Zoekresultaten 3401-3450 van de 44668 resultaten

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:255 Hof van Discipline 's Gravenhage 230132

    Klacht niet verwezen.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:345 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-639/AL/MN

    Voorzittersbeslissing. Klacht over eigen advocaat. Kwaliteit dienstverlening. Verweerder heeft in de gegeven omstandigheden gehandeld met de zorgvuldigheid die van hem als advocaat mocht worden verwacht. Uit de feitelijke weergave die uit de stukken in het klachtdossier blijkt, leidt de voorzitter af dat verweerder klager steeds op de hoogte heeft gehouden van de te nemen stappen en dat verweerder klager uitvoerig heeft geïnformeerd over de keuzes die klager had en wat de gevolgen daarvan zouden zijn. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:249 Hof van Discipline 's Gravenhage 230011

    Klacht over eigen advocaat in alle onderdelen niet-ontvankelijk. Klacht heeft betrekking op in 2003, 2008 en 2014 gesloten overeenkomsten. Klacht is ingediend buiten de termijn van artikel 46g lid 1 sub a en lid 2 Advocatenwet. Termijnoverschrijding is niet verschoonbaar. Bekrachtiging beslissing raad.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:339 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-970/AL/MN

    Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. De verklaart de klacht - onder meer over het poneren van onjuistheden - in alle onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:346 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-640/AL/OV

    Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart een klacht van een advocaat tegen een deken kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:250 Hof van Discipline 's Gravenhage 230097D

    Dekenbezwaar: Advocaat voldoet niet aan de verplichtingen ex artikel 7.4 Voda. Advocaat heeft, ondanks herhaalde toezeggingen de in artikel 7.4 lid 2 Voda bedoelde gegevens publiek toegankelijk te maken en daartoe een website te lanceren, niets gedaan. Pas na de uitspraak van de raad heeft zij een website gelanceerd. Het feit dat verweerster zich niet, dan wel pas na een maatregel opgelegd door de raad en de aanzegging van een last onder dwangsom door de deken, laat corrigeren door het toezichtapparaat van haar beroepsgroep, maken dat zij zich buiten het toezicht op haar beroepsgroep heeft geplaatst. Het hof rekent het verweerster in het bijzonder zwaar aan dat zij de deken ruim anderhalf jaar aan het lijntje heeft gehouden en er daardoor blijk van heeft gegeven zijn toezichthoudende positie binnen de beroepsgroep niet serieus te nemen.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:340 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-603/AL/GLD

    Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart een klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:347 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-630/AL/GLD

    Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat van de wederpartij in een familiekwestie. Klacht grotendeels niet ontvankelijk want te laat bij de deken ingediend. Voor het overige is de klacht kennelijk ongegrond. Verweerster behartigde uitsluitend de belangen van haar cliënte en in dat verband heeft verweerster mogen afgaan op de juistheid van de informatie die zij van haar cliënte had gekregen. Ook van het onnodig dan wel onevenredig schaden van de belangen van klager door verweerster is niet gebleken.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:251 Hof van Discipline 's Gravenhage 230160

    Klacht niet verwezen.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:341 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-909/AL/MN

    Verzetbeslissing. De raad verklaart het verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:335 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-402/AL/MN

    Naar het oordeel van de raad heeft verweerder de grenzen van de hem toekomende vrijheid, als advocaat van de wederpartij van klager, niet overschreden en klager niet in een onnodige procedure gedwongen. Uit de stukken is de raad gebleken dat verweerder heeft doorgepakt door na zijn eerste e mail van 27 oktober 2022 aan klager al op 9 november 2022 een verzoekschrift namens zijn cliënte in te dienen. In de tussenliggende periode heeft hij klager naar het oordeel van de raad echter ruim voldoende gelegenheid geboden om een voorstel te doen voor de te benoemen scheidsmannen, de gekozen juridische route bij geschillen volgens het vennootschapscontract. Het stond de cliënte van verweerder daarna vrij om het tegenvoorstel van mediation om haar moverende redenen af te wijzen. Verweerder heeft daarna als partijdige belangenbehartiger in haar opdracht een procedure tot benoeming van arbiters gestart. Alhoewel de tijdsdruk en de toonzetting in de e-mails van verweerder, in het bijzonder die van 4 november 2022, door klager als heftig kunnen zijn ervaren, is dat naar het oordeel van de raad niet tuchtrechtelijk verwijtbaar geweest. Er kan aanleiding voor deze geïrriteerde toonzetting van verweerder zijn geweest door de voorgeschiedenis tussen klager en zijn cliënte als ook door het niet reageren door klager op het voorstel van verweerder en de opstelling van klager. klachten ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:348 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-733/AL/OV

    Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart een klacht van een advocaat tegen een (voormalig) lid van de Raad van de Orde Limburg kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:252 Hof van Discipline 's Gravenhage 230143

