ECLI:NL:TGZCTG:2019:187 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.020
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2019:187 |
---|---|
Datum uitspraak: | 25-07-2019 |
Datum publicatie: | 25-07-2019 |
Zaaknummer(s): | c2019.020 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen tandarts. Klaagster heeft de praktijk van de tandarts voor het eerst bezocht op 8 augustus 2017 vanwege pijnklachten. Een collega van de tandarts heeft het gebit van klaagster gecontroleerd en hierbij diverse foto’s gemaakt. Vervolgens is aan klaagster uitgelegd welke behandelingen nodig waren. Daarop is klaagster boos geworden en is de tandarts de behandelkamer in gekomen om klaagster te kalmeren. Bij vervolgafspraken heeft de tandarts verscheidene caviteiten geconstateerd en vier elementen behandeld. Klaagster verwijt de tandarts 1. dat de tandarts zijn praktijk onrechtmatig verrijkt door cariës niet te behandelen, zodat later een duurdere wortelbehandeling kan worden uitgevoerd. Dit beleid wordt alleen toegepast op buitenlanders. 2. dat de eerste keer een verkeerde behandeling is aangeboden en 3. dat een onnodige scan is uitgevoerd. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klaagster niet-ontvankelijk in de klachtonderdelen 2 en 3 wijst de klacht voor het overige af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2019.020 van:
A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,
tegen
C., tandarts, werkzaam te B., verweerder in beide instanties.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klaagster - heeft op 27 juni 2018 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen de heer C. - hierna de tandarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 8 januari 2019, onder nummer 2018-144 heeft dat College klaagster niet-ontvankelijk verklaard in de klachtonderdelen 2 en 3 en de klacht voor het overige afgewezen.
Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De tandarts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.
De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 25 juni 2019, waar zijn verschenen klaagster en de tandarts.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
“2. De feiten
2.1 Klaagster heeft zich op 8 augustus 2017 ingeschreven bij de tandartsenpraktijk van verweerder. Vanwege pijnklachten heeft klaagster de praktijk op 8 augustus 2017 bezocht. Een collega van verweerder heeft het gebit van klaagster gecontroleerd en twee bitewings (kleine röntgenfoto’s) en een OPT (orthopantomogram; een overzichtsfoto) gemaakt. De tandarts heeft aan klaagster uitgelegd welke behandelingen er volgens haar verricht moesten worden. Klaagster kon zich hier niet in vinden en is daarop boos geworden. Verweerder is toen in de behandelkamer gekomen om klaagster te kalmeren. Enkele weken later heeft klaagster telefonisch haar excuses aangeboden en is een vervolgafspraak gepland.
2.2 Op 20 augustus 2017 heeft verweerder het gebit van klaagster gecontroleerd en vier caviteiten geconstateerd. Op 5 oktober 2017 zijn de elementen 16 en 26 behandeld, op 26 oktober 2017 zijn de elementen 36 en 46 behandeld.
2.3 Op 14 december 2017 heeft klaagster zich uitgeschreven uit de praktijk van verweerder.
3. De klacht
Klaagster verwijt verweerder zakelijk weergegeven (1) dat verweerder zijn praktijk onrechtmatig verrijkt door gaatjes niet op tijd te vullen zodat hij later een duurdere zenuwbehandeling kan uitvoeren. Dit beleid past hij alleen toe op buitenlanders. Ook verwijt klaagster verweerder dat (2) de eerste keer een foute behandeling is aangeboden en (3) er een onnodige scan is uitgevoerd.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder heeft de klachten en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De beoordeling
5.1 De klachtonderdelen twee en drie betreffen de behandeling die op 8 augustus 2017 door een collega van verweerder is uitgevoerd.
Beoordeeld dient te worden of verweerder een verwijt kan worden gemaakt dat wordt bestreken door de eerste tuchtnorm (artikel 47 lid 1 aanhef en onder a, Wet BIG), die betrekking heeft op de relatie tussen de zorgverlener en een patiënt. Nu verweerder niet degene was die klaagster op 8 augustus 2017 zorg heeft verleend, kan hiervan geen sprake zijn. Volgens de tweede tuchtnorm (artikel 47 lid 1 aanhef en onder b Wet BIG), is verweerder tevens onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig ander dan onder a bedoeld handelen of nalaten in de hoedanigheid van tandarts in strijd met het belang van een goede uitoefening van individuele gezondheidszorg. Ook hiervan is in deze geen sprake, nu verweerder geen rol heeft gehad bij deze behandeling.
Klaagster zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in de klachtonderdelen twee en drie.
5.2 Over klachtonderdeel één oordeelt het College als volgt. Ter zitting heeft klaagster desgevraagd verklaard dat zij dit klachtonderdeel baseert op het gegeven dat verweerder zelf ook buitenlander is en voorts op haar eigen sociale leven en kennis. In deze onderbouwing ziet het College geen grond voor de juistheid van dit klachtonderdeel. Ook voor het overige heeft het College geen aanwijzingen gevonden voor de juistheid ervan.
5.3 De conclusie is dat verweerder met betrekking tot de klacht geen verwijt zoals bedoeld in artikel 47, eerste lid onder a, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg kan worden gemaakt. De klacht zal voor het overige dan ook als ongegrond worden afgewezen.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.
4. Beoordeling van het beroep
4.1 Klaagster beoogt met haar beroep haar klacht in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen en concludeert tot gegrondverklaring van het beroep.
4.2 De tandarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot verwerping van het beroep.
4.3 In beroep zijn de schriftelijke klachten over het beroepsmatig handelen van de tandarts en is het door de tandarts gevoerde verweer hiertegen nog een keer aan de tuchtrechter ter beoordeling voorgelegd. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de inhoud van de in eerste aanleg geformuleerde klachten en het daarover in eerste aanleg door partijen schriftelijk en mondeling gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd.
In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat College gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 juni 2019 is dat debat voortgezet.
Het beraad in raadkamer na de behandeling in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg. Voor de stelling van klaagster dat de tandarts uit is op financieel gewin en daarom onnodig foto’s maakt en cariës niet behandelt, zodat de tandarts op een later moment tegen een hoger tarief een wortelkanaalbehandeling kan uitvoeren, heeft klaagster geen enkel bewijs aangedragen en ook anderszins is dit op geen enkele wijze gebleken. Dit betekent dat het beroep zal worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: T.L. de Vries, voorzitter, M.P. den Hollander en
A.R.O. Mooy, leden-juristen en M. Fokke en A. Vissink, leden-beroepsgenoten en
M. van Esveld, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 25 juli 2019.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.