ECLI:NL:TADRAMS:2019:147 Raad van Discipline Amsterdam 19-069/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2019:147
Datum uitspraak: 15-07-2019
Datum publicatie: 18-07-2019
Zaaknummer(s): 19-069/A/A
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over schending Gedragsregel 21 lid 3 ongegrond. De cliënte van verweerder was geen formele procespartij in de procedure bij de kantonrechter. Reeds gelet hierop kan van schending van Gedragsregel 21 lid 3 geen sprake zijn. Voor zover de cliënte van verweerder wel zou moeten worden aangemerkt als wederpartij van klagers dan is er nog geen sprake van schending van de gedragsregel.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 15 juli 2019

in de zaak 19-069/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klagers

over:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 14 september 2018, aangevuld bij brief van 17 september 2018, hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 31 januari 2019 met kenmerk 4018-700170, door de raad ontvangen op 4 februari 2019, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 24 juni 2019 in aanwezigheid van klager 1 en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van de in 1.2 genoemde brief van de deken en de bijlagen 1 tot en met 13. Tevens heeft de raad kennisgenomen van de brief met bijlage van klagers aan de raad van 18 februari 2019, de e-mail met bijlage van verweerder aan de raad van 27 februari 2019, de faxbrief met bijlage van klagers aan de raad van 7 juni 2019, de faxbrief van met bijlage van verweerder aan de raad van 18 juni 2019, de faxbrief met bijlagen van klagers aan de raad van 19 juni 2019 en de e-mail met bijlagen van verweerder aan de raad van 23 juni 2019.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Klagers zijn op 12 oktober 2016 tot bewindvoerders benoemd over het bewind van hun neef, de heer S. De heer S is erfgenaam van zijn overleden moeder. De moeder van de heer S had de cliënte van verweerder (hierna: de notaris) benoemd tot testamentair bewindvoerder over het erfdeel van de heer S.

2.2 Op 8 juni 2018 heeft de heer S – via de notaris – bij de kantonrechter een verzoek ingediend tot ontslag van klagers als bewindvoerders en benoeming van opvolgend bewindvoerders. De kantonrechter heeft de notaris in het kader van dit verzoek aangemerkt als belanghebbende en haar opgeroepen als zodanig in het geding te verschijnen. Verweerder heeft de notaris in dat kader bijgestaan.

2.3 Bij brief van 16 juli 2018 hebben klagers de notaris gesommeerd toestemming te verlenen een bedrag van € 8.131,18 uit de boedel van de heer S aan hen uit te keren voor hun werkzaamheden als bewindvoerders van de heer S. Verweerder heeft de kantonrechter in kennis gesteld van deze brief.

2.4 Op 18 juli 2018 heeft de mondelinge behandeling van het in 2.2 genoemde verzoek plaatsgevonden. De notaris en verweerder zijn op die zitting verschenen, alsmede de voorgestelde bewindvoerders. Klagers zijn niet verschenen.

2.5 Bij brief van 23 juli 2018 heeft de kantonrechter klagers meegedeeld dat blijkens de bij de brief van 16 juli 2018 gevoegde declaraties er mogelijk posten dubbel zijn opgenomen en dat hij daarover duidelijkheid wenst te verkrijgen voor 20 augustus 2018. Daarbij heeft hij klagers meegedeeld dat zij de inning van de bewindvoerderskosten dienen op te schorten totdat die duidelijkheid is verkregen.

2.6 Op 12 september 2018 heeft op verzoek van klagers een voortgezette mondelinge behandeling plaatsgevonden en is de datum voor de uitspraak bepaald.

2.7 Bij brief van 13 september 2018 heeft klager 1 de notaris, onder dreiging van het aanspannen van een kort geding, verzocht aan notaris B te bevestigen dat hij een bedrag aan bewindvoerderskosten van in totaal € 8.131,18 aan klager 1 kan uitkeren uit het bedrag dat notaris B voor de heer S onder zich heeft.

2.8 Bij brief van diezelfde dag heeft verweerder de kantonrechter geschreven:

“In voormelde aangelegenheid verzond [klager 1] zojuist (krap 1 dag na de zitting (…)) opnieuw namens beide bewindvoerders een fax aan cliënte waarin hij, zoals gebruikelijk onder aanzegging van een kort geding, betaling van door hem gestelde kosten voor zijn werkzaamheden verordonneert. Zie bijgaand.

Bij bijgaande brief van 23 juli 2018 heeft u [klager 1] echter verordonneerd de inning van deze kosten op te schorten totdat hij daarover de door u gevraagde duidelijkheid aan u zou geven. (…) Bij mijn weten heeft [klager 1] deze duidelijkheid echter nog niet verleend: ook ter zitting heeft hij daar niets over gezegd.

