ECLI:NL:TGZRZWO:2023:207 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5228

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2023:207
Datum uitspraak: 22-12-2023
Datum publicatie: 27-12-2023
Zaaknummer(s): Z2023/5228
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een psychiater, tevens geneesheer-directeur. Hij heeft in het kader van een strafrechtelijk onderzoek een getuigenverklaring afgelegd over klager. Klager vindt dat de psychiater daarin onjuiste informatie heeft verstrekt en een onjuiste diagnose heeft gesteld (terwijl hij bovendien klager niet had gezien of gesproken) en zijn medisch beroepsgeheim tegenover klager heeft geschonden. Klacht ongegrond.


REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

ZWOLLE

Beslissing van 22 december 2023 op de klacht van:

A,

verblijvende in B,

klager,

gemachtigde: mr. A.F.G. Pennino, werkzaam in Kerkrade,

tegen

C,

psychiater,

destijds werkzaam in D,

verweerder, hierna ook: de psychiater.

1. De zaak in het kort
 

1.1    Klager is onder behandeling geweest in een ggz-instelling, waar de psychiater de functie van geneesheer-directeur had. Hij heeft klager niet behandeld. In het kader van een strafrechtelijk onderzoek heeft de psychiater in zijn functie van geneesheer-directeur een voor klager belastende verklaring afgelegd. Hij had klager niet gezien of gesproken.
 

1.2    Het college komt tot het oordeel dat de klacht ontvankelijk is,maar dat de psychiater niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Hierna licht het college dat toe.
 

2. De procedure
 

2.1   Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift met een bijlage, ontvangen op 23 december 2022;
  • aanvullende stukken namens klager, ontvangen op 10 november 2023.

2.2       In het BIG-register is vermeld dat de psychiater op 25 juli 2022 vertrokken is naar het buitenland (E). Het secretariaat heeft geprobeerd het huidige adres van de psychiater te achterhalen, maar is daar niet in geslaagd. Het secretariaat heeft per e-mail aan het laatst bekende e-mailadres van de psychiater (14 maart 2023, 16 mei 2023, 23 juni 2023 en 19 oktober 2023) om verweer aan de psychiater gevraagd en hem geïnformeerd over de zitting. Op geen van deze e-mails is een reactie gekomen en ze zijn evenmin onbestelbaar gebleken. Verder heeft het secretariaat de voicemail van het Nederlandse telefoonnummer van de psychiater ingesproken. Ook hierop is geen reactie ontvangen.

De zaak is behandeld op de openbare zitting van 24 november 2023. Voor klager zijn verschenen zijn gemachtigde en F (moeder van klager). Verweerder was afwezig zonder bericht van verhindering. De gemachtigde van klager heeft het standpunt mondeling toegelicht en heeft een pleitnota voorgelezen die hij aan het college heeft overhandigd.  
 

3. De feiten

3.1      Klager heeft in zijn klaagschrift het volgende naar voren gebracht. Klager is in behandeling geweest bij ggz-instelling G in D, waar de diagnose ADHD is gesteld. De diagnose bleek later onjuist te zijn. Hij werd met dexamfetamine behandeld en het gebruik hiervan heeft volgens klager een psychose veroorzaakt, waardoor hij op 4 mei 2019 één levensdelict en op 7 mei 2019 nog twee levensdelicten heeft gepleegd.

3.2       Klager stelt dat de psychiater op 9 mei 2019 als getuige tegenover de politie zijn beroepsgeheim heeft doorbroken en een voor klager belastende, onjuiste en vergaande verklaring heeft afgelegd. Dit heeft hij gedaan zonder dat hij klager ooit had gezien of gesproken.

3.3       Uit de stukken leidt het college de volgende feiten af. Klager, die tot dan toe ambulant werd behandeld, heeft zich op 7 mei 2019 met zijn ouders bij G gemeld. Hij is toen vrijwillig opgenomen. In de loop van die dag onttrok hij zich aan de behandeling en verliet hij de instelling. Klager is die dag ook weer teruggekeerd in de instelling. Op 8 mei 2019 volgde een tweede onttrekking aan de behandeling en verliet klager de instelling wederom.

3.4       Omdat er op 7 mei 2019 twee steekincidenten (met dodelijke afloop) waren op de heide niet ver bij G vandaan en medewerkers van G zagen dat klager, toen hij zich die dag meldde bij G, bloed aan zijn handen had, was bij hen het vermoeden ontstaan dat klager daarbij betrokken was geweest. Er werd besloten om het medisch beroepsgeheim te doorbreken en op 8 mei 2019 (na de tweede onttrekking) is vanuit G een melding bij de politie gedaan.

3.5       In de avond van 8 mei 2019 is klager door de politie aangehouden.

3.6       De psychiater was in G werkzaam als psychiater, tevens geneesheer-directeur. Op   9 mei 2019 om 12.14 uur is hij als getuige gehoord door de politie. In het proces-verbaal van 9 mei 2019 zijn onder meer de volgende passages opgenomen (V= vraag verbalisant, A= antwoord getuige, citaten zijn letterlijk weergegeven):  

‘V: Wij wensen u een aantal vragen te stellen omtrent A, begrijpt u dat?

