ECLI:NL:TADRAMS:2023:242 Raad van Discipline Amsterdam 23-637/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2023:242 |
---|---|
Datum uitspraak: | 18-12-2023 |
Datum publicatie: | 22-12-2023 |
Zaaknummer(s): | 23-637/A/A |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij deels gegrond. Van de wijze waarop verweerster met een taxateur/makelaar heeft gecommuniceerd over de uit te voeren taxatie van een woning, namelijk door een standpunt in te nemen over een minimale taxatiewaarde van de woning die in de ogen van haar cliënt reëel was, kan verweerster naar het oordeel van de raad een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Van de inhoud, bewoordingen en strekking van de e-mail van verweerster gaat een ongepaste, oneigenlijke druk richting de taxateur uit. Klachtonderdeel a) is gegrond. Klachtonderdeel b) is ongegrond. Niet gebleken is dat verweerster herhaaldelijk de pogingen om de echtscheiding na bijna zes jaar tot een goed einde te brengen, met onwaarheden en ander onprofessioneel gedrag, heeft gefrustreerd en belemmerd. Aan verweerster wordt de maatregel van een waarschuwing opgelegd. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 18 december 2023
in de zaak 23-637/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
gemachtigde: prof. dr. J. de Lange
over:
verweerster
gemachtigde: mr. M.C. Rosier
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 22 april 2023 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in
het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 19 september 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2234470/JS/BF
van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 6 november 2023. Daarbij
waren klaagster en verweerster met hun gemachtigden aanwezig. Van de behandeling is
proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de
op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6. Ook heeft de raad kennisgenomen
van de op 2 oktober 2023 nagezonden stukken van verweerster.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 In 2019 is klaagster gescheiden van haar, inmiddels, ex-man de heer F. Ten
behoeve van de financiële afwikkeling van de echtscheiding hebben klaagster en de
heer F. op 2 december 2020 een vaststellingsovereenkomst getekend.
2.3 In het kader van de vaststellingsovereenkomst heeft in 2020 een taxatie plaatsgevonden
van de voormalige gemeenschappelijke woning van klaagster en de heer F. Daarbij is
de waarde vastgesteld op € 850.000,-.
2.4 In de vaststellingsovereenkomst is onder meer het volgende opgenomen:
“Partijen komen tevens overeen dat zij op 20 maart 2023, wanneer de vrouw genoemde
woning nog in haar bezit heeft, deze woning opnieuw op marktwaarde laten taxeren bij
dezelfde makelaar, die de in artikel 3.2 genoemde waarde heeft vastgesteld. Wanneer
deze marktwaarde hoger wordt getaxeerd, dan de genoemde € 850.000,00, zal deze meerwaarde
door partijen 50/50 worden gedeeld, onder aftrek van de door de vrouw en man gemaakte
noodzakelijke onderhouds-en/of verbouwingskosten. (…) Wanneer de getaxeerde waarde
onder de vastgestelde waarde van € 850.000,00 wordt getaxeerd wordt er tussen de partijen
niets behalve de bovenstaande overeenkomst van geldlening verrekend.”
2.5 Sinds 2019 wordt de heer F. bijgestaan door verweerster. Verweerster heeft
namens de heer F. geprocedeerd tegen klaagster. Thans is nog een hoger beroep procedure
tussen de heer F. en klaagster aanhangig.
2.6 Op 8 maart 2023 heeft verweerster, voor zover relevant, het volgende per e-mail
aan de advocaat van klaagster geschreven:
“Cliënt gaat ervan uit dat de woning zal worden getaxeerd op 20 maart aanstaande door
de taxateur zoals aangegeven in de vaststellingsovereenkomst. Cliënt zal de taxateur
wijzen op het feit dat uw cliënte in oktober 2022 nog een vraagprijs hanteerde ter
hoogte van € 1.350.000,-. (…) Indien de woning opnieuw wordt getaxeerd (welke taxatie
in een normale verhouding staat tot de huidige vraagprijs) en hierna finale afwikkeling
kan plaatsvinden zoals partijen dit bedoeld hebben in de vaststellingsovereenkomst,
kunnen partijen afsluiten. Graag verneem ik of uw cliënt bereid is om de woning te
taxeren op 20 maart aanstaande.”
2.7 Op 20 maart 2023 heeft conform de vaststellingsovereenkomst de makelaar die
de eerdere taxatie in 2020 had uitgevoerd in opdracht van klaagster de woning bezocht
ten behoeve van het opnieuw taxeren daarvan.