    Klacht niet verwezen.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:342 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-036/AL/MN

    Verzet. De raad verklaart het verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:336 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-347/AL/OV

    Raadsbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij. De advocaat hoeft de vragen van klager niet te beantwoorden. De advocaat heeft in het belang van de eigen cliënt gehandeld. De advocaat is niet gehouden aan klager te laten weten wat met de eigen cliënt is besproken. De advocaat is niet de advocaat van klager en/of de kinderen. De advocaat neemt niet enige vorm van (morele) verantwoordelijkheid over van de eigen cliënt ten opzichte van klager en/of kinderen. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:253 Hof van Discipline 's Gravenhage 230022

    Klacht tegen eigen advocaat. Verweerder mocht in de gegeven omstandigheden bij aanvang van de zaak ervan uit gaan dat hij in de letselschadezaak de belangen van klager en zijn echtgenote, als wettelijke vertegenwoordigers van de zoon, mocht behartigen. Nadat verweerder door ontvangen signalen twijfelde of hij ook de toenmalige echtgenote mocht vertegenwoordigen, heeft hij haar rechtstreeks benaderd en de opdrachtbevestiging alsnog door haar laten ondertekenen. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:343 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-748/AL/MN

    De raad stelt voorop dat het tuchtrecht geen (wettelijke) verplichting kent op grond waarvan een klager gehouden is om zijn klachten tegen een advocaat te concentreren en deze tegelijkertijd in een procedure aanhangig te maken. Volgens vaste jurisprudentie van het hof kan in een concreet geval het indienen van een opvolgende klacht wel in strijd komen met de beginselen van een behoorlijk tuchtprocesrecht. In deze klachtzaak oordeelt de raad dat van klaagster redelijkerwijs verwacht mocht worden dat zij meteen op 6 november 2020 had (mee)geklaagd met haar advocaat of dat zij de nu voorgelegde klacht meteen in haar eerdere klachtzaak van diezelfde datum had meegenomen. Klaagster was immers toen al op de hoogte van alle omstandigheden en feiten waarover zij zich nu, twee jaar later, heeft beklaagd. Ook wist klaagster, zo heeft zij tijdens de zitting van de raad bevestigd, dat haar advocaat op 6 november 2020 over hetzelfde heeft geklaagd als waarover zij zich nu heeft beklaagd. Naar het oordeel van de raad staan daarom de beginselen van een behoorlijk tuchtprocesrecht aan een inhoudelijke beoordeling van deze klacht in de weg. De raad oordeelt klaagster daarom niet-ontvankelijk in haar klacht.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:47 Hof van Discipline 's Gravenhage 230126

    Klacht niet verwezen.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:337 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-607/AL/OV

    Voorzittersbeslissing. Klacht over eigen advocaat. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:208 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5652

    Klacht tegen psychiater. Vanaf 2016 heeft klaagster last van zenuwpijn in haar benen. Een diagnose was niet goed te stellen. De behandeling werd in eerste instantie gericht op depressieve stoornis, waarvoor verschillende anti-depressiva werden voorgeschreven. Dit had geen tot onvoldoende effect. De echtgenoot van klaagster vond een artikel over het geneesmiddel Vimpat en het positieve effect op zenuwpijn. De psychiater vond dat geen goed idee en wilde eerst het behandelplan tegen depressie afronden. Vanaf februari 2022 gebruikt klaagster, op voorschrift van een andere behandelend arts, Vimpat wat binnen een maand na gebruik tot een verbetering van haar klachten leidde. Inmiddels lijdt klaagster aan dementie. Volgens klaagster had zij samen met haar echtgenoot betere jaren samen gehad als zij eerder met de medicatie had kunnen beginnen en had de dementie zich mogelijk minder snel en ernstig ontwikkeld. Het college acht het zorgvuldig dat de psychiater de richtlijn heeft gevolgd en komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:205 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5032

    Klacht tegen huisarts ongegrond. Klager klaagt over een huisarts na een doorgemaakt hartinfarct. Hij is in de maand voor het hartinfarct bij een huisarts in opleiding geweest. Een week later heeft hij de huisarts gesproken over druk op de borst. Zij heeft een fietstest aangevraagd en toen deze niet doorging omdat het ECG in rust afwijkingen vertoonde een afspraak gemaakt voor verkorte toegang naar de poli cardiologie.Klager verwijt de huisarts dat zij zijn gezondheidstoestand niet serieus heeft genomen en de ernst van de situatie niet heeft onderkend.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:206 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5033

