Zoekresultaten 15101-15150 van de 45005 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:203 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.427

    Klacht tegen huisarts. Klager is meermalen gezien door de huisarts en een collega in verband met verschillende klachten. Op enig moment heeft een (andere) collega van de huisarts op verzoek van klager een PSA-meting laten doen. Na onderzoek is gebleken dat sprake is van een vergevorderd prostaatcarcinoom met botmetastasen. Klager verwijt de huisarts 1) dat zij de langere tijd bestaande klachten (waaronder spierpijn en spierstijfheid) niet serieus heeft genomen terwijl dergelijke klachten indicaties zijn voor prostaatkanker, 2) dat zij heeft nagelaten in het kader van de vroeg opsporing een PSA-meting te laten doen, en 3) dat zij niet heeft samengewerkt met collega’s. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klachten van klager ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege sluit zich aan bij het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege en verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:151 Raad van Discipline Amsterdam 19-183/A/A

    Verzet ongegrond

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:191 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.446

    Klaagster is na een zwangerschap volledig arbeidsongeschikt geraakt. De aangeklaagde psychiater, heeft op verzoek van het UWV een psychiatrische expertise uitgevoerd in het kader van de beoordeling van de arbeids(on-)geschiktheid van klaagster. Klaagster verwijt de psychiater dat hij: 1. aan klaagster een onredelijke termijn heeft gegeven ter uitoefening van het inzage- en correctierecht omtrent het over haar opgestelde concept psychiatrische expertiserapport; 2. zijn psychiatrische rapportage op onzorgvuldige en ondeskundige wijze heeft opgesteld, onder meer door hierbij ten onrechte geen medische informatie van de behandelend arts(en) van klaagster te betrekken. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht in beide onderdelen gegrond en legt de psychiater de maatregel van berisping op. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing uitsluitend wat betreft de opgelegde maatregel, verklaart beide klachtonderdelen gegrond, legt de psychiater de maatregel van waarschuwing op en gelast de publicatie.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:185 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.024

    Klacht tegen verpleegkundige. De klacht heeft betrekking op de aan de overleden moeder van klaagster verleende zorg. De verpleegkundige is directeur van een door haar en haar echtgenoot gedreven verzorgingstehuis. Het verzorgingstehuis bood inwoning en verzorging aan de moeder van klaagster, die onder meer leed aan de ziekte van Alzheimer. Klaagster verwijt de verpleegkundige onder meer dat zij haar moeder de juiste verzorging en aandacht heeft onthouden, dat zij ongevraagd de regie heeft overgenomen in de zorg en dat zij het initiatief heeft genomen behandeling met Haldol te starten. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege overweegt dat geen sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen in de zin van de eerste en tweede tuchtnorm en verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:198 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.197

    Klacht tegen een gz-psycholoog die werkzaam is in de TBS-kliniek waar klager verblijft. Klager verwijt haar onder meer dat zij hem in een onhygiënische cel heeft laten plaatsen, valsheid in geschrifte heeft gepleegd, de door hem kenbaar gemaakte klachten aan zijn voet heeft genegeerd en dat zij heeft aangestuurd op een door hem als ongewenst beschouwde medicatie. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:204 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.459

    Klager heeft een klacht ingediend tegen de bedrijfsarts bij wie hij na en ziekmelding bij zijn werkgever drie keer op spreekuurbezoek is geweest. De klacht van klager bestaat uit twaalf onderdelen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klachtonderdelen 7 en 9 – inhoudende dat de bedrijfsarts zijn oordeel over de arbeidsgerelateerdheid van de beperkingen van klager onvoldoende heeft gemotiveerd – gegrond verklaard en de bedrijfsarts ter zake daarvan de maatregel van waarschuwing opgelegd. Klager heeft beroep ingesteld tegen de ongegrondverklaring van een aantal klachtonderdelen door het Regionaal Tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt dit beroep. De bedrijfsarts heeft incidenteel beroep ingesteld tegen de beslissing in eerste aanleg voor zover de klacht gegrond is verklaard. Dit beroep slaagt. Het Centraal Tuchtcollege verklaart de klachtonderdelen 7 en 9 alsnog ongegrond en daarmee komt de maatregel van waarschuwing te vervallen.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:152 Raad van Discipline Amsterdam 19-177/A/A

