ECLI:NL:TADRAMS:2019:146 Raad van Discipline Amsterdam 19-239/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2019:146
Datum uitspraak: 15-07-2019
Datum publicatie: 18-07-2019
Zaaknummer(s): 19-239/A/A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Berichten aan derden
  • Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: De advocaat privé
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Geen sprake van onnodig grievende uitlatingen door verweerder. Wel heeft verweerder in een e-mail iets geschreven dat niet juist is, maar dat is van onvoldoende gewicht om hem daarvan een tuchtrechtelijk verwijt te maken.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 15 juli 2019

in de zaak 19-239/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 2 juli 2018 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 11 april 2019 met kenmerk 2018-671884, door de raad ontvangen op 12 april 2019, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is gevoegd met de klachtzaak met zaaknummer 19-238/A/A behandeld ter zitting van de raad van 24 juni 2019 in aanwezigheid van klager en verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van de in 1.2 genoemde brief van de deken en de bijlagen 1 tot en met 15.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Verweerder was tot 1 april 2018 advocaat in loondienst bij Akzo Nobel N.V. (hierna: AkzoNobel)

2.2 Op 10 maart 2017 is Team Akzo Nobel B.V. (hierna: TAN) opgericht. Haar statutaire doel is het ontplooien van (sport-)sponsorship activiteiten. TAN heeft deelgenomen aan de Volvo Ocean Race die tussen oktober 2017 en juni 2018 is gevaren. Steam Ocean Racing B.V. (hierna: Steam) heeft in het kader van die deelname onder meer – als contractor – een zeilteam aan TAN ter beschikking gesteld. Verweerder is samen met twee anderen bestuurder van TAN.

2.3 Klager maakte als sailing team manager deel uit van Steam.

2.4 Op 5 februari 2018 heeft verweerder een e-mail ontvangen van één van zijn medebestuurders waarin melding wordt gemaakt van klachten vanuit de staf van de Volvo Ocean Race over ongepast gedrag van klager en diens collega (klager in de zaak 19-238/A/A: hierna de heer A) ten opzichte van een aantal vrouwelijke stafleden.

2.5 De kwestie is vervolgens voorgelegd aan de afdeling Compliance van AkzoNobel. Die afdeling heeft besloten dat overleg zou moeten plaatsvinden met de betrokkenen en eventuele getuigen. Dat overleg heeft op 7 februari 2018 plaatsgevonden.

2.6 In een e-mail van 8 februari 2018 heeft verweerder, mede namens één van de andere twee bestuursleden van TAN, één van de leden van de Raad van Advies van Steam, de heer B, onder meer het volgende geschreven:

“Last week we have been contacted by management of Volvo Ocean Race S.L.U. (“VOR”). It appeared that at least two female employees of the VOR Staff had expressed their concerns regarding [klager], CEO of Steam Ocean B.V. These concerns relate to sexual insinuations both in public and in one-on-one conversations. When investigating those concerns as a matter of standard procedure, it appeared to AkzoNobel Compliance  Department that one of our own staff experienced similar, very inappropriate, behaviour by both [klager] en [de heer A], Steam Ocean’s physiotherapist. This staff member and the girls from VOR wish to remain anonymous and not formally press charges or make statements. We respect that.

The conduct referred to above goes against the values of AkzoNobel and violates the AkzoNobel’s Code of Conduct as signed by Steam Ocean B.V. We cannot accept this behaviour and expect our contracting parties to distance themselves from such behaviour as well. This is particularly true since the plaintiffs are vulnerable girls who should feel safe in their environment and since [klager] has a professional stature to live up with. Next to that, we must all recognise that the Volvo Ocean Race is a public event and that any misconduct by team individuals will seriously damage the reputation of Steam Ocean B.V. (…) and AkzoNobel.

We kindly but urgently ask you to act upon these concerns and address this matter appropriately.”

2.7 Bij e-mail van 10 februari 2018 heeft de heer B verweerder onder meer geschreven dat hij het signaal met de heer A heeft besproken en dat de heer A de anonieme aantijgingen ten stelligste ontkent.

2.8 Verweerder heeft de heer B hierop bij e-mail van 12 februari 2018 geschreven:

“Thank you for your response.