    Klacht tegen cardioloog ongegrond. Klager klaagt over een cardioloog. Voorafgaand aan een geplande fietstest werd een ECG in rust gemaakt. Deze was afwijkend, waarna de cardioloog besloot de fietstest niet door te laten gaan. Zij heeft het besluit genomen dat klager naar huis kon gaan en de volgende dag de huisarts op de hoogte gesteld. Klager is drie dagen na de geplande fietstest opgenomen in het ziekenhuis met een hartinfarct.Klager verwijt de cardioloog dat zij zijn gezondheidssituatie heeft onderschat en de ernst van zijn situatie niet serieus heeft genomen.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:207 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5228

    Klacht tegen een psychiater, tevens geneesheer-directeur. Hij heeft in het kader van een strafrechtelijk onderzoek een getuigenverklaring afgelegd over klager. Klager vindt dat de psychiater daarin onjuiste informatie heeft verstrekt en een onjuiste diagnose heeft gesteld (terwijl hij bovendien klager niet had gezien of gesproken) en zijn medisch beroepsgeheim tegenover klager heeft geschonden. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:243 Raad van Discipline Amsterdam 23-812/A/A

    Voorzittersbeslissing; klacht is kennelijk niet-ontvankelijk vanwege het ne bis in idem beginsel.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:237 Raad van Discipline Amsterdam 23-055/A/A 23-056/A/A

    Raadsbeslissing; (gedeeltelijk) gegronde klacht over de dienstverlening door de eigen advocaten (verweerders 1 en 2) in een (jeugd)strafzaak. De raad heeft allereerst geoordeeld dat zowel klager als klaagster kunnen worden ontvangen in hun klacht. Klager heeft een rechtsgeldige machtiging overgelegd, waarmee hij klaagster (zijn moeder) heeft gemachtigd namens hem een klacht in te dienen over verweerders. Klaagster heeft een rechtstreeks eigen belang bij de klacht. Klager was in de periode dat hij werd verdacht van een strafbaar feit minderjarig. Hierdoor liep de communicatie met verweerders over de rechtsbijstand voor het merendeel via klaagster, als moeder. Ook de opdrachtbevestiging is aan klager en aan zijn ouders (dus ook aan klaagster) gestuurd. De klacht is gegrond voor zover deze gaat over de schriftelijke vastlegging door verweerder 1. Verweerder 1 heeft nagelaten belangrijke informatie en afspraken over zijn rol in de bijstandverlening aan klagers schriftelijk vast te leggen en daarover aan klagers voldoende duidelijkheid te verschaffen. Hiermee heeft verweerder 1 wegens strijd met gedragsregel 16 lid 1 niet gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat mag worden verwacht. Hoewel verweerder 1 een lange antecedentenlijst heeft, volstaat de raad in deze zaak met oplegging van een waarschuwing met kostenveroordeling, omdat het verwijtbaar handelen in deze klachtzaak heeft plaatsgevonden in een periode voorafgaand aan de (meeste) andere tuchtrechtelijke verwijten waarvoor aan verweerder 1 een maatregel is opgelegd.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:280 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5515

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een psychiater. Klaagster heeft meerdere klachten over haar behandeling door de psychiater. Zij verwijt de psychiater onder andere dat hij (bewust) onjuiste diagnoses heeft gesteld en daardoor onjuiste behandelingen heeft uitgevoerd, dat hij verkeerde medicatie heeft voorgeschreven en dat hij klaagster ten onrechte heeft doorverwezen met valse classificaties. Uit de overlegde stukken blijkt niet dat er sprake is geweest van onjuiste diagnoses, behandelingen, doorverwijzingen of het verstrekken van onjuiste medicatie. Uit de door klaagster overgelegde werkaantekeningen van de psychiater volgt onder andere dat hij de diagnose genderdysforie ondersteunde en dat er sprake was van sociale problematiek die, in overleg met klaagster, aangepakt zou worden voorafgaand aan het transitietraject. Deze aanpak kan het college goed volgen. De stukken geven verder geen aanleiding om te oordelen dat de doorverwijzing voor een EMDR-behandeling onzorgvuldig was, dan wel dat er anderszins sprake is geweest van onjuiste doorverwijzingen. Er waren aanwijzingen voor posttraumatische klachten en de psychiater heeft klaagster voor behandeling en diagnostiek doorverwezen naar de juiste instanties. De klacht dat de psychiater verkeerde medicijnen zou hebben voorgeschreven is door klaagster niet geconcretiseerd. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:274 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5220