    Ongegrond verzet

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:192 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.450

    Klacht tegen chirurg. Bij klaagster is door verweerder een knobbeltje uit de linkerknie verwijderd. Op basis van het verslag van de radioloog werd gedacht aan een ganglion. Na verwijdering is de tumor onderzocht en er bleek sprake van een goedaardig schwannoom. Na de operatie had klaagster last van een klapvoet waaraan zij op een later moment is geopereerd. Klaagster verwijt de chirurg – kort gezegd – onzorgvuldig handelen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:186 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.025

    Klacht tegen psychiater, die destijds werkzaam was als hoofd van een afdeling van een GGD. Klager heeft drie medewerkers van deze GGD in verband met tegen hen ingediende tuchtklachten op hun huisadres aangeschreven en aansprakelijk gesteld. De psychiater heeft klager medio 2016 een brief gestuurd, waarin hij onder meer heeft aangegeven dat het hoogst ongepast is om medewerkers van de GGD in welke vorm dan ook rechtstreeks en in privé te benaderen. Klager heeft vervolgens een klacht ingediend tegen de psychiater. Het Regionaal Tuchtcollege concludeert dat het handelen van de psychiater niet kan worden getoetst aan de eerste of tweede tuchtnorm en verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het daartegen door klager ingestelde beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:199 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.228

    Klacht tegen tandarts. De tandarts heeft bij klager een implantaat geplaatst waarop later een kroon geplaatst zou worden. Tijdens een vakantie in Turkije besluit klager de kroon aldaar te laten plaatsen. Van meerdere Turkse behandelaars krijgt echter klager te horen dat dit onverantwoord is, omdat het implantaat verkeerd geplaatst is en het bot te dun is. Klager verwijt te tandarts dat hij 1. onvakkundig heeft gehandeld, achteraf alles ontkent en zich met onwaarheden probeert te verschonen, 2. klager van tevoren niet heeft gewezen op de mogelijkheden en beperkingen van de situatie, 3. duidelijk alleen op geld uit is, 4. zich arrogant, intimiderend en niet toetsbaar opstelt en 5. alleen uit ergernis na zestien maanden alsnog een rekening heeft gestuurd, die bovendien de pijnbehandeling als gevolg van zijn eigen fout betreft. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klachten afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:205 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.013

    Klacht tegen verpleegkundige. De klacht betreft de overleden echtgenoot van klaagster, die een operatie heeft ondergaan. Ter revalidatie is de echtgenoot opgenomen in een verpleeghuis waar de verpleegkundige werkzaam is. De verpleegkundige had nachtdienst. De echtgenoot is de avond volgend op de nachtdienst overleden. Klaagster verwijt de verpleegkundige dat zij niet de juiste zorg heeft verleend door niet de juiste stappen te nemen die nodig waren gelet op het verslechtende gezondheidsbeeld van de echtgenoot. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:153 Raad van Discipline Amsterdam 19-406/A/A

    Voorzittersbeslissing. Nu sprake was van een vertrouwensbreuk, was verweerster gehouden haar werkzaamheden voor klager te beëindigen. Dat klager hiervan processuele schade heeft ondervonden, is niet gebleken

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:193 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.455

    Klacht tegen plastisch chirurg werkzaam in een genderteam. Klaagster is in behandeling voor genderdysforie bij het ziekenhuis. Voor klaagster is een operatieplan opgesteld inhoudende een penis-inversie-vaginaplastiek. De operatie is uitgevoerd onder leiding van de plastisch chirurg. Enige tijd later heeft een her operatie plaatsgevonden. De klacht houdt in dat de plastisch chirurg de eerste operatie niet juist heeft uitgevoerd, nu het resultaat aanzienlijk afweek van hetgeen haar, met name tijdens de voorlichtingsavond(en), was voorgespiegeld. Daarnaast neemt klaagster het de plastisch chirurg zeer kwalijk dat hij niet onmiddellijk na de operatie duidelijk heeft gemaakt dat de operatie niet goed is verlopen, haar daaromtrent in het ongewisse heeft gelaten en haar ook overigens na de operatie niet goed heeft begeleid. Ook acht klaagster het kwalijk dat de plastisch chirurg door zijn bemoeienis met de her operatie ervoor heeft gezorgd dat er onnodige vertraging is opgetreden. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht (in al haar onderdelen) als ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:187 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.020