Let me be very clear: these are not just rumors or speculation, but a very serious matter. The testimonials we saw are very clear and based on facts. The mere fact that reporting girls, whose names we promised to protect, do not want to make a complaint against [klager] does not mean that they did not complain to their managers at VOR.

This is not to be taken lightly.”

2.9 Bij e-mail van dezelfde dag heeft de heer B verweerder geschreven:

“Zeker nemen wij jouw mail serieus wij hebben onmiddellijk aan [klager] gevraagd of er ook maar enige grond is voor de beschuldigingen van seksueel grensoverschrijdend gedrag. [Klager] heeft daarop geantwoord dat dit absoluut niet het geval is; hij herkent zich totaal niet in dit beeld en in dergelijk gedrag en neemt daar uitdrukkelijk afstand van. Het mag duidelijk zijn dat wij als Advisory Board seksuele intimidatie ontoelaatbaar vinden. Wij hebben dit standpunt aan [klager] overgebracht en hij is het hier volledig mee eens. Voor zover dat überhaupt al nodig was, heeft iedereen hierdoor scherp op het netvlies wat op dit vlak wel en niet toelaatbaar is. Hiermee is de kwestie voor ons afgedaan.”

2.10 Op 15 februari 2018 heeft de heer B verweerder en een medebestuurder per e-mail verzocht verontschuldigingen aan te bieden voor onterechte verdachtmakingen aan klager en de heer A.

2.11 Op 20 februari 2018 heeft een bespreking plaatsgevonden om het laatste periodeverslag van Steam te bespreken.

2.12 Op 27 februari 2018 heeft verweerder de notulen van de bespreking van 20 februari 2018 verspreid. Vanuit Steam is erop aangedrongen dat in de notulen wordt opgenomen dat de beschuldigingen ongefundeerd zijn en excuses geëist.

2.13 Bij e-mail van 20 maart 2018 heeft verweerder de heer A onder meer geschreven:

“We were made aware of concerns raised by VOR with regard to behaviour of [klager]. an initial investigation revealed concerns regarding both [klagers] and your behaviour. We felt that we should tell [de heer B] about these concerns and ask him to ensure compliance with our code. I apologize if the tone and choice of words in the email of February 8 has triggered an escalation of the matter.”

2.14 Klager heeft aangifte gedaan jegens verweerder van smaad en laster.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij opzettelijk onjuiste informatie heeft verspreid met als doel klager publiekelijk zwart te maken en te vernederen.

3.2 Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. De klacht heeft betrekking op de e-mails van verweerder aan de heer B van 8 en 12 februari 2018 (zie hiervoor, 2.6 en 2.8). Volgens klager heeft verweerder hem (en de heer A) in die e-mails opzettelijk en ten onrechte beschuldigd van ernstige feiten. Ter onderbouwing van deze beschuldigingen heeft verweerder verwezen naar twee verklaringen van medewerkers van de Volvo Ocean Race. De dames in kwestie zouden anoniem willen blijven en vooralsnog geen verdere actie willen ondernemen. Klager heeft zich nooit schuldig gemaakt aan de feiten waarvan hij beschuldigd wordt. Klager is een eigen onderzoek gestart binnen de organisatie van de Volvo Ocean Race en de stafmedewerksters van TAN. Het onderzoek binnen Volvo Ocean Rave heeft geen van deze gevallen boven tafel gebracht en binnen TAN blijkt geen van de stafmedewerksters ondervraagd te zijn. Evenmin hebben zij een verklaring afgelegd. Er is dan ook geen enkel schriftelijk bewijs, in de vorm van verklaringen of anderszins, zoals wordt beweerd in de e-mails van verweerder van 8 en 12 februari 2018. Verweerder heeft dan ook gelogen toen hij schreef “we saw two very serious testimonials”. Verweerder wist dat er geen verklaringen waren en toch heeft hij dit opgeschreven om klager moedwillig zwart te maken. Ook is het de bedoeling van verweerder geweest om ruchtbaarheid aan de zaak te geven, aldus nog steeds klager.

4 VERWEER

4.1 Verweerder voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

5 BEOORDELING

5.1 De vraag die allereerst moet worden beantwoord is of verweerder heeft gehandeld in zijn hoedanigheid van advocaat, of in zijn hoedanigheid van bestuurder van TAN. Verweerder heeft als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat de gedragingen waarover wordt geklaagd geen betrekking hebben op werkzaamheden die hij in hoedanigheid van advocaat heeft verricht en daarmee ook geen verband houden. De verwijten hebben betrekking op zijn rol in hoedanigheid van bestuurder van TAN en niet als advocaat in dienst van AkzoNobel. Alleen al daarom zou de klacht moeten stranden, aldus verweerder.

