ECLI:NL:TGZRZWO:2023:206 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5033

ECLI:	ECLI:NL:TGZRZWO:2023:206
Datum uitspraak:	22-12-2023
Datum publicatie:	27-12-2023
Zaaknummer(s):	Z2023/5033
Onderwerp:	Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:	Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie:	Klacht tegen cardioloog ongegrond. Klager klaagt over een cardioloog. Voorafgaand aan een geplande fietstest werd een ECG in rust gemaakt. Deze was afwijkend, waarna de cardioloog besloot de fietstest niet door te laten gaan. Zij heeft het besluit genomen dat klager naar huis kon gaan en de volgende dag de huisarts op de hoogte gesteld. Klager is drie dagen na de geplande fietstest opgenomen in het ziekenhuis met een hartinfarct.Klager verwijt de cardioloog dat zij zijn gezondheidssituatie heeft onderschat en de ernst van zijn situatie niet serieus heeft genomen.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

ZWOLLE

Beslissing van 22 december 2023 op de klacht van:

A,

wonende in B,

klager,

gemachtigde: C,

tegen

E,

cardioloog,

destijds werkzaam in F,

verweerster, hierna ook: de cardioloog,

gemachtigde: mr. M.J. de Groot, werkzaam in Utrecht.

1. De zaak in het kort
 

1.1     Klager verwijt de cardioloog dat zij op 7 december 2017 de gezondheidssitutie van klager heeft onderschat en de ernst van zijn situatie niet serieus heeft genomen.
 

1.2.     Het college komt tot het oordeel dat de cardioloog niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Hierna licht het college dat toe.
 

2. De procedure
 

2.1     Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

• het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 17 oktober 2022;
• het verweerschrift met de bijlagen
• aanvullende stukken van de gemachtigde van klager;
• het proces-verbaal van het op 7 maart 2023 gehouden mondelinge vooronderzoek;
• het e-mailbericht van 13 april 2023 van de gemachtigde van klager met bijlagen.
   

2.1    De zaak is behandeld op de openbare zitting van 17 november 2023. De partijen zijn verschenen. Zij werden bijgestaan door hun gemachtigden. De partijen en hun gemachtigden hebben hun standpunten mondeling toegelicht.
 

3. De feiten
 

3.1    Klager, geboren in 1989, meldde zich met klachten bij de huisarts. De huisarts vroeg een fietstest aan voor klager. Deze stond gepland voor 7 december 2017 om 16.00 uur.
 

3.2    Op 7 december 2017 werd voorafgaande aan de fietstest een rust ECG gemaakt. Deze was afwijkend. De cardioloog heeft besloten de fietstest niet door te laten gaan.
 

3.3    De cardioloog heeft het besluit genomen dat klager naar huis kon gaan. Zij concludeerde dat de afwijkingen op de ECG, rekening houdend met de jonge leeftijd van klager, geen indicatie waren voor een spoedopname. De cardioloog vond de afwijkingen meer verdacht voor een cardiomyopathie (aangeboren hartafwijking) of een post-myocarditis (hartspierontsteking).
 

3.4    Op 8 december 2017 informeerde de cardioloog de huisarts van klager telefonisch. De cardioloog heeft de noodzaak tot cardiologisch vervolgonderzoek doorgegeven.

3.5       Klager is op 10 december 2017 opgenomen in het ziekenhuis met een hartinfarct (voorwand infarct).

4. De klacht en de reactie van de cardioloog
 

4.1    Klager verwijt de cardioloog dat zij op 7 december 2017 de gezondheidssituatie van klager heeft onderschat en de ernst van de gezondsituatie van klager niet serieus heeft genomen.

4.2    De cardioloog heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren. De cardioloog voert aan dat zij op geen enkel moment medebehandelaar is geweest. De cardioloog heeft de huisarts van klager een dag later gebeld. Achteraf beschouwd was de ECG van klager passend bij een Wellens ECG. Zonder anamnestische gegevens blijft het de vraag of bij de afwijkingen op het ECG voor deze leeftijd zeldzame aandoeningen hadden moeten worden overwogen. De inschatting achteraf is dat de cardioloog als zij klager zou hebben gezien er op basis van anamnese, leeftijd, de op dat moment ontbrekende klachten en het ECG, medicatie zou zijn afgesproken met advies voor vervolgonderzoek, niet zijnde spoedonderzoek. Destijds gold dat een eerstelijns fietsergometrie werd verricht onder verantwoording van de aanvragende huisarts. Er was geen sprake van een verwijzing naar de cardioloog. In de situatie van klager was het rust ECG zodanig afwijkend dat een fietsergometrie niet zinvol zou zijn, zodat de cardioloog terecht heeft besloten de fietstest niet door te laten gaan. Het ECG liet geen acuut infarct zien en de afwijkingen waren meer verdacht voor een cardiomyopathie (aangeboren hartafwijking) of post-myocarditis (hartspierontsteking) waarbij geen indicatie was voor spoedopname.

4.3    Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college

De criteria voor de beoordeling

5.1      De vraag is of de cardioloog de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende cardioloog. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt.

Beoordeling van de klacht
5.2      De cardioloog is op 7 december 2017 gevraagd een ECG te beoordelen van klager. De huisarts had dit onderzoek aangevraagd en bleef ook verantwoordelijk voor dit onderzoek, nu er geen sprake was van verwijzing naar de cardioloog. De vraag die het college heeft te beantwoorden is hoeveel urgentie de uitslag van het ECG oproept. In de situatie dat een patiënt van een huisarts – zonder verwijzing – voor een fietstest in het ziekenhuis kwam, werd door de cardioloog alleen het ECG beoordeeld en niet de patiënt. De cardioloog heeft in een dergelijke situatie geen kennis over de voorgeschiedenis van de patiënt. Dit was toentertijd gebruikelijk. Het ECG was afwijkend, maar niet zodanig dat acute opname noodzakelijk was. De cardioloog heeft aangegeven dat het ECG afwijkingen liet zien verdacht voor een cardiomyopathie (aangeboren hartafwijking) of een post-myocarditis (hartspierontsteking). Dat de cardioloog daarmee de gezondheidssituatie van klager heeft onderschat of niet serieus heeft genomen is niet gebleken. De cardioloog heeft daarom kunnen volstaan met het doorgeven van de resultaten aan de huisarts. Haar kan geen tuchtrechtelijk verwijt gemaakt worden.

Slotsom

5.3    Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht ongegrond is.

 

6. De beslissing

Het college verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, J.C.J. Dute,
lid-jurist, H.J.J. Koornstra-Wortel, M. van Bergeijk en G.L. Bartels, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door J.W. Sijnstra-Meijer, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op

22 december 2023.

secretaris                                                                                           voorzitter


 

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

1. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

• het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
• als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

2. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

3. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
 

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.