ECLI:NL:TACAKN:2019:54 Accountantskamer Zwolle 19/145 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2019:54
Datum uitspraak: 19-07-2019
Datum publicatie: 19-07-2019
Zaaknummer(s): 19/145 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Behoudens bijzondere omstandigheden kan het door een accountant in zijn zakelijke betrekkingen al dan niet in rechte innemen van een civielrechtelijk standpunt - daaronder te begrijpen het opschorten van werkzaamheden in verband met het uitblijven van vermeend verschuldigde bedragen - niet tot een gegrond tuchtrechtelijk verwijt leiden. De accountant dient daarbij wel een zorgvuldige afweging te maken tussen zijn eigen belang en de voor hem kenbare belangen van zijn cliënt die als gevolg van die te nemen (rechts)maatregelen (kunnen) worden geschaad. Verder geldt dat een accountant slechts op door hemzelf opgestelde stukken (in beginsel) een retentierecht heeft. Bezien tegen deze achtergrond heeft de Accountantskamer niet vast kunnen stellen dat betrokkene in strijd met enig fundamenteel beginsel de toegang tot de online-administratie van klaagsters heeft geblokkeerd, communicatie met de vertegenwoordiger van klaagsters heeft geweigerd, werkzaamheden heeft opgeschort of heeft geweigerd domeinen over te dragen. Wat die overdracht betreft is de veronderstelling van klaagsters dat betrokkene de domeinen zonder meer had moeten overdragen onjuist. Het gaat immers niet om teruggave van door klaagsters aan betrokkene verstrekte administraties (waarover zij zelf niet meer beschikten) maar om het resultaat van de op maat gemaakte specifieke inrichting voor klaagsters en de digitale verwerking van die administraties door betrokkene. Tot slot is niet aannemelijk geworden dat betrokkene klachtwaardig heeft gecommuniceerd. De klacht is daarom in al haar onderdelen ongegrond.  

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 19/145 Wtra AK van 19 juli 2019 van

1.     X1 ,

2.     X2 ,

en

3.     X3 ,

alle gevestigd te [plaats1],

vertegenwoordigd door [A],

K L A A G S T E R S

t e g e n

[Y] ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats2],

B E T R O K K E N E

1.         Het verloop van de procedure

1.1       De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de aan partijen bekende stukken van het dossier in deze zaak, waaronder:

-        het op 9 januari 2019 ingekomen klaagschrift van 5 januari 2019 met bijlagen;

-        de op 17 januari 2019 ontvangen nadere bijlagen van klagers;

-        het op 5 maart 2019 ingekomen verweerschrift van 4 maart 2019 met bijlagen;

-        het e-mailbericht van 15 april 2019 van [A], voor zover deze daarin meedeelt niet bij de mondelinge behandeling aanwezig te kunnen zijn.  

1.2       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld op de openbare zitting van 15 april 2019 waar betrokkene is verschenen. Namens klaagsters is niemand verschenen.

1.3       Betrokkene heeft op genoemde zitting zijn standpunten toegelicht (aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2.         De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde op de zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1       Betrokkene is sinds [datum1] ingeschreven als accountant administratieconsulent in het register van (thans) de Nba. Hij is werkzaam voor zijn vennootschap [BV1], h.o.d.n. [BV1].

2.2       [X2] heeft op 19 juli 2013 de opdracht aan betrokkene bevestigd voor het verrichten van diverse administratieve diensten. In die opdrachtbevestiging staat:

3. Facturering en betaling

(...)

De maandelijkse termijnen die in rekening worden gebracht hebben betrekking op het verzorgen van de jaarstukken van het voorgaande jaar en op de ondersteuning en begeleiding bij de administratie van het jaar waarin de termijnen in rekening worden gebracht.

(...)”

Op 22 juli 2013 heeft [X2] de opdracht tot het (jaarlijks) samenstellen van haar jaarrekening bevestigd. In die opdrachtbevestiging staat:

Honorarium

(...)

het honorarium zal in maandelijkse vaste termijnen in rekening worden gebracht-conform de afspraken uit de aangehechte offerte. (...)”

In januari 2018 hebben [A] en [B] die werkzaam was voor [BV1] overeenstemming bereikt over een opdracht van [X1] aan [BV1].