2.8 In de aanloop naar de nieuwe taxatie heeft verweerster namens haar cliënt de
betreffende makelaar als volgt aangeschreven:
“Tot mij wendde zich de heer J. F(...), voormalig eigenaar van de woning (...). Eerder
hebt u opdracht gehad van mevrouw S(...) [klaagster] voor het taxeren van voornoemde
woning. Er is in de zomer van 2021 een taxatiewaarde afgegeven ter hoogte van € 850.000,-.
Op 20 december 2021 heeft u de waarde van de woning op € 875.000,- getaxeerd. De woning
is in de tussenliggende periode volledig opgeknapt waarbij kozijnen zijn vervangen
en schilderwerk is verricht. Dat de waarde € 25.000,- zou zijn toegenomen, mede in
die markt, acht cliënt verre van reëel. In oktober 2022 heeft mevrouw de woning in
de markt te koop gezet voor € 1.350.000,-. De woning staat thans te koop voor € 1.190.000,-.
De WOZ waarde bedraagt thans € 1.042.000,-.
U zal binnen afzienbare termijn wederom opdracht krijgen voor het doen van een taxatie
voor de waarde op 20 maart jl.. Dit betreft een taxatie voor de marktwaarde. Cliënt
gaat ervan uit dat de marktwaarde tenminste € 1.042.000,- zal bedragen. Indien dat
niet uit uw taxatie blijkt, zal cliënt een contra-expertise eisen. Indien hier een
hoger bedrag uit komt, houdt cliënt uw bedrijf nu voor alsdan aansprakelijk voor zijn
schade.”
2.9 Op 5 april 2023 heeft de makelaar de taxatieopdracht aan klaagster teruggegeven.
2.10 Ook op 5 april 2023 heeft verweerster een e-mail gestuurd aan de advocaat
van klaagster, waarin zij namens de heer F. wenst te vernemen wanneer de taxatie van
de woning zal worden verricht met de mededeling dat als taxatie uitblijft, deze middels
een kort geding afgedwongen zal worden.
2.11 De advocaat van klaagster heeft op 6 april 2023 op voornoemde e-mail gereageerd
en geschreven:
“Cliënte heeft de in de vaststellingsovereenkomst overeengekomen taxateur de opdracht
gegeven om de taxatie te verrichten op 20 maart. De taxateur is ook langs geweest
en heeft de woning opgenomen. Vervolgens heeft cliënte het bericht gekregen dat de
taxateur de taxatieopdracht niet verder wil uitvoeren, omdat u de makelaar heeft bericht
dat er een minimale wenswaarde in het taxatierapport dient te worden opgenomen. Cliënte
heeft getracht de makelaar er alsnog van te overtuigen toch de taxatie af te ronden
maar gisterennamiddag heeft de taxateur definitief laten weten de opdracht teruggeeft.
De makelaar meent dat hij niet meer objectief en onafhankelijk zijn werk kan uitvoeren
door uw toedoen. Kort en wel: het is dan ook aan u dan wel uw cliënt te danken dat
er nog geen taxatierapport is. Ik hoor graag hoe u denkt dit op te lossen.”
2.12 Na overleg tussen de advocaat van klaagster en verweerster, heeft de advocaat
van klaagster de makelaar op 6 april 2023 een e-mail gestuurd waarin de makelaar wordt
gevraagd alsnog voor afronding van het taxatierapport zorg te dragen. Daarbij schrijft
de advocaat van klaagster dat zijn cliënte zich het recht voorbehoud om het kantoor
van de makelaar aansprakelijk te stellen voor kosten die voortvloeien uit de weigering
van afgifte van het taxatierapport.
2.13 Verweerster heeft op 6 april 2023 per e-mail aan de makelaar geschreven:
“Met betrekking tot de aansprakelijkheidstelling van cliënt geldt voor hem enkel het
volgende: indien er een prima taxatie wordt gedaan die in lijn is met de reële waarde,
dan geldt dat er niets aan de hand is. (...)”
2.14 Op 6 april 2023 heeft de makelaar onder verwijzing naar de brief van verweerster
die hier is geciteerd onder overweging 2.8 aan verweerster medegedeeld dat hij de
opdracht niet kan uitvoeren. Als toelichting geeft de makelaar aan:
“Met de door u opgegeven wenswaarde en de aangekondigde aansprakelijkheid, jegens
ons kantoor, als niet minimaal de wenswaarde in het taxatierapport wordt vermeld,
is het niet mogelijk om objectief en onafhankelijk te zijn. Uw doel is ons kantoor
te beïnvloeden om de door u gewenste waarde in het taxatierapport vermeld te krijgen.