Cliënte wil graag weten waar zij aan toe is, m.n. of zij tot betaling van de door [klager 1] gestelde dient over te gaan. Kunt u cliënte laten weten wat uw standpunt daarover is?”

2.9 Bij faxbrief van 14 september 2018 hebben klagers de kantonrechter meegedeeld dat, hoewel zij van mening zijn dat de brief van verweerder van 13 september 2018 voor het wijzigingsverzoek en het belang van de heer S volstrekt irrelevant is en om die reden buiten het geding behoort te blijven, zij zich op dit punt refereren aan het oordeel van de kantonrechter.

2.10 Bij brief van 17 september 2018 is klagers namens de kantonrechter het volgende bericht:

“Bij brief van 23 juli jl. heeft de kantonrechter nadere stukken opgevraagd ter verduidelijking van de door u gedeclareerde kosten en u daarbij verzocht de inning van de kosten op te schorten.

Op 20 augustus jl. heeft de rechtbank uw toelichting en nadere stukken ontvangen. De kantonrechter heeft u echter nog geen uitsluitsel gegeven of u met deze nadere informatie voldoende duidelijkheid heeft verschaft. U ontvangt hierover binnenkort nader bericht.

Tot dit nadere bericht dient u de inning van de kosten op te schorten.”

2.11 Bij brief van 20 september 2018 heeft de kantonrechter klagers bericht dat zij hun declaraties dienen aan te passen en dat de inning van de bewindvoerderskosten dient te worden opgeschort totdat zij nader bericht van de rechtbank hebben ontvangen omtrent goedkeuring van de aangepaste declaratie.

2.12 Bij beschikking van 26 september 2018 heeft de kantonrechter klagers ontslagen als bewindvoerders van de heer S en opvolgend bewindvoerders benoemd. In deze beschikking heeft de kantonrechter voorts de notaris ontslagen als testamentair bewindvoerder en een opvolgend testamentair bewindvoerder benoemd. Klagers zijn van deze beschikking in hoger beroep gegaan.

2.13 Bij beschikking van 23 mei 2019 heeft het gerechtshof de beschikking van de kantonrechter van 26 september 2018 vernietigd voor zover daarbij klagers als bewindvoerders zijn ontslagen en opvolgend bewindvoerders zijn benoemd.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij zich zonder toestemming van klagers tot de rechter heeft gewend nadat uitspraak was bepaald.

4 VERWEER

4.1 Verweerder voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

5 BEOORDELING

5.1 De klacht heeft betrekking op de brief die verweerder een dag na de zitting van 12 september 2018 aan de kantonrechter heeft gestuurd (zie hiervoor, 2.8). De raad stelt voorop dat het de advocaat niet geoorloofd is zich zonder toestemming van de wederpartij tot de rechter te wenden nadat de uitspraak is bepaald (zoals ook is neergelegd in Gedragsregel 21 lid 3). In dit geval was de cliënte van verweerder, de notaris, geen formele procespartij in de procedure bij de kantonrechter. Dat waren de heer S en klagers. De notaris was door de kantonrechter slechts opgeroepen als belanghebbende. Klagers hebben weliswaar gesteld dat het verzoek van de heer S om ontslag van klagers als zijn bewindvoerders in werkelijkheid afkomstig was van de notaris, maar dat heeft de raad niet kunnen vaststellen. De notaris kan dan ook niet worden aangemerkt als wederpartij van klagers en reeds gelet hierop kan van schending van Gedragsregel 21 lid 3 door verweerder geen sprake zijn.

5.2 Voor zover verweerder wel zou moeten worden aangemerkt als advocaat van de wederpartij van klagers, geldt dat ook dan geen sprake is van schending van Gedragsregel 21 lid 3. Die gedragsregel heeft immers als doel “napleiten” te voorkomen. Klagers hebben erkend dat de brief van verweerder aan de kantonrechter volledig los stond van de procedure die bij de kantonrechter aanhangig was, namelijk die tot ontslag van klagers als bewindvoerders van de heer S. Van napleiten is dan ook geen sprake geweest. Bovendien hebben klagers er zelf voor gekozen om een dag na de zitting bij de kantonrechter een sommatiebrief aan de notaris te sturen – en niet bijvoorbeeld vlak na afloop van de door de kantonrechter in de brief van 23 juli 2018 gegeven termijn – zodat zij een reactie op die brief konden verwachten.

5.3 De conclusie van het voorgaande is dat de klacht ongegrond is.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. C. Kraak, voorzitter, mrs. M. Middeldorp en C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2019.

Griffier Voorzitter

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 15 juli 2019 verzonden.