ECLI:NL:TADRAMS:2019:153 Raad van Discipline Amsterdam 19-406/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2019:153
Datum uitspraak: 22-07-2019
Datum publicatie: 25-07-2019
Zaaknummer(s): 19-406/A/A
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Nu sprake was van een vertrouwensbreuk, was verweerster gehouden haar werkzaamheden voor klager te beëindigen. Dat klager hiervan processuele schade heeft ondervonden, is niet gebleken

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  22 juli 2019

in de zaak 19-406/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 20 juni 2019 met kenmerk 2018-7118141, door de raad ontvangen op 21 juni 2019, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Klager heeft een geschil (gehad) met een aannemer (hierna: Hako Bouw). De rechtsbijstandsverzekeraar van klager heeft de zaak uitbesteed aan (het kantoor van) verweerster. In deze zaak heeft klager een deskundige voorgesteld. Omdat klager zich niet kon vinden in de rapportage van deze deskundige is, met instemming van klager, een andere deskundige (hierna: de bouwkundige) verzocht een aanvullende rapportage op te stellen. Met behulp van deze aanvullende rapportage is een memorie van antwoord in conventie, tevens houdende eis in reconventie, bij de Raad voor Arbitrage ingediend.

1.2 In augustus 2018 heeft de rechtsbijstandsverzekeraar van klager een tweede zaak van klager aan (het kantoor van) verweerster uitbesteed. Dit betrof een zaak tegen een andere aannemer van klager (hierna: de heer V). Verweerster heeft in die zaak dezelfde bouwkundige als in de zaak tegen Hako Bouw een deskundigenrapport laten opstellen. Die rapportage heeft verweerster, samen met een ingebrekestelling, aan de heer V toegezonden. De heer V heeft in reactie daarop de gebreken grotendeels erkend en aangeboden de gebreken te herstellen. Op 4 september 2018 heeft daartoe een bespreking plaatsgevonden bij klager thuis. Onder meer klager zelf, diens echtgenote, de heer V, verweerster en de bouwkundige waren bij die bespreking aanwezig. Tijdens de bespreking is afgesproken dat de heer V een plan van aanpak voor herstel van de geconstateerde gebreken zou toezenden ter beoordeling door de bouwkundige, wiens oordeel leidend zou zijn.

1.3 De heer V heeft vervolgens een plan van aanpak opgesteld, waarin de bouwkundige zich in grote lijnen kon vinden. Klager was het er echter niet mee eens en heeft verweerster verzocht de zaak over te dragen aan een andere advocaat.

1.4 Verweerster heeft klager bij e-mail van 2 oktober 2018 onder meer geschreven:

“Ik zou het prettig vinden om morgen even telefonisch overleg te hebben. Ik proef in jouw correspondentie met betrekking tot [de heer V] tussen de regels door toch een gevoel van ongenoegen. Dat wordt bevestigd door het feit dat de zaak zal worden overgedragen. Een en ander naar mijn idee niet terecht nu we ([de bouwkundige] ook) ons voor meer dan 100% hebben ingezet en alle genomen stappen steeds goed onderling zijn besproken en afgestemd.

Ik wil er zeker van zijn dat we in deze zaak op een lijn zitten (zoals ik ook meende dat we dat deden inzake [de heer V]. Daarin moet ik ook het vertrouwen van jou hebben. Met andere woorden; indien een bepaalde strategie is gekozen waar mee is ingestemd dan wil ik er op kunnen vertrouwen dat iedereen het daarmee eens is. Ik wil dit morgen even met je bespreken.”

1.5 Bij e-mail van dezelfde dag heeft klager verweerster onder meer geschreven:

“Ik kan de aanpak niet serieus nemen, het PvA was waardeloos. En er werd door hem niet doorgepakt. [De heer V] heeft sinds 4 september ook niets verbeterd, en niets laten zien.

(…)

Daarom heb ik besloten gehakt te maken van [de heer V] en zijn gekloooi eens en voor altijd halt toe te roepen met een goede – mee eens dure – advocaat.

Maar zo wil ik niet nog eens weken/maanden doorgaan.

Kortom, ik heb het gevoel niet serieus genomen te worden door te veel te weten (meer dan de bouwkundige in kwestie), en dan is het vertrouwen weg.”