Het behoeft géén verdere toelichting dat dit niet juist is.”
2.15 Bij e-mail van 18 april 2023 heeft de makelaar aan klaagster geschreven dat
hij de taxatie niet kan en wil uitvoeren.
2.16 In januari 2023 heeft de advocaat van klaagster een schikkingsvoorstel aan
verweerster gedaan. Daarop heeft verweerster bij e-mail van 2 februari 2023 als volgt
gereageerd:
“Cliënt mag, in verband met de buitengerechtelijke schuldsanering, geen zelfstandige
beslissingen nemen hierover nu het voorstel ook behelst het aangaan van nieuwe schulden.
Het voorstel is doorgestuurd naar de contactpersoon van de buitengerechtelijke schuldsanering
en er wordt op korte termijn een gesprek ingepland over de mogelijkheden om tot een
oplossing te komen. Voor nu geldt enkel het volgende: cliënt mag alleen maar voorstellen
dat de regeling behelst dat hij uit de schuldsanering komt. Verder heeft hij, zonder
bijval van zijn bewindvoerder, geen spelingsruimte. (…)”
2.17 Verweerster heeft zich thans teruggetrokken als advocaat van de heer F.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster
het volgende.
a) Verweerster heeft onacceptabele druk uitgeoefend op de door partijen in de vaststellingsovereenkomst
aangewezen makelaar/taxateur om tot een door haar cliënt gewenste waarde van het huis
te komen. Klaagster is van mening dat het voorgaande een ongeoorloofde poging tot
manipulatie betreft, met als gevolg de blokkering van de uitvoering van een vaststellingsovereenkomst.
De makelaar/taxateur heeft de opdracht om het huis te taxeren teruggegeven, omdat
deze door het handelen van verweerster niet langer overeenkomstig de beroepsregels
voor register-taxateurs kon worden uitgevoerd; en
b) Verweerster heeft herhaaldelijk de pogingen om de echtscheiding na bijna zes
jaar tot een goed einde te brengen, met onwaarheden en ander onprofessioneel gedrag,
gefrustreerd en belemmerd.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar
nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De klacht is gericht tegen de advocaat van de wederpartij. Als maatstaf voor
het handelen van een advocaat van een wederpartij geldt dat hem of haar een grote
mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn of haar cliënt te behartigen op
een wijze die hem of haar passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van
een tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare
wijze worden geschaad. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het
voordeel dat hij of zij voor zijn of haar cliënt wil bereiken met de middelen waarvan
hij of zij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij of zij daarmee aan de wederpartij
toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd
ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn
of haar cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. Daarbij
moet de advocaat in familiekwesties in het algemeen waken voor onnodige polarisatie
tussen de ex-echtelieden. Van de advocaat mag een bepaalde mate van terughoudendheid
worden verwacht, bijvoorbeeld in het entameren van procedures, juist omdat ook andere
belangen een grote rol kunnen spelen, met name belangen van kinderen.
Klachtonderdeel a)
5.2 Volgens klaagster heeft verweerster middels haar schrijven aan de makelaar/taxateur
ongepaste druk uitgeoefend om tot een door haar cliënt gewenste waarde van het huis
te komen. De inhoud van de e-mail van verweerster laat weinig ruimte voor een “objectieve
en onafhankelijke” taxatie. Er wordt een minimumwaarde genoemd en gedreigd met juridische
consequenties als deze minimumwaarde niet door de taxateur wordt gevolgd. Zo is het
ook door de taxateur geïnterpreteerd. De taxateur heeft de opdracht vervolgens terug
moeten geven, omdat de gedragscode voor taxateurs voorschrijft dat de taxateur alleen
een opdracht mag aanvaarden of uitvoeren als hij in vrijheid, zonder ongepaste beïnvloeding
of druk, een taxatie kan afgeven. Met haar ongeoorloofde poging tot manipulatie van
de taxatie heeft verweerster de uitvoering van de tussen klaagster en haar ex-man
gesloten vaststellingsovereenkomst gefrustreerd. Klaagster benadrukt dat de makelaar
de opdracht terug heeft gegeven na de e-mail van verweerster en verweerster de volgordelijkheid
uit het oog is verloren.