A: Ja’

V: waar verblijft hij?

A: Dat weet ik niet, ik heb hem nog nooit in persoon gezien. Ik heb als senior psychiater enkel adviezen gegeven. …’

En

‘V: Waren er indicatoren dat A een gevaar was voor anderen?

A: Dat moet u aan de behandelaar vragen. Ik heb de behandelaar gesteund in het opplussen van de veiligheid. Hiermee bedoel ik van de open naar de gesloten afdeling. Het grote stuk dat ik nog mis is de chronologie over wat er is gebeurd. Als ik het goed heb, kwam hij aangelopen met bloed aan zijn handen en zijn kleding. Hij zou in de buurt zijn geweest van de moorden. We hebben ons beroepsgeheim aan de kant gezet, want er kon een volgend slachtoffer komen.

V: Wanneer kwam hij aangelopen?

A: Die informatie mis ik nog vanwege de chronologie.

V: Hoe was zijn gemoedstoestand op dat moment?

A: Dat durf ik niet te zeggen. In de tekst stond dat hij oneerr voelbaar uit zijn ogen keek waardoor hij niet te peilen was. Maar hij was niet in een psychose.

V: Wat zei hij toen hij aankwam?

A: Dat weet ik niet want ik was daar niet bij. …’

en

‘V: Welke geestesziekte heeft hij?

A: Dat mag ik niet zeggen.

V: Zijn er dingen waar wij mee rekening moeten houden?

A: Dat is moeilijk te vorspellen. Ik weet alleen dat hij een ernstige suïcidepoging heeft ondernomen en dat dit nu een ernstig risico is.

V: Zijn er in de omgang dingen waar wij rekening mee moeten houden ?

A: Niet dat ik weet.

V: Als hij zich buiten de instelling bevindt, van welk vervoer maakt hij dan gebruik?

A: Het enige wat ik heb gelezen, is dat hij gelopen heeft.

V: Welke kleding droeg hij op dat moment?

A: Dat weet ik niet. Ik heb het verzoek wel uitgezet om dit vast te stellen, maar heb dat uit handen gegeven.‘

en

‘V: Welke bijzonderheden waren er omtrent zijn kleding?

A: Het enige wat hij zelf meldde was dat hij het bloed aan zijn kleding had zitten door een wond aan zijn hand.

V: Is deze wond ook geconstateerd ?

A: Niet door mij. Ik heb dat ook nergens teruggelezen. Er zijn nog veel onduidelijkheden voor ons. Had hij het mes nog, hoe groot was deze, waar diende het mes voor, hoe groot was de wond. Dit wordt allemaal niet opgeschreven.’

4. De klacht
 

4.1    Klager verwijt de psychiater dat hij:

  1. zijn beroepsgeheim heeft geschonden door op 9 mei 2019 in het kader van een

strafrechtelijk onderzoek, waarin klager als verdachte was aangemerkt, een verklaring af te geven over de medische/psychische toestand van klager, c.q. een diagnose te stellen zonder klager te zien, te spreken of zelfstandig onderzoek te doen. De verklaring was medisch onjuist en heeft een rol gespeeld bij de strafrechtelijke beoordeling;

  1. feitelijk onjuist heeft verklaard dat klager bij binnenkomst in G bloed aan zijn

handen en kleding zou hebben;

  1. zijn verklaringen niet heeft gecorrigeerd toen hem duidelijk was/had moeten zijn dat

deze onjuist waren.

4.2     De psychiater heeft geen verweer gevoerd.

4.3     Het college gaat hieronder verder in op deze klacht.

5. De overwegingen van het college


Ontvankelijkheid

5.1    Ten tijde van het handelen waarover deze tuchtklacht gaat was de psychiater een BIG-geregistreerd zorgverlener en als zodanig aan tuchtrechtelijke toetsing onderworpen. Dat de psychiater nadien zonder achterlating van een adres in het BIG-register naar de VS is vertrokken en thans niet meer is ingeschreven, maakt dat niet anders. Verschillende pogingen zijn ondernomen, onder meer per e-mail, om met de psychiater in contact te komen maar elke reactie is uitgebleven. Nu de psychiater er kennelijk voor heeft gekozen onbereikbaar te zijn, geen verweer te voeren en niet bij de zitting aanwezig te zijn, ziet het college geen aanleiding de klacht niet in behandeling te nemen en zal het overgaan tot een inhoudelijke beoordeling.

De criteria voor de beoordeling

5.2     De psychiater is niet de behandelaar van klager geweest. De klacht betreft het handelen in zijn functie van geneesheer-directeur. Hierop is de tuchtnorm van artikel 47 lid 1 aanhef en onder b Wet BIG van toepassing: “enig ander dan onder a bedoeld handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt.”