    Ongegronde klacht tegen een klinisch psycholoog. De dochter en zus van klagers (hierna: patiënte) is lange tijd in behandeling geweest voor een langdurig ziekteproces met een complexe pathologie. Zij stond op de wachtlijst voor een intensieve behandeling, maar is (door suïcide) overleden voordat deze behandeling kon starten. Klagers verwijten de psycholoog in zijn rol van behandelaar onder andere het handelen zonder structuurdiagnostiek, periodieke systematische risicotaxaties, signaleringsplan en veiligheidsplan. Het college concludeert dat in het patiëntendossier een behandelplan is opgenomen met onder meer bedoelde structuurdiagnostiek, periodieke systematisch risicotaxaties, signaleringsplan en veiligheidsplan en dat er sprake was van een behandeling zoals van een redelijk bekwame hulpverlener verwacht mag worden. Het college stelt verder vast dat de patiënte haar hulpverleners regelmatig heeft verzocht om terughoudend te zijn bij de informatieverstrekking aan de ouders. Zij was tijdens de behandeling door de psycholoog een (jong)volwassen vrouw en het is het college niet gebleken dat zij niet of onvoldoende is staat was om een zodanige bewuste keuze te maken. Dit betekent dat de psycholoog bij zijn contacten met de ouders gebonden was aan de beperkingen zoals door de patiënte aangebracht.Het verwijt dat hij niet of onvoldoende heeft gereageerd op telefoontjes, mails en verzoeken van de ouders, ziet het college in dat licht en ook dit klachtonderdeel is ongegrond. Ten aanzien van het handelen van de psycholoog als regiebehandelaar, wordt hem onder andere verweten dat hij onvoldoende beschikbaar was als aanspreekpunt. Hierover merkt het college op dat de regiebehandelaar niet zelf het aanspreekpunt hoeft te zijn, en niet zelf alle vragen hoeft te kunnen beantwoorden maar de weg naar de antwoorden moet weten te vinden. Het college oordeelt dat de psycholoog door tussenschakeling van een verpleegkundige met wie de patiënte een goede band had, voldoende invulling aan zijn taak en verantwoordelijkheid als regiebehandelaar heeft gegeven. Het college verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:238 Raad van Discipline Amsterdam 23-615/A/A

    Raadsbeslissing; gedeeltelijk gegronde klacht van een advocaat over een advocaat in een familierechtzaak. Verweerster heeft drie keer het hof zonder voorafgaande toestemming van klaagster benaderd, terwijl de zaak al voor (incidenteel) arrest stond. Verweerster heeft in haar brieven bovendien inhoudelijke stellingen ingenomen, waardoor naar het oordeel van de raad sprake is van napleiten. Verweerster heeft hiermee in strijd gehandeld met gedragsregel 21 lid 3 (en artikel 5.5 van het procesreglement) hetgeen een behoorlijk advocaat niet betaamt. Aan verweerster is een waarschuwing met kostenveroordeling opgelegd.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:275 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5724

    Ongegronde klacht tegen een psychotherapeut. De dochter en zus van klagers (hierna: patiënte) is lange tijd in behandeling geweest voor een langdurig ziekteproces met een complexe pathologie. Zij stond op de wachtlijst voor een intensieve behandeling, maar is (door suïcide) overleden voordat deze behandeling kon starten. Klagers verwijten de psychotherapeut in zijn rol van behandelaar onder andere handelen zonder structuurdiagnostiek, periodieke systematische risicotaxaties, signaleringsplan en veiligheidsplan. Het college concludeert dat in het patiëntendossier een behandelplan is opgenomen met onder meer bedoelde structuurdiagnostiek, periodieke systematisch risicotaxaties, signaleringsplan en veiligheidsplan en dat er sprake was van een behandeling zoals van een redelijk bekwame hulpverlener verwacht mag worden. Het college stelt verder vast dat de patiënte haar hulpverleners regelmatig heeft verzocht om terughoudend te zijn bij de informatieverstrekking aan de ouders. Zij was tijdens de behandeling door de psychotherapeut een (jong)volwassen vrouw en het is het college niet gebleken dat zij niet of onvoldoende is staat was om een zodanige bewuste keuze te maken. Dit betekent dat de psychotherapeut bij zijn contacten met de ouders gebonden was aan de beperkingen zoals door de patiënte aangebracht.Het verwijt dat hij niet of onvoldoende heeft gereageerd op telefoontjes, mails en verzoeken van de ouders, ziet het college in dat licht en ook dit klachtonderdeel is ongegrond. Ten aanzien van het handelen van de psychotherapeut als regiebehandelaar, wordt hem onder andere verweten dat hij onvoldoende beschikbaar was als aanspreekpunt. Hierover merkt het college op dat de regiebehandelaar niet zelf het aanspreekpunt hoeft te zijn, en niet zelf alle vragen hoeft te kunnen beantwoorden maar de weg naar de antwoorden moet weten te vinden. Het college oordeelt dat de psychotherapeut door tussenschakeling van een verpleegkundige met wie de patiënte een goede band had, voldoende invulling aan zijn taak en verantwoordelijkheid als regiebehandelaar heeft gegeven. Het college verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:239 Raad van Discipline Amsterdam 23-636/A/A 23-638/A/A