    Klacht tegen tandarts. Klaagster heeft de praktijk van de tandarts voor het eerst bezocht op 8 augustus 2017 vanwege pijnklachten. Een collega van de tandarts heeft het gebit van klaagster gecontroleerd en hierbij diverse foto’s gemaakt. Vervolgens is aan klaagster uitgelegd welke behandelingen nodig waren. Daarop is klaagster boos geworden en is de tandarts de behandelkamer in gekomen om klaagster te kalmeren. Bij vervolgafspraken heeft de tandarts verscheidene caviteiten geconstateerd en vier elementen behandeld. Klaagster verwijt de tandarts 1. dat de tandarts zijn praktijk onrechtmatig verrijkt door cariës niet te behandelen, zodat later een duurdere wortelbehandeling kan worden uitgevoerd. Dit beleid wordt alleen toegepast op buitenlanders. 2. dat de eerste keer een verkeerde behandeling is aangeboden en 3. dat een onnodige scan is uitgevoerd. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klaagster niet-ontvankelijk in de klachtonderdelen 2 en 3 wijst de klacht voor het overige af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:206 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.014

    Klacht tegen verpleegkundige. De klacht betreft de overleden echtgenoot van klaagster, die een operatie heeft ondergaan. Ter revalidatie is de echtgenoot opgenomen in een verpleeghuis waar de verpleegkundige werkzaam is. De verpleegkundige had nachtdienst op een andere afdeling en was aangewezen als degene die kon worden opgepiept in het geval zijn collega vragen zou hebben over een patiënt. De echtgenoot is de avond volgend op de nachtdienst overleden. Klaagster verwijt de verpleegkundige dat zij niet de juiste zorg heeft verleend door niet de juiste stappen te nemen die nodig waren gelet op het verslechtende gezondheidsbeeld van de echtgenoot. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:154 Raad van Discipline Amsterdam 19-140/A/A

    Ongegrond verzet

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:138 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/056

    Klaagster dient een klacht in tegen een klinisch psycholoog, werkzaam als zorgmanager. Zij verwijt hem niet te willen meewerken aan het intrekken van de bij klaagster gestelde diagnose Borderline, die volgens klaagster onjuist is. Verweerder daarentegen stelt dat het onderzoek dat aan de diagnose ten grondslag heeft gelegen lege artis is uitgevoerd en dat hij dan ook niet kan meewerken aan het laten intrekken van de diagnose. Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Ongegrond

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:139 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/057

    Klaagster dient een klacht in tegen een klinisch psycholoog, inhoudende dat zij ten onrechte de diagnose Borderline heeft gesteld, ten onrechte niet meewerkt aan het intrekken van de diagnose et cetera. Verweerster daarentegen voert aan dat zij niet betrokken is geweest bij het onderzoek bij klaagster dat tot de diagnose heeft geleid en dat zij niet kan meewerken aan het laten intrekken van de diagnose omdat het onderzoek bij klaagster lege artis is uitgevoerd. Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Ongegrond

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:140 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/058

    Klaagster verwijt verweerster, destijds klinisch psycholoog in opleiding, ten onrechte de diagnose Borderline te hebben gesteld in plaats van een diagnose in het Autisme spectrum en niet mee te willen werken aan het intrekken van de diagnose Borderline, die volgens klaagster onjuist is. Verweerster voert aan dat het onderzoek dat zij bij klaagster heeft afgenomen lege artis is uitgevoerd en dat het diagnosticeren van autisme niet betekent dat de diagnose borderline (dus) onjuist is geweest, zoals klaagster stelt. Het door haar lege artis opgestelde onderzoeksrapport had een geldigheidsduur van een jaar en bovendien kunnen borderline en autisme naast elkaar bestaan. Het intrekken van de diagnose borderline is dan ook niet aan de orde, aldus verweerster. Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Ongegrond