2.3       Bij de werkzaamheden voor [X2] en [X1] heeft betrokkene als hulpmiddel de webbased software genaamd Yuki gebruikt.

2.4        Per e-mail van 31 oktober 2018 heeft betrokkene aan [A] een nieuw voorstel gedaan voor werkzaamheden in 2019 ten behoeve van [X1] en [X2].         

2.5       [A] heeft betrokkene op 30 november 2018 per e-mail laten weten van dat aanbod geen gebruik te maken. De reden daarvoor is, zo staat in dat bericht, dat de formulering van de prijsvorming te ingewikkeld werd en de werkzaamheden opnieuw duurder werden.   In het  bericht staat ook dat dat betekent dat de samenwerking met [BV1] voor [X1] en [X2] per 31 december 2018 wordt beëindigd.

2.6       Op 18 december 2018 heeft betrokkene [A] per e-mail gevraagd waarom een factuur van [BV1] door hem is gestorneerd. Hierna hebben zij over en weer per e-mail gecommuniceerd tot en met 27 december 2018. In een e-mail van 19 december 2018 (10.22 uur) heeft [A] het volgende geschreven:

“De incasso is niet gestorneerd. Je bent niet goed geïnformeerd. Een incassomachtiging is gebaseerd op vertrouwen. Dat vertrouwen heb je geschonden.

Je hebt mij aangegeven niet de opstelling van de jaarrekeningen voor [X1] en [X2] van het lopend jaar te willen verzorgen, terwijl dit wel de afspraak is. Dat is een eenzijdige wijziging van onze afspraken en ik kan daar niet mee instemmen. Ik verwijs je verder graag naar onze correspondentie hierover.

Het logisch gevolg van een en ander is dat voor zowel [X2] als [X1] extra kosten zijn te voorzien, kosten die niet voor rekening van [X2] en/of [X1] dienen te komen. Het boekjaar is nog niet afgelopen en niet valt uit te sluiten dat kosten/schade verder zal oplopen. Het geheel van de schade zullen wij dan ook willen verrekenen. Het ligt daarom voor de hand, en het is zeker niet onredelijk, dat

betaling van facturen van [BV1], voorzover verschuldigd, om die reden wordt opgeschort tot de schade vast zal staan. Vervolgens zal dan kunnen worden verrekend met eventuele vorderingen van [BV1], dan wel op [BV1] worden verhaald. Wij zijn in de jarenlange samenwerking met jouw boekhoudkantoor altijd stipt onze afspraken, ook de financiële, nagekomen. Ik ben dan ook zeer teleurgesteld dat je ervoor kiest op deze wijze uit elkaar te gaan. Het heeft verre de voorkeur als je eenvoudigweg correct de afspraken nakomt. Maar die keuze is dan verder aan jou”.

2.7       Daarop heeft betrokkene als volgt gereageerd in een e-mail van 19 december 2018 (12:50:23 uur):

“Ik haal de informatie van de bankafschriften, dat is mijn informatiebron en daar staat duidelijk “storno” op. Jouw onderstaande toelichting is verhelderend maar had beter vooraf gecommuniceerd kunnen worden.

De opdrachtbevestigingen zijn duidelijk omtrent de gemaakte afspraken en daar wij houden ons keurig aan. Er is dan ook geen enkele reden om de betaling van de lopende verplichtingen aan [BV1] op te schorten.

Dat je verder na 31 december 2018 geen gebruik meer wilt maken van onze diensten is je eigen keuze geweest en je teleurstelling over de wijze van uit elkaar gaan begrijp ik dan ook niet helemaal.

Wij zullen tot 31 december 12.30 uur (want dan sluiten wij) alle mutaties van jullie in Yuki verwerken, zoals we dat tot op heden altijd hebben gedaan. Daarna produceren wij een backup van de administraties die wij aan jullie ter beschikking stellen als aan alle financiële verplichtingen is voldaan.

