ECLI:NL:TADRARL:2023:337 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-607/AL/OV
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2023:337 |
---|---|
Datum uitspraak: | 06-11-2023 |
Datum publicatie: | 28-12-2023 |
Zaaknummer(s): | 23-607/AL/OV |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over eigen advocaat. Klacht kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 6 november 2023
in de zaak 23-607/AL/OV
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerster
De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) van 6 september 2023 met kenmerk 2206332 en van de in de aanbiedingsbrief en op de inventarislijst genoemde bijlagen.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Verweerster heeft klager sinds 2021 bijgestaan in verschillende procedures, waaronder
een echtscheidingszaak, een strafzaak wegens vermeende mishandeling en een ondertoezichtstelling
van de kinderen. Klager is in eerste aanleg en in hoger beroep veroordeeld voor het
mishandelen van zijn ex-partner.
1.2 Klager spreekt Spaans en is de Nederlandse taal niet machtig. In het begin van
het contact tussen klager en verweerster werd klager bijgestaan door een hulpverlener
en een buurvrouw. Tijdens de zittingen was er een tolk voor klager aanwezig. Nadat
deze hulpverlening door klager was stopgezet, communiceerde klager rechtstreeks met
verweerster.
1.3 Eind 2022 heeft klager verweerster verzocht haar werkzaamheden voor hem te beëindigen.
Verweerster heeft de Raad voor Rechtsbijstand verzocht de toevoeging op verzoek van
klager tussentijds te beëindigen en heeft klager op 13 december 2022 gewezen op de
gevolgen hiervan.
1.4 Op 8 februari 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
1.5 Op 21 februari 2023 heeft verweerster een bericht aan klager gestuurd over de
lopende procedure en klager erop gewezen dat de rechtbank een reactie van hem verwacht.
Daarnaast heeft verweerster klager erop gewezen dat de toevoeging nog niet door de
Raad voor Rechtsbijstand is beëindigd en dat verweerster zich daarom nog niet mag
onttrekken aan de procedure.
1.6 Op 21 februari 2023 heeft klager aan verweerster te kennen gegeven dat hij geen
toestemming verleent aan verweerster om nog verder werkzaamheden voor klager te verrichten
en heeft hij zijn klacht tegen verweerster uitgebreid.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. De klacht bestaat uit de volgende
onderdelen.
a) Verweerster heeft niet goed met klager gecommuniceerd.
b) Verweerster heeft haar werk niet goed gedaan en heeft geen bewijs aangevoerd om
zijn onschuld te bewijzen. Op voorstel van verweerster heeft klager beroep aangetekend
tegen zijn veroordeling, maar in hoger beroep heeft hij de zaak verloren en is hem
een hogere straf opgelegd.
c) Verweerster is klager blijven lastigvallen nadat hij haar had verzocht om haar
werkzaamheden te beëindigen.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar
nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 Bij de beantwoording van de vraag of een advocaat zich betamelijk heeft gedragen
als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet hanteert de voorzitter als uitgangspunt dat
de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen
als daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening
houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij
een zaak behandelt en met keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor
kan komen te staan. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen
die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden
gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen
de beroepsgroep als professionele standaard geldt. De raad toetst of de beklaagde
advocaat heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijke bekwame en redelijk
handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Deze toets geldt
omdat er binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake
is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden.
Klachtonderdeel a)
4.2 Klager verwijt verweerster dat zij niet goed met hem heeft gecommuniceerd. Ter
onderbouwing van dit klachtonderdeel stelt klager dat verweerster niet op zijn e-mails
heeft gereageerd en dat er voor zittingen geen besprekingen hebben plaatsgevonden.
Verweerster stelt daarentegen dat zij zo goed als mogelijk met klager heeft gecommuniceerd.
Dat was lastig omdat hij de Nederlandse taal niet machtig is en omdat klager er voor
heeft gekozen om zich in gesprekken met verweerster niet meer te laten bijstaan door
een vertaler. Verweerster communiceerde (daarom) voornamelijk per e-mail, waarbij
verweerster haar e-mailberichten voor klager in het Spaans vertaalde. Bovendien waren
er in die periode coronamaatregelen van kracht, waardoor het ook om die reden niet
altijd mogelijk was om besprekingen op kantoor te voeren.
