ECLI:NL:TGZRSGR:2020:56 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-211b

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2020:56
Datum uitspraak: 24-03-2020
Datum publicatie: 24-03-2020
Zaaknummer(s): 2019-211b
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een arts. Vast staat dat beklaagde niet betrokken is geweest bij de beoordeling van de aanvraag voor de verlenging van het rijbewijs door klager. Verder is niet gebleken dat beklaagde als Hoofd Medische Zaken bij het CBR invloed had op de door klager genoemde onvolkomenheden in de procedure tot verlenging van het rijbewijs. Dat betekent dat hij daarvoor niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.    

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

wonende te B,

klager,

tegen:

C, arts,

werkzaam te D,

beklaagde,

gemachtigde: mr. A.C. Beijering-Beck, werkzaam te Zwolle.

1.                  Het verloop van de procedure

1.1              Het verloop van de procedure blijkt uit:

-      het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 18 september 2019;

-      het verweerschrift met bijlagen;

-      het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 20 januari 2020,

-      een brief met bijlage van mr. Beijering, gedateerd 21 januari 2020,

-      een brief van klager, gedateerd 27 januari 2020.

1.2              Het College heeft de klacht op 11 februari 2020 in raadkamer behandeld. 

2.                  De feiten

2.1              Klager, geboren in 1950, is bekend met multiple sclerose (MS) en heeft sinds 1972 een rijbewijs met een beperkte geldigheidsduur van telkens vijf jaar. Verweerder is arts en als Hoofd Medische Zaken in dienst van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR).

2.2              In verband met de afloop van de geldigheidsduur van het rijbewijs op 1 september 2019 heeft klager op 24 april 2019 bij het CBR een aanvraag gedaan voor de verlenging van zijn rijbewijs. Op 14 juni 2019 is klager voor keuring verwezen naar de keuringsarts. Het rapport van de keuring is door het CBR ontvangen op 6 augustus 2019 en op 22 augustus 2019 beoordeeld. De beoordelend arts vond dat nadere informatie nodig was, klager is verzocht deze aan te leveren. Op 23 september 2019 heeft het CBR deze informatie ontvangen en op 24 september 2019 ingevoerd.

2.3              Op 24 september 2019 heeft het CBR besloten tot verlenging van het rijbewijs van klager.

3.                  De klacht

Klager verwijt de beklaagde zakelijk weergegeven:

1)      dat zijn privacy mogelijk is geschonden omdat hij medische gegevens per post moest aanleveren bij het CBR en zijn medische gegevens mogelijk in het digitale dossier van anderen zijn geplaatst;

2)      dat zijn gezondheid in gevaar is gebracht, nu er geen revalidatie kon plaatsvinden omdat klager werd belemmerd in zijn mobiliteit als gevolg van vertraging in de behandeling van de verlenging van zijn rijbewijs; beklaagde had klager voorrang moeten verlenen bij het verlengen van het rijbewijs.

4.                  Het standpunt van beklaagde

De beklaagde heeft primair aangevoerd dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht. Subsidiair heeft hij de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.                  De beoordeling

5.1              Bij de beoordeling stelt het College voorop dat het er begrip voor heeft dat het voor klager ingrijpend is geweest dat de procedure voor de verlenging van zijn rijbewijs ondanks de tijdige inzending van zijn gezondheidsverklaring lang heeft geduurd, als gevolg waarvan hij enkele weken geen geldig rijbewijs had en niet kon rijden.

5.2              Klager heeft zijn klacht ingediend in de periode dat hij nog geen uitsluitsel had gekregen van het CBR en heeft het College verzocht te interveniëren. Daarvoor heeft het College echter geen bevoegdheid, zodat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in dit verzoek. Overigens zou interventie nu ook niet meer zinvol zijn.

5.3              Met betrekking tot de ontvankelijkheid van klager in zijn klacht overweegt het College het volgende. In het tuchtrecht staat het persoonlijk handelen van de beroepsbeoefenaar centraal. Vast staat dat beklaagde niet betrokken is geweest bij de beoordeling van de aanvraag voor de verlenging van het rijbewijs door klager. Verder is niet gebleken dat beklaagde als Hoofd Medische Zaken bij het CBR invloed had op de door klager genoemde onvolkomenheden in de procedure tot verlenging van het rijbewijs. Dat betekent dat hij daarvoor niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden.

5.4              Om die reden moet klager niet-ontvankelijk worden verklaard in de klacht.

6.                  De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

-      verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot interventie;

-      verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Deze beslissing is gegeven op 24 maart 2020 door N.B. Verkleij, voorzitter, E.M. Deen,

lid-jurist, J.G.M. van Eekelen, R.P. van Straaten, R.L. Kloots, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door E.C. Zandman, secretaris.

voorzitter                                                                                           secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.       Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.      Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.       Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.