5.2 De raad overweegt als volgt. Verweerder was in de periode waarop de klacht betrekking heeft advocaat in loondienst van AkzoNobel en bestuurder van TAN. Verweerder stelt weliswaar dat hij de e-mails aan de heer B, waarop de klacht met name betrekking heeft, heeft gestuurd in zijn hoedanigheid van bestuurder van TAN, maar dat blijkt niet uit de inhoud van die e-mails. Verweerder heeft de e-mails bovendien ondertekend met “Senior Legal Counsel / Advocaat (member of the bar)”. De raad gaat er in het navolgende dan ook vanuit dat verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat heeft gehandeld.  

5.3 Voor wat betreft de inhoud van de klacht overweegt de raad als volgt. Anders dan klager lijkt te veronderstellen, heeft verweerder klager in de e-mails van 8 en 12 februari 2018 niet zelf van seksuele intimidatie en/of insinuatie beschuldigd. Verweerder heeft de heer B slechts op de hoogte gebracht van de signalen die hij over klager (en de heer A) had ontvangen. Hoewel de raad begrijpt dat een en ander een grote impact op klager heeft (gehad), heeft verweerder gehandeld zoals hij dat in een dergelijke situatie zou moeten doen: hij heeft de afdeling Compliance van AkzoNobel gevraagd de signalen te onderzoeken en hij heeft één van de leden van de Raad van Advies van Steam van de signalen op de hoogte gebracht. Dat verweerder in het geheel geen signalen over klager (en de heer A) heeft ontvangen, komt de raad niet aannemelijk voor. Verweerder heeft immers toegelicht hoe de klachten hem ter kennis zijn gekomen. Dat uit het eigen onderzoek door klager zou zijn gebleken dat geen van de vrouwelijke medewerkers van de Volvo Ocean Race en/of TAN iets van het onderzoek van de afdeling Compliance afwisten en geen verklaringen hebben afgegeven is in het licht van het voorgaande onvoldoende om aan te nemen dat verweerder opzettelijk onjuiste informatie zou hebben verspreid. Temeer nu de betrokken medewerksters hebben aangegeven anoniem te willen blijven en het daarom niet vreemd is dat zij niet tegen klager hebben gezegd dat zij een verklaring over hem hebben afgegeven.

5.4 Verweerder heeft voorts erkend dat zijn woordkeuze in de e-mail van 12 februari 2018 in zoverre ongelukkig is dat deze impliceert dat verklaringen “gezien” zijn en dat die dus wel op schrift moeten zijn gesteld. Verweerder had echter per e-mail vernomen dat er klachten over klager (en de heer A) waren, aldus verweerder. De raad is van oordeel dat een en ander van onvoldoende gewicht is om verweerder hiervan een tuchtrechtelijk verwijt te maken. De raad neemt hierbij in aanmerking dat de enige geadresseerde van de e-mail, de heer B, er – door middel van de e-mail van verweerder van 8 februari 2018 – al van op de hoogte was dat het ging om klachten van personen die anoniem wilden blijven en daarom geen schriftelijke verklaringen wilden afleggen, zodat de heer B niet gedacht kan hebben dat verweerder schriftelijke verklaringen had gezien. Bovendien heeft verweerder de informatie over de signalen per e-mail van zijn medebestuurder ontvangen en in zoverre de beschuldigingen dus wel gelezen en niet gehoord.

5.5 Dat het de bedoeling van verweerder is geweest om ruchtbaarheid aan de zaak te geven heeft klager onvoldoende onderbouwd en blijkt ook niet uit het klachtdossier.

5.6 De conclusie van het voorgaande is dat de klacht ongegrond is.

5.7 Voor zover klager er ook nog over klaagt dat verweerder de aantijgingen over klager niet heeft ingetrokken overweegt de raad dat het niet aan verweerder is om te beoordelen of de over klager (en de heer A) afgegeven signalen juist zijn.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. C. Kraak, voorzitter, mrs. M. Middeldorp en C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2019.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 15 juli 2019 verzonden.