    Raadsbeslissing; ongegronde klacht; verweerders hebben niet in strijd met gedragsregel 15 gehandeld door voor hun cliënten op te treden in een procedure tegen klager. Immers, noch klager, noch de vennootschappen waarvan klager bestuurder is, zijn een voormalig cliënt van het kantoor van verweerders geweest.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:276 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5595

    Deels gegronde klacht tegen een psychotherapeut. De klacht is ingediend door de bestuurder van de zorginstelling waarin verweerster voorheen werkzaam was en waarvan zij ook medebestuurder is geweest. De klacht omvat meerdere onderdelen, waaronder het aangaan van een affectieve relatie met een (ex-)cliënt, onjuiste omgang met diens dossier, het zich onterecht uitgeven als geregistreerd supervisor schematherapie en schending van de privacy van cliënten van de zorginstelling. Het college komt tot het oordeel dat de klacht deels gegrond is en legt als maatregel een onvoorwaardelijke schorsing van drie maanden op. Het college oordeelt dat verweerster, door vrijwel direct na beëindiging van de behandeling zowel een zakelijke als een persoonlijke relatie met een ex-cliënt aan te gaan, in strijd heeft gehandeld met de Beroepscode voor psychotherapeuten. Verder heeft de psychotherapeut erkend dat zij onder andere werkaantekeningen uit het dossier van deze (ex-)cliënt heeft verwijderd. Voor zover het daarbij zou gaan om persoonlijke werkaantekeningen, zoals de psychotherapeut stelt, oordeelt het college dat wanneer dergelijke gegevens (tijdelijk) aan het dossier worden toegevoegd, zij dezelfde bescherming als andere dossiergegevens verdienen en zij niet zonder meer uit het dossier kunnen worden verwijderd. Het college acht de gegrondverklaarde klachtonderdelen ernstige misstappen waarbij verweerster er geen blijk van heeft gegeven voldoende inzicht te hebben in het kwalijke van haar handelen. Ook het belang van het correct naleven van basale regels over de omgang met het dossier en het afgeven van verklaringen lijkt zij onvoldoende te hebben geïnternaliseerd. Het college vindt daarom het opleggen van een schorsing voor de duur van drie maanden passend en geboden.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:277 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5596

    Deels gegronde klacht tegen een gz-psycholoog. De klacht is ingediend door de bestuurder van de zorginstelling waarin verweerster voorheen werkzaam was en waarvan zij ook medebestuurder is geweest. De klacht omvat meerdere onderdelen, waaronder het aangaan van een affectieve relatie met een (ex-)cliënt, onjuiste omgang met diens dossier, het zich onterecht uitgeven als geregistreerd supervisor schematherapie en schending van de privacy van cliënten van de zorginstelling. Het college komt tot het oordeel dat de klacht deels gegrond is en legt als maatregel een onvoorwaardelijke schorsing van drie maanden op. Het college oordeelt dat verweerster, door vrijwel direct na beëindiging van de behandeling zowel een zakelijke als een persoonlijke relatie met een ex-cliënt aan te gaan, in strijd heeft gehandeld met de Beroepscode voor psychologen. Verder heeft de psycholoog erkend dat zij onder andere werkaantekeningen uit het dossier heeft verwijderd. Voor zover het daarbij zou gaan om persoonlijke werkaantekeningen, zoals de psycholoog stelt, oordeelt het college dat wanneer dergelijke gegevens (tijdelijk) aan het dossier worden toegevoegd, zij dezelfde bescherming als andere dossiergegevens verdienen en zij niet zonder meer uit het dossier kunnen worden verwijderd. Het college acht de gegrondverklaarde klachtonderdelen ernstige misstappen waarbij verweerster er geen blijk van heeft gegeven voldoende inzicht te hebben in het kwalijke van haar handelen. Ook het belang van het correct naleven van basale regels over de omgang met het dossier en het afgeven van verklaringen lijkt zij onvoldoende te hebben geïnternaliseerd. Het college vindt daarom het opleggen van een schorsing voor de duur van drie maanden passend en geboden.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:240 Raad van Discipline Amsterdam 23-453/A/A