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2019:107 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 332/2018

    Klacht tegen neuroloog kennelijk ongegrond. Verweerder heeft voorafgaand aan de operatie van klager op de juiste wijze gehandeld. Na het ontstaan van de complicatie is verweerder voortvarend opgetreden waardoor geen delay is ontstaan. Voor het overige zorgvuldig gehandeld.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:116 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-182h

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een psychiater. Beklaagde heeft klaagster nooit behandeld en ook geen diagnoses gesteld. Het College heeft geen enkele aanwijzing dat onware informatie door beklaagde is verspreid. Op basis van de verwijzing is door het GGZ-team eerst gekeken of aanmelding passend was bij de zorg die het GGZ-team kan bieden en vervolgens is een huisbezoek afgesproken. Toen bleek dat klaagster niet in de zorg wilde komen en er evenmin sprake was van gevaar voor klaagster of haar omgeving is de behandeling niet opgestart. Dit getuigt van zorgvuldigheid. Klacht afgewezen.

  • ECLI:NL:TGZRGRO:2019:32 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2019/16

    Klacht van Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) tegen huisarts. Verweerder heeft een persoonlijke en intieme/seksuele relatie met een patiënte gehad in 2014/2015. Verweerder wordt onder meer verweten zich seksueel grensoverschrijdend te hebben gedragen jegens patiënte. De klacht is gegrond. Het college besluit te volstaan met een berisping. De redenen hiervoor zijn dat verweerder vanaf het begin van het onderzoek van de IGJ al veel spijt heeft betuigd en zelfinzicht heeft getoond, er een lange periode is gelegen tussen de melding bij de IGJ en het indienen van de tuchtklacht en verweerder binnen deze periode tijd al diverse nadelige gevolgen van zijn handelen heeft ondervonden. Voorts heeft verweerder zelf ook al maatregelen getroffen om herhaling te voorkomen.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2019:108 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 333/2018

    Klacht tegen anesthesioloog kennelijk ongegrond. Verweerder mocht een epidurale verdoving plaatsen zonder een neuroloog te raadplegen of een MRI te beoordelen. De eerste prik werd uitgevoerd door een anesthesioloog in opleiding die bevoegd en bekwaam was. Er werd geen onjuiste informatie verstrekt.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:117 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-351

    Deels gegronde klacht tegen een specialist ouderengeneeskunde. Als beklaagde aan de diagnose psychose dacht, dan had zij een (ouderen)psychiater dienen te consulteren en zo nodig de behandeling dienen over te dragen. Nu beklaagde zelf deze diagnose heeft gesteld, met name nu zij hier vervolgens ook de verhoging van de dosering quetiapine op heeft gebaseerd, heeft zij gehandeld in strijd met de zorg die zij ten opzichte van de moeder van klager en haar naasten behoorde te betrachten. Beklaagde heeft onvoldoende geïnformeerd over de toediening van het middel quetiapine. Zonder een nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom beklaagde is overgegaan tot een dermate hoge dosering van een middel dat volgens de toepasselijke richtlijnen überhaupt niet geïndiceerd is bij dementie. Het College is van oordeel dat beklaagde ongerechtvaardigd zonder toestemming van klager quetiapine is blijven toedienen in een zeer hoge dosering. Berisping. Klacht voor het overige afgewezen.