1.6 Verweerster heeft klager hierop bij e-mail van 3 oktober 2018 onder meer geschreven:

“Duidelijk. Naar mijn idee is [de bouwkundige] in deze meer dan capabel en heeft hij de juiste adviezen gegeven. Ik begrijp dat je veel kennis hebt en dat is ook prettig maar uiteindelijk gaat het om de afspraken die met partijen, zoals [de heer V], zijn gemaakt.

Nu er geen vertrouwen meer bestaat, ga ik er van uit dat je hiermee tevens doelt op de zaak Hakobouw. Zal dezelfde advocaat dat dossier overnemen?”

1.7 In een e-mail van 4 oktober 2018 heeft klager verweerster onder meer meegedeeld dat hij in de zaak tegen Hako Bouw een (andere) deskundige heeft ingeschakeld.

1.8 Bij e-mail van 5 oktober 2018 heeft verweerster klager onder meer geschreven:

“Begin deze week heb ik onverwacht het bericht van je ontvangen dat je een nieuwe advocaat in de arm hebt genomen in de zaak tegen [de heer V], daarbij aangevend dat je geen vertrouwen meer hebt in verdere rechtsbijstand omdat jij je niet kan vinden in de visies van [de bouwkundige] en dat door jouw eigen expertise het gevoel is ontstaan dat je niet serieus wordt genomen. Ik heb hierop aangegeven dit niet te begrijpen; iedere stap in die zaak (en ook in deze zaak tegen Hako Bouw) is zorgvuldig met je doorgesproken. (…)

Op 3 oktober jl. (…) heb ik je per e-mail gevraagd of, nu de zaak jegens [de heer V] diende te worden overgedragen aan een andere advocaat, dit eveneens gold voor de zaak jegens Hakobouw. Je hebt immers aangegeven dat er van jouw zijde geen vertrouwen meer bestaat en dat vertrouwen is onontbeerlijk voor een verdere samenwerking. Ik heb je aangegeven daar eerst duidelijkheid over te willen hebben alvorens verder te gaan. Je hebt hier geen reactie op gegeven. (…)

Het bevreemdt mij zeer nu opeens onderstaande e-mail van je te ontvangen dat je zelfstandig – buiten mij om en zonder mij ook maar te informeren – een onderzoek hebt geïnitieerd en eveneens dat je mij nu op het allerlaatste moment (…) laat weten dat zowel [de bouwkundige] als ik vandaag geacht worden daarbij aanwezig te zijn. En dat, terwijl je mijn vraag of je ook deze zaak bij jouw nieuwe advocaat hebt neergelegd, nog steeds niet hebt beantwoord. Dit past niet in de samenwerking van de afgelopen periode en de inzet (…) die er is geweest in jouw beide dossiers. Uit onderstaande e-mail, jouw eerdere e-mails en nu deze gang van zaken constateer ik dat er (ook) in deze zaak geen vertrouwen bestaat. Ik zie hierdoor geen andere mogelijkheid dan mij te onttrekken als jouw advocaat.”

1.9 Bij e-mail van 11 oktober 2018 heeft verweerster klager onder meer geschreven:

“Naar aanleiding van jouw verschillende e-mails aan mij van de afgelopen weken, ons telefonisch overleg alsmede onderstaande e-mail heb ik besloten – zoals ook al eerder kenbaar gemaakt – mij te onttrekken aan de zaak jegens Hakobouw. De reden daarvan is, zoals ook weergegeven in mijn e-mail d.d. 5 oktober jl., dat er naar mijn idee onvoldoende sprake is van vertrouwen om de samenwerking voort te zetten. Je geeft aan dat wat jou betreft dat vertrouwen wel bestaat maar uit de verschillende e-mails concludeer ik toch anders en voelt het voor mij niet goed om op deze basis door te gaan.”

1.10 Klager heeft verweerster hierop bij e-mail van 12 oktober 2018 onder meer geschreven:

“Met verbazing neem ik kennis van onderstaande email waarin je aangeeft je geheel te onttrekken aan de zaak Hakobouw. Ik zie dit als een eenzijdige handeling welke ik niet kan verklaren, waar ik geen keuze in blijk te hebben en waarmee jij mij zo laat in het traject bij de RvA echt overvalt.

