ECLI:NL:TADRARL:2023:348 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-733/AL/OV
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2023:348 |
---|---|
Datum uitspraak: | 20-11-2023 |
Datum publicatie: | 28-12-2023 |
Zaaknummer(s): | 23-733/AL/OV |
Onderwerp: | Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in overige hoedanigheden |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart een klacht van een advocaat tegen een (voormalig) lid van de Raad van de Orde Limburg kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 20 november 2023
in de zaak 23-733/AL/OV
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
advocaat te [plaats]
over
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) van 24 oktober 2023. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail met bijlage van klaagster van 14 november 2023.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klaagster is advocate te [plaats] en onder meer gespecialiseerd in Personen- en
Familierecht.
1.2 Verweerder was tot 31 maart 2022 lid van de Raad van de Orde in het arrondissement
Limburg (hierna Raad van Orde Limburg) als portefeuillehouder personen- en familierecht
1.3 Op 14 oktober 2014 heeft klaagster de rechtbank Limburg (hierna: de rechtbank)
verzocht om te worden toegelaten tot de lijst met bijzondere curatoren. Deze lijst
wordt door de rechtbank in opdracht van de Raad voor Rechtsbijstand samengesteld.
1.4 In de daaropvolgende periode heeft klaagster hierover meermaals (schriftelijk
en telefonisch) contact opgenomen met de rechtbank. Dat contact heeft er niet toe
geleid dat klaagster is toelaten tot de lijst met bijzondere curatoren.
1.5 Op 8 augustus 2016 heeft klaagster zich over de gang van zaken bij de toenmalige
deken van de orde Limburg, mr. Prickartz, beklaagd. Op 16 november 2016 heeft de deken
klaagster geadviseerd om contact te leggen met de Raad voor Rechtsbijstand. Op 16
augustus 2017 heeft klaagster zich nogmaals tot mr. Vogels, de huidige deken, gewend.
1.6 Vanaf 2018 is er opnieuw op verschillende moment contact geweest tussen de rechtbank
en klaagster en tussen de Raad voor Rechtsbijstand en klaagster. Dat heeft er niet
toe geleid dat klaagster op de lijst is geplaatst.
1.7 Op 31 mei 2021 zou klaagster een gesprek voeren met drie leden van de Raad van
de Orde Limburg. Klaagster heeft deze fysieke afspraak afgezegd wegens privéomstandigheden,
terwijl verweerder al onderweg was naar de afspraak. Het voorstel van klaagster om
digitaal of telefonisch te overleggen is afgewezen.
1.8 Op 14 en 31 januari 2022 heeft klaagster aan de deken verzocht om een belafspraak
met hem in te plannen over de verdeling jeugdzaken en benoemingen bijzondere curatoren.
Ook heeft klaagster op 14 januari 2022 de kwestie bij de Raad voor de Rechtspraak
aangekaart.
1.9 Op 11 maart 2022 heeft klaagster van de heer [W] van de Raad voor de Rechtspraak
een brief ontvangen waarin onder meer het volgende staat:
Uit navraag bij de rechtbank Limburg blijkt dat zij slechts 'zaken' verdeelt onder
de advocaten die zien op gesloten uithuisplaatsingen. ( ... ) Omdat er meer gespecialiseerde
advocaten zijn dan dat er jaarlijks door de rechtbank te verdelen zaken zijn, kan
het voorkomen dat het lang duurt voordat u een zaak door de rechtbank krijgt toebedeeld.
( .. .) Ten overvloede nog het volgende. (. .. ) Met 66/80 gespecialiseerde advocaten
lijkt het erop dat u een evenredig deel aan toegevoegde zaken heeft behandeld.
1.10 Op 24 maart 2022 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen klaagster, de Raad
voor Rechtsbijstand en verweerder namens de Raad van de Orde Limburg. Eveneens op
24 maart 2022 heeft klaagster een lijst aan de Raad voor Rechtsbijstand en de deken
gezonden met daarop de in Limburg aangestelde bijzondere curatoren. Hierop staan onder
meer verweerder en de deken vermeld.
1.11 Op 15 september 2022 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen onder meer klaagster
en de president van de rechtbank.