4.3 De voorzitter overweegt hierover als volgt. Uit het klachtdossier blijkt dat de
omstandigheid dat klager de Nederlandse taal niet beheerst, de belangrijkste reden
was voor de moeizame communicatie tussen klager en verweerster. Dit had klager kunnen
worden voorkomen door zich te laten bijstaan door iemand die de Nederlandse taal wel
machtig is. Aanvankelijk heeft klager dat ook gedaan, maar op enig moment is klager
direct (zonder vertaler) met verweerster gaan communiceren. Dat is klagers eigen keuze
en verantwoordelijkheid en dat kan verweerster niet worden verweten. De voorzitter
acht verder van belang dat klager - vóór het indienden van deze klacht - nooit aan
verweerster heeft laten weten dat hij vaker met haar had willen spreken of op een
andere manier met haar had willen communiceren. Uit deze gang van zaken kan naar het
oordeel van de voorzitter niet worden geconcludeerd dat de communicatie van verweerster
onder de maat is geweest. Zij heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk
bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.
Dit klachtonderdeel wordt daarom kennelijk ongegrond verklaard.
4.4 Bij dit klachtonderdeel heeft klager ten slotte ook nog aangevoerd dat hij in
de periode dat hij is bijgestaan door verweerster, geen rechtszaak heeft gewonnen.
Dit verwijt ziet niet op de communicatie en zal daarom bij het volgende klachtonderdeel
worden besproken.
Klachtonderdeel b)
4.5 Dit klachtonderdeel ziet op de inhoud van de door verweerster verrichte werkzaamheden.
Klager stelt dat verweerster haar werk niet goed heeft gedaan. Ten onderbouwing van
dit verwijt voert klager aan dat hem in hoger beroep een hogere straf is opgelegd
dan bij de rechtbank. In zijn motivering bij klachtonderdeel a) maakt klager verweerster
een vergelijkbaar verwijt, namelijk dat hij in de periode dat hij door verweerster
is bijgestaan, geen rechtszaak heeft gewonnen. Ook stelt klager dat verweerster geen
bewijs heeft aangevoerd om zijn onschuld te bewijzen.
4.6 De voorzitter stelt voorop dat rechtsbijstand door een advocaat in beginsel is
gebaseerd op een inspanningsverplichting en niet, zoals klager lijkt te bedoelen,
op een resultaatsverplichting. Dat betekent dat een negatieve uitkomst van een procedure
– hoe teleurstellend ook voor klager – niet betekent dat verweerster tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld. Ook op grond van de stukken in het klachtdossier is niet
gebleken dat verweerster haar werk niet goed heeft gedaan. Verweerster heeft bovendien
aangevoerd dat zij in alle procedures de procestukken in concept ter goedkeuring aan
klager heeft gestuurd en klager nooit heeft laten weten dat hij met die inhoud van
die stukken niet eens is. Klager heeft dat niet betwist. Ten aanzien van het specifieke
verwijt dat verweerster in één van de zaken geen bewijs heeft aangevoerd, heeft verweerster
uitgelegd dat zij die stukken niet had en vanwege privacyredenen ook niet kon opvragen.
Gelet op het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat verweerster geen tuchtrechtelijk
verwijt kan worden gemaakt. Dat betekent dat dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond
wordt verklaard.
Klachtonderdeel c)
4.7 Dit verwijt ziet op het handelen van verweerster nadat klager haar had verzocht om haar werkzaamheden voor hem te beëindigen. De voorzitter constateert dat verweerster na dat verzoek in een brief aan klager heeft uitgelegd dat zij, omdat de toevoeging nog niet door de Raad voor Rechtsbijstand was beëindigd, zich niet zomaar kan en mag onttrekken aan de procedure. Daarnaast heeft zij in die brief aan klager geschreven dat klager eventueel de Raad voor Rechtsbijstand met spoed kan berichten dat de toevoeging moet worden beëindigd. Klager heeft op die brief gereageerd met de mededeling dat zij geen verdere werkzaamheden voor hem mag verrichten en dat zij hem lastigvalt. Dat laatste verwijt maakt hij verweerster in dit klachtonderdeel opnieuw. De voorzitter is van oordeel dat de inhoud van deze brief, die kennelijk aanleiding is voor dit klachtonderdeel, op geen enkele wijze kan worden gekwalificeerd als lastigvallen. Verweerster heeft na het verzoek van klager - zowel in de richting van klager als in de richting van de Raad voor Rechtsbijstand en de rechtbank - op een zorgvuldige manier gehandeld. Van het lastigvallen van klager of van ander tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is dan ook geen sprake. Dat betekent dat ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond wordt verklaard.
BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk
ongegrond.
Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 6 november 2023.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 6 november 2023