(…)

Volgens mij worden er te snel conclusies getrokken (dat ik [de bouwkundige] voor beide zaken niet goed genoeg zou vinden, of beide zaken al heb ondergebracht bij een andere advocaat) en worden er zaken door elkaar gehaald (ik vind jou èn [de bouwkundige] voor de zaak Hakobouw een goede advocate dan wel bouwkundige, voor de zaak Mareg vind ik jou een goede advocate maar [de bouwkundige] geen goede bouwkundige).

Nogmaals in de zaak Hakobouw vind ik dat ik prima door jou en [de bouwkundige] ben bijgestaan, en daarom stel ik nogmaals voor dat jij deze zaak blijft behandelen. (…)

Ik sta nog open om de zaak Hakobouw samen met jou af te handelen, en verneem graag z.s.m. jouw reactie.”

1.11 Bij e-mail van 15 oktober 2018 heeft verweerster klager onder meer geschreven:

“Reeds bij schrijven van 5 oktober jl. heb ik aangegeven mij, gezien de zeer duidelijke e-mails van jouw zijde waarin je aangeeft geen vertrouwen meer te hebben, aan de zaak te onttrekken. Dit heb ik ook nog eens telefonisch toegelicht. Het is een advocaat toegestaan zich aan een zaak te onttrekken indien er geen sprake meer is van wederzijds vertrouwen in een goede samenwerking.

Je geeft nu aan wel vertrouwen te hebben in mij en [de bouwkundige] ten aanzien van de zaak Hakobouw maar uit jouw verschillende e-mails van de afgelopen periode heb je naar mijn idee heel duidelijk gemaakt dat dat vertrouwen er niet is. In ieder geval is er naar mijn mening onvoldoende basis om de samenwerking voort te zetten.”

1.12 Op 16 oktober 2018 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij zich op het laatste moment uit de zaak heeft teruggetrokken waardoor klager genoodzaakt is zich tot een andere advocaat te wenden met alle kosten van dien.

3 VERWEER

3.1 Verweerster voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

4 BEOORDELING

4.1 De voorzitter stelt bij de beoordeling van de klacht voorop dat het een advocaat vrij staat om de werkzaamheden te beëindigen. Als de vertrouwensbasis is vervallen, is hij daartoe zelfs gehouden. Wel dient de advocaat die beslissing zo tijdig kenbaar te maken en de cliënt te wijzen op de te nemen stappen, dat de cliënt daarvan geen procedurele schade ondervindt.

4.2 Uit de e-mails van verweerster aan klager van 5, 11 en 15 oktober 2018 (zie 1.8, 1.9 en 1.11) volgt dat verweerster geen vertrouwen meer had in een verdere samenwerking met klager, onder meer vanwege de e-mail van klager van 2 oktober 2018 (zie hiervoor, 1.5) waarin hij heeft geschreven dat het vertrouwen weg is, en de e-mail van klager van 4 oktober 2018 (zie hiervoor, 1.6) waarin hij verweerster heeft meegedeeld zelf een deskundige te hebben ingeschakeld terwijl hij daarover geen overleg met verweerster had gehad. Dit acht de voorzitter legitiem. Nu sprake was van een vertrouwensbreuk, was verweerster gehouden haar werkzaamheden voor klager te beëindigen. Dat klager hiervan processuele schade heeft ondervonden, is niet gebleken. Verweerster heeft onbetwist gesteld dat de Raad voor Arbitrage, waar de zaak van klager tegen Hako Bouw aanhangig was, verhinderdata had opgevraagd voor december 2018 en januari en februari 2019. Er was dan ook voldoende tijd voor klager om een andere advocaat te zoeken om hem verder bij te staan. Dat die nieuwe advocaat zich moet inlezen en dat dit klager geld kost valt verweerster niet te verwijten. Dat is immers inherent aan het neerleggen van de werkzaamheden door een advocaat en het inschakelen van een opvolgend advocaat.

4.3 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. C. Kraak, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 22 juli 2019.

Griffier  Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 22 juli 2019 verzonden.