5.3 Verweerster voert aan dat zij de e-mail aan de taxateur heeft gezonden met
als doel om tot een objectieve en onafhankelijke taxatie te komen, niet om de taxateur
te dwingen tot een bepaalde wenswaarde te komen. Verweerster heeft dit ook nog aan
de taxateur willen uitleggen middels haar verklarende e-mail van 6 april 2023. De
beoogde taxateur heeft de woning volgens verweerster driemaal eerder getaxeerd, voor
het laatst in december 2021 waarbij de taxatiewaarde uitkwam op € 875.000. Klaagster
heeft de woning in oktober 2022 te koop aangeboden voor € 1.350.000 en de WOZ-waarde
van de woning is door de gemeente vastgesteld op € 1.042.000. De cliënt van verweerster
zit inmiddels in de buitengerechtelijke schuldsanering. Verweerster wilde gewoon dat
de taxateur een reële taxatiewaarde zou afgeven.
Verweerster erkent dat, haar e-mail aan de makelaar teruglezend, deze onhandig is
opgesteld. Verweerster heeft haar eerdere e-mail aan de taxateur dan ook ingetrokken,
in de hoop dat deze zodoende alsnog zou kunnen taxeren. De makelaar gaf daarop echter
aan ook door de aansprakelijkstelling van de advocaat van klaagster te zijn aangedaan.
De makelaar zou verweerster hebben laten weten niets meer met beide partijen te maken
te willen hebben.
5.4 De raad overweegt als volgt. Verweerster heeft namens haar cliënt in een e-mail
aan de taxateur het standpunt verwoord dat hij ervan uitgaat dat de marktwaarde van
de te taxeren woning tenminste € 1.042.000,- zal bedragen. Daar heeft verweerster
aan toegevoegd dat zij een contra-expertise zal eisen, indien dit bedrag niet uit
de taxatie blijkt. Als uit die contra-expertise vervolgens een hogere taxatiewaarde
volgt, schrijft verweerster dat zij het bedrijf van de taxateur nu voor alsdan aansprakelijk
houdt voor de schade van haar cliënt.
5.5 Van de wijze waarop verweerster hier met de taxateur heeft gecommuniceerd over
de taxatie kan verweerster naar het oordeel van de raad een tuchtrechtelijk verwijt
worden gemaakt. Van de inhoud, bewoordingen en strekking van de e-mail gaat een ongepaste,
oneigenlijke druk richting de taxateur uit. Het is de taak van de taxateur om in vrijheid,
met zijn specifieke expertise en in onpartijdigheid tot een taxatie van de woning
te komen. Doordat verweerster in haar e-mail aan de taxateur een standpunt inneemt
over een minimale taxatiewaarde van de woning die in de ogen van haar cliënt reëel
was, heeft zij de taak van de taxateur op ongeoorloofde wijze doorkruist. De stelling
van verweerster dat zij alleen maar een kader heeft gesteld om een eventuele contra-expertise
te voorkomen en tot doel had om tot een objectieve en onafhankelijke taxatie te komen,
rechtvaardigt de inhoud van de e-mail niet. Verweerster had de geëigende weg moeten
volgen, wat betekent dat zij de taxatie van de taxateur had moeten afwachten en –
in het geval daar een taxatiewaarde uit was gekomen waarmee haar cliënt het oneens
was – eventuele verdere stappen namens haar cliënt moeten ondernemen.
5.6 Verweerster heeft nog gewezen op het feit dat de advocaat van klaagster de
taxateur ook een aansprakelijkheidsstelling heeft gestuurd, maar die aansprakelijkheidsstelling
kwam pas nadat de taxateur de opdracht al had teruggegeven. Voor zover verweerster
heeft bedoeld dat beide partijen hebben bijgedragen aan de onttrekking van de taxateur,
gaat dat verweer dus niet op.
5.7 Door onder dreiging van een contra-expertise en een eventuele aansprakelijkheidsstelling
de taxateur te bewegen tot het vaststellen van een minimale marktwaarde van € 1.042.000,-van
de woning heeft verweerster ongeoorloofde druk uitgeoefend op de taxateur, hetgeen
onbetamelijk is. De raad is dan ook van oordeel dat de klacht gegrond is.
Klachtonderdeel b)
5.8 Klaagster is van mening dat verweerster pogingen om de echtscheiding na bijna
zes jaar tot een goed einde te brengen voortdurend met onwaarheden en ander onprofessioneel
gedrag frustreert en belemmert. Als voorbeeld noemt klaagster dat verweerster in reactie
op een schikkingsvoorstel van klaagster aangaf dat haar cliënt in de buitengerechtelijke
schuldsanering zat en de bewindvoerder moest beslissen, terwijl bij navraag bleek
dat er helemaal geen sprake was van schuldsanering of een bewindvoerder. De advocaat
van klaagster heeft verweerster hierop aangesproken, maar daar is geen reactie op
gekomen. Ook in deze klachtprocedure komt verweerster weer met het argument dat haar
cliënt in de schuldsanering zou zitten. Volgens klaagster is dit onwaar.