Dit is eenvoudig weg een correcte nakoming van de afspraken. Ik heb wel geconstateerd, maar dat is het gevolg van een misverstand intern bij [BV1], dat het jaarwerk voor 2017, bij [X1] in rekening hebben gebracht. Totale kosten (ex btw) € 1.045,20). Dit is jaarverslag, kvk, notulen, vpb. Het jaarwerk van 2017 kon natuurlijk niet in rekening worden gebracht omdat [X1] nog niet bestond in 2017. Wij kunnen daar natuurlijk een credit nota voor sturen als je dat graag wilt. Andere mogelijkheid is dat wij deze bedragen gebruiken voor het jaarwerk 2018. (...)”.

2.8       [A] heeft per ommegaande het volgende geantwoord:

“(...)

Goed om te lezen dat we het eens zijn dat er, als gevolg van een misverstand, toch een onjuistheid zat in de facturen van [BV1]. Nu dat duidelijk is kunnen we het, denk ik, eenvoudig afwikkelen.

Graag laat ik, zoals gebruikelijk is bij de overstap naar een nieuwe dienstverlener, het jaarwerk 2018 opmaken door het nieuwe administratiekantoor dat ik op het oog heb. Hiervoor, en ook om de administratie van 2019 uit te kunnen voeren, hebben zij de toegang nodig tot de Yuki-domeinen van [X1] en [X2].

Graag ontvang ik van jou de creditfactuur van € 1.045,20 gericht aan [X1] en je bevestiging dat de domeinen van [X1] en [X2] kunnen worden verhuisd naar ons nieuwe administratiekantoor.

Zodra ik deze heb ontvangen, zal ik het saldo van de openstaande facturen en de creditnota omgaand aan [BV1] overmaken. (...)”

2.9       Per e-mails van 20 december 2018 heeft betrokkene [A] laten weten te zullen handelen zoals hij in zijn e-mail van 19 december 2018 12.50.23 uur heeft geschreven indien de gestorneerde bedragen niet tijdig zouden worden ontvangen en heeft [A] hem laten weten de openstaande facturen (minus creditnota) te betalen na ontvangst van een bevestiging van betrokkene dat de Yuki domeinen zonder voorwaarden zouden worden verhuisd naar de nieuwe boekhouder.

2.10     Per e-mails van 27 december 2018 heeft betrokkene [A] ten slotte laten weten de werkzaamheden en communicatie op te schorten tot de betaling van de gestorneerde bedragen en heeft [A] hem laten weten dat de ten behoeve van de continuïteit van de bedrijfsvoering te maken kosten voortvloeiende uit het opschorten van de dienstverlening en het niet correct overdragen van administraties op [BV1] zullen worden verhaald of verrekend met eventuele vorderingen.

3.         De klacht

3.1       Betrokkene heeft volgens klaagsters gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels.

3.2       Ten grondslag aan de klacht liggen, zoals blijkt uit het klaagschrift de volgende verwijten:

  1. betrokkene heeft de toegang tot de online-administraties van [X2] en [X1] geblokkeerd;
  2. betrokkene heeft elke communicatie met [X2] en [X1] en hun gemachtigde geweigerd;
  3. betrokkene heeft zijn werkzaamheden voor [X2] en [X1] opgeschort;
  4. betrokkene heeft de medewerking aan de overdracht van de on-lineadministraties van [X2] en [X1] en van online domeinen aan de opvolgend accountant geweigerd en/of gefrustreerd;
  5. betrokkene persisteert in de klachtwaardige wijze van communiceren met [X1].

4.         De gronden van de beslissing

Over de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende. 

4.1       Op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) is de accountant ten aanzien van de uitoefening van zijn beroep onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2       Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft moet, nu dit plaatshad ná 4 januari 2014, worden getoetst aan de sindsdien geldende Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

4.3       Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagsters is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4       In de  onderlinge samenhang tussen de klachtonderdelen en gelet op het daartegen gevoerde verweer ziet de Accountantskamer aanleiding de klachtonderdelen als volgt gezamenlijk te behandelen.