  • ECLI:NL:TGZRGRO:2019:33 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2018/161

    Klacht tegen huisarts. Verweerster wordt verweten dat zij onvoldoende onderzoek verrichtte toen klager zich met persisterende verkoudheidsklachten en koorts bij haar meldde en vervolgens een verkeerde diagnose heeft gesteld. Ook heeft zij de (weliswaar verkeerde) diagnose spierreuma door een assistente telefonisch laten doorgeven. De assistente zei tegen klager dat verweerster prednisolon had voorgeschreven en ze verwees hem naar www.thuisarts.nl voor meer informatie. Dat verweerster deze taken heeft uitbesteed aan een assistente acht klager ook verwijtbaar. Ook vindt klager dat verweerster hem op een bepaald moment onheus bejegend heeft. Het college verklaart de klacht gegrond, behalve wat betreft de bejegeningskwestie. Berisping.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:118 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-076

    Ongegronde klacht tegen een verpleegkundige. De verpleegkundige heeft aanvankelijk geanonimiseerd en met toestemming van klager overleg gehad met de crisisdienst over klager. De omstandigheid dat klager zou worden aangehouden maakte dat de verpleegkundige de crisisdienst mocht informeren, om te voorkomen dat een crisissituatie zou ontstaan. Niet blijkt dat de verpleegkundige medische informatie aan de politie heeft meegedeeld. Klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:119 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-096

    Ongegronde klacht tegen een gynaecoloog. De gynaecoloog heeft bij de behandeling van de cyste aan de eierstok van klaagster de richtlijn ‘Het vergrote ovarium’ gevolgd. Gelet op het uiterlijk van de cyste en andere factoren is het verdedigbaar dat de gynaecoloog er niet aan twijfelde dat de cyste goedaardig was en dat hij een laparoscopie heeft uitgevoerd om de cyste te verwijderen. Hij heeft redelijkerwijs zonder nader onderzoek tot zijn (voorlopige) diagnose kunnen komen en heeft daarvoor adequate behandeling toegepast. De kennis achteraf dat toch sprake was van een carcinoom kan dit niet anders maken. Klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:120 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-033

    Ongegronde klacht tegen een huisarts. De huisarts heeft haar rol ameer op afstand en zakelijker vervuld. Naar het oordeel van het College zou het beter zijn geweest als de huisarts meer oor zou hebben gehad voor de zorgen van de familie en zelf nog een visite zou hebben afgelegd nadat klaagsters in de namiddag met zorgen over hun moeder belden. Dat zij dit niet heeft gedaan acht het college echter niet zo onzorgvuldig dat dit tuchtrechtelijk verwijtbaar moet worden geacht. Overige klachtonderdelen ook ongegrond. Klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:114 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-182i

    Deels gegronde klacht tegen een huisarts. Uitgangpunt van de Wet inzake de geneeskundige behandelingsovereenkomst (Wgbo) is dat voor uitvoering van een behandelingsovereenkomst de toestemming van de patiënt vereist is (artikel 7:450 BW). In beginsel mocht beklaagde daarom klaagster niet doorverwijzen voor behandeling in de psychiatrie zonder toestemming van klaagster, althans zonder tenminste een poging te hebben gedaan om daarvoor toestemming van klaagster te verkrijgen. Dit zou anders kunnen zijn ingeval van een noodsituatie/een conflict van plichten. Hiervan was in deze zaak geen sprake. Kortom: Beklaagde had niet buiten klaagster om de betreffende verwijzing mogen doen. Overige klachtonderdelen ongegrond. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:115 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-344

    Ongegronde klacht tegen een specialist ouderengeneeskunde. Beklaagde heeft een advies gegeven aan de behandelaar van de moeder van klager. De behandelaar is verantwoordelijk voor het medicatiebeleid, ook heeft beklaagde geen diagnose gesteld. Beklaagde mocht in het kader van intercollegiaal overleg van de informatie van de behandelaar uitgaan. Het viel in die zin ook niet onder de verantwoordelijkheid van beklaagde om te informeren over het middel quetiapine noch om zorgen van klager met klager te bespreken. De beslissing over het toedienen van het middel en de dosering daarvan blijft verantwoordelijkheid van de behandelaar. Uitgaande van het psychiatrische ziektebeeld psychose, was het door beklaagde gegeven advies niet onjuist. Nu beklaagde zijn advies, in afwijking van de richtlijnen, heeft gebaseerd op slechts de (beperkte) informatie die hij heeft gekregen van de behandelaar zonder kritisch door te vragen naar de aard van het ziektebeeld en zonder de patiënt zelf te onderzoeken is het College van oordeel, hoewel niet tuchtrechtelijk verwijtbaar, dat het handelen van beklaagde zeker niet de schoonheidsprijs verdient. Klacht afgewezen.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2019:104 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 342/2018