    Raadsbeslissing. De klacht heeft deels betrekking op het handelen van verweerder in zijn hoedanigheid van vereffenaar. Verweerder wordt verweten dat de voorlopige boedelbeschrijving grove onjuistheden en nalatigheden bevat, dat verweerder heeft gefactureerd voor werkzaamheden die klager in feite zelf heeft verricht en dat verweerder niet is opgetreden tegen wandaden van de andere erfgenaam. De raad oordeelt dat verweerder zich bij de vervulling van de functie van vereffenaar niet zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is ondermijnd. Verweerder heeft steeds een goed te volgen verweer gevoerd tegen de aangevoerde klachten en in dat licht heeft klager zijn klachten onvoldoende onderbouwd. Klager verwijt verweerder verder dat hij ten onrechte als zijn advocaat is opgetreden in een civiele procedure, terwijl hij die procedure had moeten voeren in zijn hoedanigheid als vereffenaar. Verweerder heeft in dit geval voldoende aangevoerd dat er geen enkele sprake was van tegenstrijdige belangen tussen de twee functies die hij bekleedde. Een positief resultaat in de civiele procedure zou ten goede komen van de boedel. Klager heeft onvoldoende aangetoond dat hij financieel nadeel heeft geleden, omdat alle kosten die verweerder in rekening heeft gebracht als advocaat van klager gedekt werden door diens rechtsbijstandsverzekering. Alle klachtonderdelen worden ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:278 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5682

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een gz-psycholoog. Klaagster is twee jaar in behandeling geweest bij de gz-psycholoog. De gz-psycholoog heeft klaagster (onder meer) gediagnosticeerd met trekken van een paranoïde persoonlijkheidsstoornis en een obsessieve-compulsieve persoonlijkheidsstoornis. Klaagster maakt de gz-psycholoog meerdere verwijten, onder meer over het (te laat) bespreken van de diagnose, de wijze van bejegening en het niet eerder beëindigen van de therapie. Het college stelt vast dat in het dossier is genoteerd dat de gz-psycholoog twee tot drie maanden na de start van de therapie heeft gesproken over de diagnose en oordeelt daarom dat de gz-psycholoog niet te lang gewacht heeft met het bespreken van de diagnose. Wat betreft een gegeven schouderklopje en het tijdens het handen schudden leggen van zijn hand op de hand van klaagster (beiden door de gz-psycholoog erkent), concludeert het college dat dit niet leidt tot tuchtrechtelijk klachtwaardig handelen. Het college kan de gz-psycholoog volgen in zijn uitleg dat hij alleen contact wilde maken met klaagster. Een korte aanraking (zoals een schouderklopje) kan uitdrukking zijn van de steunende attitude van de gz-psycholoog, hoewel een gz-psycholoog hier wel voorzichtig mee moet omgaan en zich bewust moet zijn van de therapeutische relatie. Naar het oordeel van het college heeft de gz-psycholoog de professionele grenzen niet overschreven. Over de beëindiging van de therapie overweegt het college dat beide partijen erkennen dat de werkrelatie moeizaam was en dat uit het dossier blijkt dat de gz-psycholoog meerdere keren met klaagster heeft gesproken over het eindigen van de therapie, maar dat klaagster dit niet wilde. De gz-psycholoog heeft toegelicht dat hij klaagster, ondanks zijn twijfels bij het laten voortduren van de behandeling, tijd en ruimte heeft willen geven in de hoop dat de werkrelatie zou verbeteren. Het college kan de gz-psycholoog in deze afweging volgen. De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:241 Raad van Discipline Amsterdam 23-470/A/A

    Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij deels gegrond. De klachten stranden niet op het ne bis in idem-beginsel. Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door in strijd met gedragsregel 6 lid 2 klaagster niet deugdelijk van zijn voornemen haar te dagvaarden op de hoogte te stellen en haar in dat verband om haar verhinderdata te vragen. Klachtonderdeel a) is gegrond. Klachtonderdeel b) is ongegrond. Verweerder brengt slechts de standpunten van zijn cliënt naar voren. Dat klaagster het daarmee niet eens is, maakt dit geen klachtwaardig gedrag. De raad ziet aanleiding af te zien van het opleggen van een maatregel. Hierbij betrekt de raad de omstandigheid dat klaagster door de handelwijze van verweerder slechts minimaal in haar belangen is geschaad. Klaagster heeft, niet na ontvangst van de conceptdagvaarding, noch na ontvangst van de betekende dagvaarding, contact opgenomen met verweerder of de rechtbank en verzocht om een andere of latere zittingsdatum of anderszins bezwaar gemaakt tegen de gang van zaken. Klaagster heeft ook niet aanstonds een klacht ingediend tegen verweerder, maar hij heeft daar zeer lang mee gewacht tot op één dag voor de wettelijke vervaltermijn. Ten slotte speelt mee dat verweerder zijn excuses heeft aangeboden en inziet dat zijn handelswijze niet juist was.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:235 Raad van Discipline Amsterdam 23-457/A/NH

    Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:279 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5741