4.5       Zoals de Accountskamer meermaals heeft geoordeeld,  kan, behoudens bijzondere omstandigheden, het door een accountant in zijn zakelijke betrekkingen al dan niet in rechte innemen van een civielrechtelijk standpunt - daaronder te begrijpen het opschorten van werkzaamheden in verband met het uitblijven van vermeend verschuldigde bedragen - niet tot een gegrond tuchtrechtelijk verwijt leiden. De accountant dient daarbij wel een zorgvuldige afweging te maken tussen zijn eigen belang, in dit geval het opschorten van de werkzaamheden, en de voor hem kenbare belangen van zijn cliënt die als gevolg van die te nemen (rechts)maatregelen (kunnen) worden geschaad. Verder geldt dat een accountant slechts op door hemzelf opgestelde stukken (in beginsel) een retentierecht heeft.

4.6       Betrokkene heeft naar voren gebracht te werken met een softwaretool van Yuki. Deze heeft hij, zo heeft hij op de zitting toegelicht, voor [X2] en [X1] op maat gemaakt. Daarvoor hebben beide entiteiten de financiële gegevens van hun boekhouding geleverd door middel van het scannen of mailen van in- en verkoopfacturen die vervolgens binnen genoemde domeinen geautomatiseerd zijn verwerkt.

4.7       De Accountantskamer heeft op grondslag van het dossier het volgende vastgesteld. [X2] en [X1] hebben de cliëntrelatie met [BV1] beëindigd per 1 januari 2019. In december 2018 hebben zij facturen van [BV1] onbetaald gelaten. Betrokkene en [A] hebben daarover gecommuniceerd. Betrokkene heeft daarbij toegezegd de afgesproken werkzaamheden tot 31 december 2018 (datum van opzegging van de cliëntrelatie) te blijven uitvoeren en [A] een back-up van de verwerkte administratie te verstrekken als aan alle financiële verplichtingen zou zijn voldaan, terwijl [A] zich bereid heeft verklaard openstaande facturen te betalen na de toezegging van betrokkene dat (niet slechts de back-ups maar) de domeinen zouden kunnen worden verhuisd.

Omdat betaling door [A] uitbleef, heeft betrokkene zijn werkzaamheden (in afwachting daarvan) opgeschort. Dat heeft hij gedaan door de online toegang tot de Yuki-domeinen te sluiten om zo te voorkomen dat input toch nog automatisch zou worden verwerkt. Betrokkene heeft dit aan [A] laten weten in zijn e-mail van 27 december 2018. Niet voldoende is gesteld en evenmin is aannemelijk gemaakt dat de belangen van [X2] en [X1] bij voortzetting van de (afgesproken) werkzaamheden zouden dienen te prevaleren boven de belangen van betrokkene. Het enkele feit dat kosten zouden moeten worden gemaakt ten behoeve van de continuïteit van de bedrijfsvoering van beide entiteiten noopt, zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet tot die conclusie.  

4.8       Bezien tegen deze achtergrond heeft de Accountantskamer niet vast kunnen stellen dat betrokkene in strijd met enig fundamenteel beginsel de toegang tot de online-administratie van klaagsters heeft geblokkeerd, communicatie met [A] heeft geweigerd, werkzaamheden heeft opgeschort of heeft geweigerd domeinen over te dragen. Wat die overdracht betreft is de veronderstelling van klaagsters dat betrokkene de domeinen zonder meer had moeten overdragen onjuist. Het gaat immers niet om teruggave van door [X2] en [X1] aan [BV1] verstrekte administraties (waarover zij zelf niet meer beschikten) maar om het resultaat van de op maat gemaakte specifieke inrichting voor klaagsters en de digitale verwerking van die administraties door betrokkene.

Met de verwijzing naar  de e-mailwisseling van april en mei 2018 hebben klaagsters ten slotte onvoldoende helder en inzichtelijk gemaakt dat betrokkene heeft gepersisteerd in slechte communicatie. Uit deze e-mailwisseling blijkt immers niet van klachtwaardig communiceren door betrokkene.

4.9       Gelet op het vorenstaande hebben klaagsters niet aannemelijk gemaakt dat betrokkene enig tuchtrechtelijk verwijt treft en is de klacht in alle onderdelen ongegrond.

5.         Beslissing

De Accountantskamer:

·       verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. drs. M. Stempher, voorzitter, mr. J.W. Frieling (rechterlijk lid) en P. van de Streek AA (accountantslid), in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2019.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift dient de gronden van het beroep te bevatten en te zijn ondertekend.