5.9 De vaststellingsovereenkomst is door klaagster tot op de letter opgevolgd.
Door verweerster en haar cliënt zijn drie procedures gestart over de uitleg van de
overeenkomst, waarin zij telkens door de rechter volledig in het ongelijk zijn gesteld.
Nu is er opnieuw hoger beroep aangetekend. Het is voor klaagster onbegrijpelijk dat
op deze manier tegen beter weten in procedures kunnen worden voortgezet, ongeacht
de schade die hiermee wordt berokkend met name aan de kinderen.
5.10 Verweerster herkent zich niet in de stelling van klaagster dat zij de echtscheiding
zou frustreren die nu al zes jaar duurt. Klaagster heeft reeds in 2019 van de rechtbank
opdracht gekregen om de woning over te nemen en, indien zij dat niet kon, te verkopen.
Dit heeft zij om haar moverende redenen niet gedaan. In plaats daarvan zijn afspraken
gemaakt bij een mediator waarbij de finale afrekening tussen partijen pas in 2023
zou geschieden, indien klaagster de woning dan nog in haar bezit zou hebben. Dit is
thans het geval. Verweerster heeft geen bemoeienis gehad met de mediation. Zij is
de heer F. pas in het najaar van 2021 gaan bijstaan. Er is toen een bodemprocedure
tegen klaagster gestart die heeft geleid tot een vonnis van 24 augustus 2022. Namens
haar cliënt is hoger beroep ingesteld tegen het vonnis, omdat hij het niet eens is
met de uitspraak van de rechtbank. Het is het goed recht van haar cliënt om in hoger
beroep te komen.
5.11 Verweerster heeft geen onjuiste informatie verstrekt over het feit dat haar
cliënt in een schuldsaneringstraject zit. Verweerster verwijst naar een brief van
de Gemeentelijke Kredietbank ten bewijze van de stelling dat haar cliënt aldaar is
aangemeld en zijn zaak in behandeling is genomen. De heer F. zou geen nieuwe schulden
mogen maken en maandelijks zijn inkomen afdragen aan de Kredietbank.
5.12 De raad oordeelt als volgt. Klaagster kan worden nagegeven dat de e-mail van
2 februari 2023 van verweerster niet op alle punten zorgvuldig is geformuleerd. Er
wordt immers verwezen naar een bewindvoerder, terwijl die er niet was. Echter er is
niet gebleken dat klaagster hierdoor op enigerlei wijze is benadeeld. Uit de inhoud
en strekking van de e-mail blijkt voldoende dat verweerster slechts heeft willen uitleggen
waarom haar cliënt op dat moment geen nieuwe schulden mocht aangaan. Bovendien is
niet door klaagster aangetoond dat de e-mail voor onnodige polarisatie tussen haar
en haar ex-echtgenoot heeft geleid.
5.13 Klaagster verwijt verweerster ten slotte dat zij tegen beter weten in procedures
voortzet. Dat de kort gedingen, bodemprocedure en hoger beroep onnodig zijn aangespannen
of dat op enige wijze misbruik van recht wordt gemaakt door verweerster of haar cliënt,
blijkt echter niet. Het enkele feit dat de cliënt van verweerster in het ongelijk
is gesteld in deze procedures draagt die conclusie op zichzelf niet. De raad is dan
ook van oordeel dat dit klachtonderdeel ongegrond is.
6 MAATREGEL
6.1 Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door ongeoorloofde
druk uit te oefenen op de taxateur, door onder dreiging van een contra-expertise en
een eventuele aansprakelijkheidsstelling de taxateur te bewegen tot het vaststellen
van een minimale marktwaarde van € 1.042.000,- van de te taxeren woning.
6.2 De raad acht in deze een waarschuwing een passende maatregel.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerster op
grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht
van € 50,- aan haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk
is geworden. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar
rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond
van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 50,- reiskosten van klaagster,
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerster moet het bedrag van € 50,- aan reiskosten binnen vier weken nadat
deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klaagster. Klaagster geeft
binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk
aan verweerster door.
7.4 Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b
en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden,
overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse
Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline"
en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdeel a) gegrond;
- verklaart klachtonderdeel b) ongegrond;
- legt aan verweerster de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klaagster,
op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de
Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald
in 7.4.
Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, mrs. K.C. van Hoogmoed en N.M.K. Damen, leden, bijgestaan door mr. K.J. Verschueren als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 december 2023.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 18 december 2023