    GZ-psycholoog. Klacht van moeder inzake onderzoek en begeleiding van haar minderjarige dochter. Casus speelt tegen de achtergrond van gerechtelijke procedure over omgang en gezag na echtscheiding. Gegronde klacht ten aanzien van inzagerecht en ontoereikende onderbouwing van gehanteerde methodiek en gerapporteerde conclusies. Berisping.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2019:105 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 352/2018

    GZ-psycholoog. Klacht over het beëindigen van de behandeling. Kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2019:106 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 278/2018

    Klacht tegen huisarts gegrond. Beklaagde heeft bij het voorschrijven van verschillende medicijnen aan patiënt onvoldoende zorgvuldig gehandeld. Er wordt een waarschuwing opgelegd.

  • ECLI:NL:TACAKN:2019:54 Accountantskamer Zwolle 19/145 Wtra AK

    Behoudens bijzondere omstandigheden kan het door een accountant in zijn zakelijke betrekkingen al dan niet in rechte innemen van een civielrechtelijk standpunt - daaronder te begrijpen het opschorten van werkzaamheden in verband met het uitblijven van vermeend verschuldigde bedragen - niet tot een gegrond tuchtrechtelijk verwijt leiden. De accountant dient daarbij wel een zorgvuldige afweging te maken tussen zijn eigen belang en de voor hem kenbare belangen van zijn cliënt die als gevolg van die te nemen (rechts)maatregelen (kunnen) worden geschaad. Verder geldt dat een accountant slechts op door hemzelf opgestelde stukken (in beginsel) een retentierecht heeft. Bezien tegen deze achtergrond heeft de Accountantskamer niet vast kunnen stellen dat betrokkene in strijd met enig fundamenteel beginsel de toegang tot de online-administratie van klaagsters heeft geblokkeerd, communicatie met de vertegenwoordiger van klaagsters heeft geweigerd, werkzaamheden heeft opgeschort of heeft geweigerd domeinen over te dragen. Wat die overdracht betreft is de veronderstelling van klaagsters dat betrokkene de domeinen zonder meer had moeten overdragen onjuist. Het gaat immers niet om teruggave van door klaagsters aan betrokkene verstrekte administraties (waarover zij zelf niet meer beschikten) maar om het resultaat van de op maat gemaakte specifieke inrichting voor klaagsters en de digitale verwerking van die administraties door betrokkene. Tot slot is niet aannemelijk geworden dat betrokkene klachtwaardig heeft gecommuniceerd. De klacht is daarom in al haar onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:145 Raad van Discipline Amsterdam 19-238/A/A

    Geen sprake van onnodig grievende uitlatingen door verweerder. Wel heeft verweerder in een e-mail iets geschreven dat niet juist is, maar dat is van onvoldoende gewicht om hem daarvan een tuchtrechtelijk verwijt te maken.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:146 Raad van Discipline Amsterdam 19-239/A/A

    Geen sprake van onnodig grievende uitlatingen door verweerder. Wel heeft verweerder in een e-mail iets geschreven dat niet juist is, maar dat is van onvoldoende gewicht om hem daarvan een tuchtrechtelijk verwijt te maken.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:147 Raad van Discipline Amsterdam 19-069/A/A

    Klacht over schending Gedragsregel 21 lid 3 ongegrond. De cliënte van verweerder was geen formele procespartij in de procedure bij de kantonrechter. Reeds gelet hierop kan van schending van Gedragsregel 21 lid 3 geen sprake zijn. Voor zover de cliënte van verweerder wel zou moeten worden aangemerkt als wederpartij van klagers dan is er nog geen sprake van schending van de gedragsregel.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:148 Raad van Discipline Amsterdam 18-870/A/NH/H

    Herzieningsverzoek afgewezen

  • ECLI:NL:TGZREIN:2019:43 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 18161