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een psychotherapeut. Klaagster is twee jaar in behandeling geweest bij de psychotherapeut. De psychotherapeut heeft klaagster (onder meer) gediagnosticeerd met trekken van een paranoïde persoonlijkheidsstoornis en een obsessieve-compulsieve persoonlijkheidsstoornis. Klaagster maakt de psychotherapeut meerdere verwijten, onder meer over het (te laat) bespreken van de diagnose, de wijze van bejegening en het niet eerder beëindigen van de therapie. Het college stelt vast dat in het dossier is genoteerd dat de psychotherapeut twee tot drie maanden na de start van de therapie heeft gesproken over de diagnose en oordeelt daarom dat de psychotherapeut niet te lang gewacht heeft met het bespreken van de diagnose. Wat betreft een gegeven schouderklopje en het tijdens het handen schudden leggen van zijn hand op de hand van klaagster (beiden door de psychotherapeut erkent), concludeert het college dat dit niet leidt tot tuchtrechtelijk klachtwaardig handelen. Het college kan de psychotherapeut volgen in zijn uitleg dat hij alleen contact wilde maken met klaagster. Een korte aanraking (zoals een schouderklopje) kan uitdrukking zijn van de steunende attitude van de psychotherapeut, hoewel een psychotherapeut hier wel voorzichtig mee moet omgaan en zich bewust moet zijn van de therapeutische relatie. Naar het oordeel van het college heeft de psychotherapeut de professionele grenzen hierbij niet overschreven. Over de beëindiging van de therapie overweegt het college dat beide partijen erkennen dat de werkrelatie moeizaam was en dat uit het dossier blijkt dat de psychotherapeut meerdere keren met klaagster heeft gesproken over het eindigen van de therapie, maar dat klaagster dit niet wilde. De psychotherapeut heeft toegelicht dat hij klaagster, ondanks zijn twijfels bij het laten voortduren van de behandeling, tijd en ruimte heeft willen geven in de hoop dat de werkrelatie zou verbeteren. Het college kan de psychotherapeut in deze afweging volgen. De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:242 Raad van Discipline Amsterdam 23-637/A/A

    Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij deels gegrond. Van de wijze waarop verweerster met een taxateur/makelaar heeft gecommuniceerd over de uit te voeren taxatie van een woning, namelijk door een standpunt in te nemen over een minimale taxatiewaarde van de woning die in de ogen van haar cliënt reëel was, kan verweerster naar het oordeel van de raad een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Van de inhoud, bewoordingen en strekking van de e-mail van verweerster gaat een ongepaste, oneigenlijke druk richting de taxateur uit. Klachtonderdeel a) is gegrond. Klachtonderdeel b) is ongegrond. Niet gebleken is dat verweerster herhaaldelijk de pogingen om de echtscheiding na bijna zes jaar tot een goed einde te brengen, met onwaarheden en ander onprofessioneel gedrag, heeft gefrustreerd en belemmerd. Aan verweerster wordt de maatregel van een waarschuwing opgelegd.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:236 Raad van Discipline Amsterdam 23-442/A/A

    Raadsbeslissing; ongegronde klacht over de dienstverlening van de eigen advocaat. Verweerder heeft in voldoende mate een risico-inschatting van de zaak gegeven. Verder is voldoende gebleken dat verweerder klager erop heeft gewezen dat hij mogelijk in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand, maar zijn kantoor die zaken niet doet en dat klager bij het verstrekken van de opdracht aan verweerder bewust afziet van gesubsidieerde rechtsbijstand. Dat staat in de opdrachtbevestiging en heeft verweerder bovendien tijdens zijn eerste overleg aan klager meegedeeld. Ook overigens heeft verweerder niet verwijtbaar gehandeld.

  • ECLI:NL:TNORARL:2023:55 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/423850 KL RK 23-83

    De notaris heeft gehandeld in strijd met de artikelen van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme. De notaris heeft de klachten niet weersproken. De kamer acht de klachten gegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:195 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5653

    Klacht tegen een tandarts die volgens klager onterechte declaraties/facturen stuurt, verrichtingen uitvoert zonder uitleg en toestemming en zonder voorafgaande kostenopgave. Het college komt tot het oordeel dat de tandarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Klacht grotendeels ongegrond, één klachtonderdeel niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2023:24 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2022/5192

    In verband met het overlijden van patiënte wordt ambulanceverpleegkundige verweten dat hij (de klachten van) patiënte onvoldoende serieus heeft genomen, onvoldoende onderzoek heeft verricht en niet tot een juiste diagnose/werkhypothese is gekomen en ten onrechte geweigerd heeft haar te vervoeren naar het ziekenhuis. Beroep op niet-ontvankelijkheid afgewezen. Negeren van alarmsignalen. Onvoldoende onderzoek en onvoldoende uitvraag. Klachten niet serieus genomen. Patiënte had naar het ziekenhuis vervoerd moeten worden. Berisping en publicatie.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:201 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/5138

    Klacht tegen psychiater kennelijk ongegrond. Klager verblijft op basis van een opgelegde tbs met dwangverpleging in een tbs-kliniek. De psychiater is een collega van de behandelend psychiater. De psychiater is aanwezig geweest bij een bespreking door de Commissie Voorbehouden Beslissingen, waarin de behandelend psychiater de casus van klager had ingebracht met het voornemen te starten met een gedwongen behandeling met medicatie. Klager is het niet eens met de gestelde diagnose en het besluit over te gaan tot een gedwongen behandeling met medicatie.

