarts. Er zijn in dit geval geen feiten of omstandigheden gebleken die leiden tot het oordeel dat beklaagde de situatie van klaagster niet voldoende onafhankelijk heeft beoordeeld. Op grond van de door klaagster in het gesprek naar voren gebrachte informatie kon beklaagde in redelijkheid tot de conclusie komen dat klaagster niet ziek was en dat er sprake was van een arbeidsconflict. Gelet hierop, en op het feit dat een uitgebreide anamnese is afgenomen, kan niet worden aangenomen dat beklaagde zijn conclusie uitsluitend heeft gebaseerd op de informatie die hij van het verzuimbedrijf over klaagster had ontvangen. Klacht en overige klachtonderdelen ongegrond verklaard.  

Datum uitspraak: 24 maart 2020

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

wonende te B,

klaagster,

tegen:

C , bedrijfsarts en verzekeringsarts,

werkzaam te D,

beklaagde,

gemachtigde: mr. A.J. Zijlstra, werkzaam te Utrecht.

1.                  Het verloop van de procedure

1.1              Het verloop van de procedure blijkt uit:

-          het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 18 juni 2019;

-          het verweerschrift met bijlagen;

-          de repliek;

-          de dupliek.

1.2              De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 11 februari 2020. De partijen, klaagster bijgestaan door haar partner de heer E en beklaagde door zijn gemachtigde, zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht.

2.                  De feiten

2.1              Klaagster was werkzaam bij F te G. Dit bedrijf is met ingang van 1 januari 2019 overgenomen door H (H). Deze vennootschap is voor de verzuimbegeleiding aangesloten bij I. Beklaagde is sinds 2004 werkzaam in deze maatschap.

2.2              Klaagster heeft zich op 28 mei 2019 ziek gemeld. Op 12 juni 2019 heeft beklaagde een adviesaanvraag ontvangen van H. Op die datum heeft beklaagde telefonisch contact   gehad met een casemanager van H. Het medisch dossier vermeldt hierover:

“F is per 1-1-2019 overgenomen door H. A heeft een financieel administratieve functie en vanwege aansluiting bij de H groep wordt deze functie gecentraliseerd. Dit betekent dat A van G naar I wordt overgeplaatst. Hiervoor is haar een regeling aangeboden, maar zij is het hier niet mee eens eens en heeft zich per 28-5-2019 ziek gemeld. Gaarne beoordelen of zij ook echt ziek is. Bij de oorspronkelijke voor F werkzame arbodienst kan zij pas eind van de maand terecht en daarom is zij nu bij mij uitgenodigd.”

2.3              Klaagster is op 13 juni 2019 bij beklaagde op het spreekuur geweest. Het verslag van dit dossier in het medische dossier vermeldt, voor zover hier van belang (inclusief typfouten):

“w/ fin adm mdw 32/4, m/o, werkt in G, bedrijf is overgenomen, wordt nu overgeplaatst naar J 19 jaar in dienst, 22 jaar geen auto gereden, EMDR behandeling gehad, rijdt nu weer binnendoor maar niet op de snelweg, werkgever was hiervan niet op de hoogte, heeft het hem vertelt en stelde vervolgens overplaatsing naar J voor, (…) verwacht dan naar K overgeplaatst worden, dit is per ov heel lastig bereikbaar vanuit B.

a/ afgelopen 4 jaar veel meegemaakt, overname was druppel die emmer deed overlopen, had gehoop het tot vakantie vol te kunnen houden, emmer zit vol, er kan niets meer bij, door huisarts naar POGGGZ verwezen, nooit eerder bij huisarts geweest altijd maar door gegaan is erg vermoeid, snel emotioneel, veel hoofdpijn, helemaal klaar met alles, is zichzelf kwijt en wil die weer terug, hoop na vakantie het weer te kunnen overzien. Ook slijmbeurs ontstekingen rechter schouder, waarvoor ontstekingsremmer, kan er alle normale dingen wel mee doen, ondervindt er bij beeldschermwerk geen hinder van.

vz/ 2015 echtscheiding (…), 2017 goede vriend (…) overleden, 2-2018 nieuwe vriend harinfarct, Ewing light sarcoom bij vrouw goede vriend (…).

soc/ samenwonend, gaat over 3 weken (…) op vakantie, voelt zich goed gesteund door vriend.

o/ gespannen vrouw, emotioneel bij binnenkomst, herstelt snel na het aanrijken van een glaasje water, imponeert niet angstig, affect moduleert conform het gespreksonderwerp, kan lifevents gedetailleerd weergeven, geen aanwijzingen voor afzwakking van de concentratie in de loop van het gesprek,.