    Arts wordt verweten dat zij ten onrechte gebruik maakt van de benaming “arts bedrijfsgeneeskunde”. Een op de specialistentitel “bedrijfsarts” gelijkende benaming die bijdraagt aan verwarring. Eigen verantwoordelijkheid om juiste aanduiding/titel te gebruiken. Gegrond. Waarschuwing en publicatie.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:135 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2018/363

    Klaagster verwijt verweerster met name dat zij zonder behandelrelatie inzage heeft gehad in het medisch dossier van klaagster en gegevens daaruit heeft versterkt aan derden. Verweerster heeft primair aangevoerd dat klaagster in haar klacht niet-ontvankelijk is en subsidiair heeft zij de klacht betwist. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2019:44 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 18199

    Klacht werkgever tegen bedrijfsarts ontvankelijk. Artikel 65 lid 1 sub b Wet BIG. Bedrijfsarts was belast met en heeft uitvoering gegeven aan een opdracht. Verzuimbegeleiding. Passieve opstelling. Onvoldoende eigen verantwoordelijkheid. Onvoldoende objectiviteit betracht. Gedeeltelijk gegrond. Berisping en publicatie in tijdschrift.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:136 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2018/364

    Klaagster verwijt verweerster met name dat zij zonder behandelrelatie inzage heeft gehad in het medisch dossier van klaagster en gegevens daaruit heeft versterkt aan derden. Verweerster heeft primair aangevoerd dat klaagster in haar klacht niet-ontvankelijk is en subsidiair heeft zij de klacht betwist. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TDIVBC:2019:1 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2018/02

    Paard. Keuring.

  • ECLI:NL:TDIVBC:2019:2 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2018/13

    Klachtambtenaarzaak.

  • ECLI:NL:TDIVBC:2019:3 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2018/14

    Klachtambtenaarzaak.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2019:42 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 18198

    Bedrijfsarts. Advisering was onvoldoende duidelijk. Onvoldoende inzichtelijk op basis waarvan en hoe verweerder tot zijn (gewijzigde) beoordelingen en conclusies is gekomen. Dossiervoering geeft ook geen inzicht of en in wat voor opzicht verweerder de voorhanden zijnde informatie van de behandelend specialist heeft meegewogen. Code gegevensverkeer en samenwerking bij arbeidsverzuim en reïntegratie. Gehandeld zonder gerichte toestemming van klaagster. Gedeeltelijk gegrond. Berisping.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:147 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/004

    Klaagster verwijt verweerder dat hij geen onderzoek heeft verricht en aan klaagster medicatie heeft opgedrongen. Ook wordt hem verweten een onjuiste diagnose te hebben gesteld. deels niet ontvankelijk, deels ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:148 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/005

    Klaagster verwijt verweerder dat hij geen onderzoek heeft verricht en aan klaagster medicatie heeft opgedrongen. Ook wordt hem verweten een onjuiste diagnose te hebben gesteld. Kennelijk ongegrond

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:110 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-321d

    Ongegronde klacht tegen een internist. Het recht van een patiënt tot inzage en afschrift van het medisch dossier is door de internist niet in het gedrag gekomen. Niet blijkt dat informatie is achtergehouden of dat niet de waarheid is gesproken. Het verwijt dat de internist niet betrokken is geweest en onvoldoende nazorg heeft gegeven is onterecht. Klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:111 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-321e

    Ongegronde klacht tegen een arts. Door de arts (vierdejaars assistent in opleiding tot chirurg) zijn tijdens de operatie alleen de assisterende handelingen verricht. De operatie is uitgevoerd in een opleidingsziekenhuis. De arts was bekwaam en bevoegd de handelingen te verrichten. Niet gebleken dat tijdens of tussen de operaties sprake was van massale bloeding/bloedverlies. Dit heeft dus niet tot gevolg gehad dat een nier en pancreastransplantaat verloren zijn gegaan en dat een herseninfarct is veroorzaakt. Overige klachtonderdelen eveneens ongegrond. Klacht ongegrond verklaard.