1.12 In brieven van 12 en 14 april 2023 aan de voorzitter van het Hof van Discipline
heeft klaagster een klacht over verweerder ingediend. Ook heeft zij in diezelfde brieven
een klacht over de deken ingediend.
1.13 Bij verwijzingsbesluit van 24 april 2023 heeft de voorzitter van het Hof van
Discipline het onderzoek naar de klacht verwezen naar de deken van de orde van Advocaten
in het arrondissement Overijssel.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij zijn taak als lid
van de Raad van de Orde Limburg en als portefeuillehouder personen- en familierecht
heeft verwaarloosd. Klaagster wenst op de lijst met bijzondere curatoren jeugdzaken
te worden geplaatst en heeft hierover veelvuldig contact gezocht met de rechtbank
en de Raad voor rechtsbijstand. Klaagster wenste hulp van de Raad van de Orde Limburg
om toegelaten te worden tot de betreffende lijst. Klaagster verwijt verweerder een
passieve houding terwijl hij diende op te komen voor haar rechten en belangen. Verweerder
heeft zijn taken in de zin van artikel 10a lid 2 Advocatenwet niet uitgevoerd. Door
te handelen als omschreven heeft verweerder de kernwaarden van de advocatuur en verschillende
gedragsregels geschonden.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar
nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 De klacht is gericht tegen verweerder in zijn hoedanigheid van lid van de Raad
van de Orde Limburg tevens portefeuillehouder personen- en familierecht. Het in de
artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht heeft betrekking
op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening
te waarborgen. Maar ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan
die van advocaat, blijft voor de advocaat het advocatentuchtrecht gelden. Indien hij
of zij zich bij de vervulling van die andere functie zodanig gedraagt dat daardoor
het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van
handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt waarvan
hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Dit betekent dat de vraag voorligt
of verweerder zich bij de vervulling van de functie van lid van de Raad van de Orde
Limburg op de punten die in deze tuchtzaak aan de orde zijn zodanig heeft gedragen
dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad.
4.2 Uit het klachtdossier blijkt dat klaagster jarenlang tevergeefs heeft geprobeerd
om op de lijst te komen. Zij heeft daarover verzoeken gedaan en overleg gevoerd met
(onder meer) de rechtbank Limburg en de Raad voor Rechtsbijstand. Ook heeft zij contact
gehad met de Raad van de Orde Limburg. Klaagster is - kort gezegd - van mening dat
verweerder te weinig voor haar heeft gedaan in deze kwestie en daarom tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld.
4.3 De voorzitter overweegt hierover dat de beslissing om advocaten op de lijst te
zetten de bevoegdheid van (alleen) de rechtbank is. Een lid van de Raad van de Orde
kan op die beslissing geen invloed uitoefenen. Ook bestaat er voor een lid van de
Raad van de Orde geen verplichting om in een geschil tussen een advocaat en een rechtbank
te bemiddelen. De voorzitter is daarom van oordeel dat voor verweerder in deze kwestie
geen rol is weggelegd. De negatieve gevolgen van het feit dat zij niet op de lijst
is geplaatst, kan verweerder dan ook niet worden verweten. Bovendien heeft verweerder
in deze zaak wel een gesprek met klaagster gehad. Hij heeft zich dus wel ingespannen
ten behoeve van klaagster, alleen niet in de mate die klaagster van verweerder verlangde.
4.4 Klaagster heeft verder nog aangevoerd dat er een schijn van belangenverstrengeling
is ontstaan omdat verweerder wel als bijzondere curator is benoemd. Verweerder heeft
aangegeven dat hij met vele anderen op de lijst van bijzondere curatoren staat. De
voorzitter is hierover van oordeel dat verweerder dat niet kan worden verweten en
dat op geen enkele wijze is gebleken dat deze omstandigheid van invloed is geweest
op zijn handelen met betrekking tot de wens van klaagster om ook als bijzondere curator
te worden benoemd.
4.5 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet is gebleken dat door het handelen
en/of nalaten van verweerder het vertrouwen in de advocaat is geschaad. Dat betekent
dat de klacht kennelijk ongegrond wordt verklaard.
BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk
ongegrond.
Aldus beslist door mr. M. Jansen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 20 november 2023.
Griffier
Voorzitter
Verzonden d.d. 20 november 2023