4 dkl/ Distress: 20                  Depressie: 1               Angst: 0          Somatisatie: 12

d/ werkgereateerde spanningsklachten bij status na diverse ingrijpende life events

b/ nao ziekte/gebrek, wel ao agv verstoorde arbeidsverhoudingen waarvoor een probleemoplossende interventie is geindiveerd.

a/ DO vragen bij UWV indien niet eens met conclusie dat geen sprake is van ziekte. Heeft geen rechtbijstand verzekering. Daarom tevens geadviseerd juridisch advies in te winnen bij het juridisch loket. Er op gewezen dat de werkgever loon kan staken als zij niet meewerkt aan een oplossing voor de verstoorde arbeidsverhouding, omdat geen sprake is van ziekte.

Advies:

Mogelijkheden: hoewel medewerkster goed invoelbare klachten ervaart, is medewerkster niet arbeidsongeschikt als direct en rechtstreeks gevolg van ziekte en/of gebrek. Er zijn wel werkgerelateerde klachten als gevolg van een verstoorde arbeidsrelatie, die aanleiding tot ziekte zullen geven, als medewerkster gedwongen wordt het eigen werk te hervatten zonder dat eerst de arbeidsreatie hersteld is. Ik adviseer daarom eerst een probleem oplossende interventie zoals mediation in te zetten, om te onderzoeken of de arbeidsrelatie dusdanig hersteld kan worden, zodat duurzame hervatting van het eigen werk weer mogelijk wordt.”

2.4              Dezelfde dag heeft de partner van klaagster via het e-mailadres van klaagster beklaagde bericht dat hij de onderhavige tuchtklacht over het functioneren van beklaagde heeft ingediend. Beklaagde heeft hierop bij e-mail van 14 juni 2020 gereageerd met algemene informatie over de positie en werkwijze van een bedrijfsarts en klaagster en haar partner uitgenodigd voor een gesprek over de klacht.

3.                  De klacht

Klaagster verwijt beklaagde, zakelijk weergegeven, dat hij:

a)      een diagnose heeft gesteld zonder anamnese en is beïnvloed door het verzuimbedrijf;

b)      klaagster heeft geadviseerd om juridische bijstand te zoeken en er op dwingende toon op  heeft gewezen dat zij moest meewerken aan mediation, omdat anders haar loon werd opgeschort, hetgeen niet zijn taak is;

c)      zijn ambtsgeheim heeft geschonden door informatie aan een derde te verstrekken zonder de identiteit van die derde te controleren;

d)      de normen van fatsoen en ethiek heeft overschreden.

4.                  Het standpunt van beklaagde

Beklaagde heeft de klachten en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.                  De beoordeling

5.1              De vraag die het College moet beantwoorden is of beklaagde redelijk en als een redelijk bekwame bedrijfsarts heeft gehandeld.

Klachtonderdeel a) geen anamnese/invloed verzuimbedrijf

5.2              Klaagster heeft bij haar klaagschrift een eigen verslag overgelegd van het gesprek met beklaagde op 13 juni 2019. Volgens dit verslag ging beklaagde er al bij binnenkomst van klaagster vanuit dat sprake was van een arbeidsconflict. Ter zitting heeft klaagster nader toegelicht dat zij tijdens het gesprek het gevoel dat beklaagde niet goed naar haar luisterde, onder andere omdat hij gelijkertijd zat te typen, en dat wat zij vertelde niet tot hem doordrong. Zij heeft zich niet gehoord en gezien gevoeld.

5.3              Het College overweegt dat uit de hiervoor aangehaalde aantekeningen van beklaagde in het dossier blijkt dat hij bij klaagster uitgebreid de anamnese heeft afgenomen. Bij vergelijking van het gespreksverslag van klaagster en de aantekeningen van beklaagde blijkt dat alle onderwerpen die klaagster noemt ook door beklaagde zijn genoteerd. Hem kan dan ook niet worden verweten dat hij niet goed heeft geluisterd. Daarmee wil het College niet afdoen aan de gevoelens van klaagster. Objectief gezien kan echter niet worden vastgesteld dat beklaagde niet voldoende aandacht voor klaagster aan de dag heeft gelegd. Zo heeft hij in zijn verslag bijvoorbeeld genoteerd dat klaagster goed invoelbare klachten ervaart.