  • ECLI:NL:TACAKN:2023:58 Accountantskamer Zwolle 23/882 Wtra AK

    Klacht gegrond; strijd met fundamentele beginselen van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid en van vertrouwelijkheid; oplegging maatregel van tijdelijke doorhaling van de inschrijving in het register voor de duur van zes maanden. Betrokkene, een accountant in business die werkzaam is bij het Openbaar Ministerie, heeft de beschikking gekregen over documenten waarbij klager als advocaat was betrokken. Hij heeft zonder voorafgaande toetsing gebruik gemaakt van deze documenten en hij heeft hierover gecorrespondeerd met anderen. Ook heeft hij een tweetal documenten gebruikt voor het indienen van een tuchtklacht, nadat bij interne toetsing binnen het Openbaar Ministerie was vastgesteld dat dit geheimhouderstukken waren. Ook heeft betrokkene de Accountantskamer ter zitting van de eerdere tuchtklacht tegen hem niet volledig voorgelicht. Betrokkene heeft daarmee zijn beroepsgroep in diskrediet gebracht.

  • ECLI:NL:TGDKG:2023:108 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/717779 DW RK 22/193 EV/SM

    Klager beklaagt zich er ten onrechte over dat de gerechtsdeurwaarder een onjuiste specificatie heeft opgemaakt en de (hoogte van de) proceskosten dicteert terwijl dit aan de rechter is. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:332 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-868/AL/NN

    Verzetbeslissing. De raad overweegt dat een verzet alleen gegrond is als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. Van beide is in deze zaak geen sprake. In de voorzittersbeslissing is vermeld wat de door de voorzitter gehanteerde maatstaf (toetsingsnorm) is en dat is naar het oordeel van de raad de juist. Ten aanzien van de feiten is door klaagster ter zitting bij de raad gewezen op een tweetal uitspraken, waaruit blijkt dat tegen een (toenmalige) kantoorgenoot van verweerster zowel bij de raad als bij het hof een maatregel is opgelegd. Hoewel deze kantoorgenoot zich ook bezig hield met zaken van klaagster, betreffen de aangehaalde uitspraken niet verweerster. De voorzitter heeft zich daarom niet op onjuiste of onvolledige feiten gebaseerd. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:196 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4925

    Klacht tegen cardioloog ongegrond. Klaagster klaagt tegen een superviserende cardioloog over de behandeling van haar echtgenoot, die leed aan ernstig hartfalen en dementie, en is overleden. Klaagster verwijt de cardioloog een onjuiste behandeling, onzorgvuldige communicatie en onvoldoende verslaglegging in het dossier. Uit het dossier blijkt dat de behandeling van de echtgenoot voldoende met klaagster is besproken en lege artis is gehandeld.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2023:25 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2022/4433

    Sociaal psychiatrisch verpleegkundige wordt verweten zij geweigerd heeft de hulp te geven waar klager om vroeg, hem het stigma ‘agressief’ heeft gegeven en hem de deur heeft uitgezet.Geen sprake van behandelingsovereenkomst. Daadwerkelijke hulpvraag van klager kan niet worden vastgesteld. Geen strijd met zorgplicht. Het stigma ‘agressief’ kan evenmin worden vastgesteld.Ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:202 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/5142

    Klacht tegen arts kennelijk ongegrond. Klager verblijft op basis van een opgelegde tbs met dwangverpleging in een tbs-kliniek. De arts is psychiater in opleiding en is een collega van de behandelend psychiater. De arts is aanwezig geweest bij een bespreking door de Commissie Voorbehouden Beslissingen, waarin de behandelend psychiater de casus van klager had ingebracht met het voornemen te starten met een gedwongen behandeling met medicatie. Klager is het niet eens met de gestelde diagnose en het besluit over te gaan tot een gedwongen behandeling met medicatie.

  • ECLI:NL:TGDKG:2023:109 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/719708 / DW RK 22/261 EV/SM

    Klacht gegrond. Maatregel: berisping. Klaagster beklaagt zich er onder meer over dat de gerechtsdeurwaarder, na een eerdere klacht, nog steeds niet de juiste beslagvrije voet hanteert. De discussie over wat de “juiste” beslagvrije voet is of zou moeten zijn hoort niet bij de tuchtrechter. De kamer stelt echter vast dat de gerechtsdeurwaarder onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht in het proces aangaande de vaststelling van de beslagvrijevoet dat hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De vaststelling van de beslagvrije voet behoort immers tot een van de kerntaken van de gerechtsdeurwaarder.