Beklaagde heeft overigens ter zitting te kennen gegeven dat er nu voor gesprekken met werknemers die in verband met een arbeidsconflict worden aangemeld, meer tijd wordt ingeruimd. Ook heeft hij verklaard dat het een goede tip is dat hij, als hij typt gedurende het gesprek, tegen de werknemer zegt dat hij, terwijl hij aan het typen is, ook luistert.

5.4              Verder geldt dat het bij verzuimbegeleiding de taak is van de bedrijfsarts om te adviseren over de vraag of een werknemer ziek is en, als daar aanleiding voor is, ook of sprake is van een arbeidsconflict. Bij de beoordeling daarvan maakt de bedrijfsarts zijn eigen professionele inschatting, waarbij hij de richtlijnen van de beroepsgroep dient te hanteren. Van een arbeidsconflict kan volgens de STECR Werkwijzer Arbeidsconflicten ook sprake zijn als alleen de werkgever meent dat daarvan sprake is.

Op grond van de door klaagster in het gesprek naar voren gebrachte informatie kon beklaagde in redelijkheid tot de conclusie komen dat klaagster niet ziek was en dat er sprake was van een arbeidsconflict. Gelet hierop, en op het feit dat een uitgebreide anamnese is afgenomen, kan niet worden aangenomen dat beklaagde zijn conclusie uitsluitend heeft gebaseerd op de informatie die hij van het verzuimbedrijf over klaagster had ontvangen. Het is gebruikelijk dat een bedrijfsarts, voordat hij met de werknemer spreekt, informatie inwint bij het verzuimbedrijf of de werkgever omtrent de context van de ziekmelding door de werknemer. Dat betekent niet zonder meer dat de bedrijfsarts zich daardoor ook laat leiden. Er zijn in dit geval geen feiten of omstandigheden gebleken die leiden tot het oordeel dat beklaagde de situatie van klaagster niet voldoende onafhankelijk heeft beoordeeld.

Klachtonderdeel b) advies gegeven, terwijl dit niet tot de taak van de bedrijfsarts behoort

5.5              Beklaagde heeft in reactie op dit klachtonderdeel naar voren gebracht dat hij de bewuste informatie en adviezen aan klaagster heeft versterkt om haar te informeren over het verdere verloop. Het College oordeelt hierover dat, volgens de voor bedrijfsartsen geldende STECR Werkijzer (geactualiseerd in 2014) de bedrijfsarts in geval van een arbeidsconflict een adviserende en interveniërende rol speelt. Dit behoort dus mede tot de taken van de bedrijfsarts. In dit opzicht kan beklaagde dan ook geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.

Klachtonderdeel c) schending ambtsgeheim

5.6              Uit de hiervoor weergegeven feiten (onder 2.4) blijkt dat de partner van klaagster zich via haar e-mailadres tot beklaagde heeft gewend. Gelet op het gebruikte e-mailadres mocht beklaagde ervan uitgaan dat het daadwerkelijk de partner van klaagster was die de e-mail had verzonden. Hij had dan ook geen aanleiding nader onderzoek te doen naar de identiteit van de verzender. Beklaagde heeft verder, in antwoord op de e-mail van de partner, uitsluitend algemene informatie verstrekt en klaagster en haar partner uitgenodigd voor een gesprek. Daarbij heeft hij geen specifieke informatie over klaagster opgenomen. Daarom kan niet gezegd worden dat beklaagde zijn medisch beroepsgeheim heeft geschonden.

Klachtonderdeel d)

5.7              Uit de beoordeling van de hiervoor genoemde klachtonderdelen volgt dat niet gebleken is dat beklaagde als bedrijfsarts de normen van fatsoen of ethiek heeft overschreden. Klaagster heeft niet onderbouwd dat hiervan nog op een andere manier sprake is geweest. Ook dit klachtonderdeel kan daarom niet slagen.

Conclusie

5.8              De conclusie is dat beklaagde redelijk en als een redelijk bekwame bedrijfsarts heeft gehandeld, zodat hem geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De klacht moet daarom in al haar onderdelen ongegrond worden verklaard.

6.         De beslissing

Het College verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door N.B. Verkleij, voorzitter, E.M. Deen, lid-jurist,

J.G.M. van Eekelen, R.P. van Straaten en R.L. Kloots, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door E.C. Zandman, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2020.

voorzitter                                                                                           secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.       Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.      Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.       Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.