Klachtonderdeel a) schenden beroepsgeheim

5.3       In de kern komt deze klacht erop neer dat de psychiater zijn beroepsgeheim heeft doorbroken, althans zich tegenover de politie ten onrechte niet heeft beroepen op zijn verschoningsrecht, en daarnaast niet alleen een onjuiste verklaring heeft afgelegd, maar ook een onjuiste diagnose heeft gesteld. Het college vindt dit klachtonderdeel ongegrond en licht dat als volgt toe.

5.4       De psychiater is uit hoofde van zijn functie bekend geraakt met informatie over klager die onder het beroepsgeheim valt. Bij het verhoor door de politie heeft hij zich niet beroepen op zijn verschoningsrecht.  

5.5       Het beroepsgeheim valt uiteen in een zwijgplicht en een verschoningsrecht.

De zwijgplicht, ook wel geheimhoudingsplicht genoemd, is de plicht van een zorgverlener om te zwijgen over al datgene wat hij te weten is gekomen in de uitoefening van zijn beroep. Deze zwijgplicht geldt voor iedere zwijgplichtige en ten opzichte van iedereen behalve de patiënt en moet ruim worden uitgelegd. De zwijgplicht dient een individueel belang (de patiënt kan zich in vertrouwen openstellen voor hulpverlening) en een maatschappelijk belang (vrije toegang tot de gezondheidszorg zonder vrees dat vertrouwelijke informatie openbaar wordt gemaakt). De zwijgplicht voor beroepsbeoefenaren in de individuele gezondheidszorg is neergelegd in art. 88 Wet BIG.

Aan het verschoningsrecht ligt ten grondslag dat het maatschappelijk belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt, moet wijken voor het maatschappelijk belang dat eenieder zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking van het toevertrouwde om bijstand en advies tot de verschoningsgerechtigde moet kunnen wenden. Aan zorgprofessionals (zoals klager) is een verschoningsrecht toegekend.

5.6       Dat de psychiater met zijn getuigenverklaring zijn beroepsgeheim heeft doorbroken is niet weersproken en stelt het college ook zelf vast. De vraag is of dit gerechtvaardigd was.

5.7       Doorbreking van deze zwijgplicht (door het zich niet beroepen op een verschoningsrecht) kan, zo blijkt uit de jurisprudentie, onder zeer bijzondere omstandigheden gerechtvaardigd zijn in een geval van conflict van plichten. Het gaat daarbij om situaties waarin een ander belang zwaarder weegt dan het belang van de betrokkene bij het bewaren van het geheim. Bij het maken van deze keuze spelen de volgende criteria een rol:

  • Het is niet mogelijk toestemming te vragen dan wel te krijgen.
  • De arts komt in gewetensnood als hij zijn beroepsgeheim niet doorbreekt.
  • Zwijgen kan ernstige schade opleveren.
  • Het doorbreken kan deze schade voorkomen.
  • Het beroepsgeheim wordt zo min mogelijk geschonden.
  • De arts ziet geen andere weg om het probleem op te lossen.
     

5.8       Vaststaat dat vanuit G op 8 mei 2019 een melding is gedaan bij de politie en dat daarbij het beroepsgeheim is doorbroken. Dat wordt de psychiater niet verweten. Op 9 mei 2019 is de psychiater (in zijn functie van geneesheer-directeur) als getuige gehoord. Volgens klager was er toen geen acute noodsituatie meer die noopte het beroepsgeheim aan de kant te zetten, omdat hij toen al in voorlopige hechtenis zat. Ook voert hij aan dat het belang van een strafrechtelijk onderzoek naar de feiten geen belang is dat ertoe noopt het beroepsgeheim te schenden, zodat de psychiater daaraan geen medewerking had moeten verlenen.

5.9       In de Handreiking Beroepsgeheim en politie/justitie van de KNMG staan eveneens uitgangspunten voor doorbreking van het beroepsgeheim tegenover politie/justitie op grond van een conflict van plichten. Dat is met name geoorloofd in situaties waarin ernstige schade als gevolg van strafbaar handelen kan worden afgewend door ingrijpen van de arts. De dreiging voor de patiënt of voor een ander moet reëel zijn en niet op een andere, minder ingrijpende wijze afgewend kunnen worden. Besluit een arts, na afweging van de diverse belangen, om de politie te informeren, dan moet hij zijn beroepsgeheim zo min mogelijk schenden.

5.10     Uit het proces-verbaal van 9 mei 2019 leidt het college het volgende af. Op de vraag waar klager verblijft antwoordt de psychiater: ‘dat weet ik niet’. Uit het proces-verbaal blijkt niet dat over de aanhouding van klager door de politie mededelingen zijn gedaan of dat de psychiater daarvan op de hoogte is. Wel worden er vragen gesteld over wat klager voor kleding droeg, van wat voor vervoer hij gebruik maakt en of er nog dingen zijn waarmee men rekening moet houden. Vragen die (ook) relevant kunnen zijn als klager nog niet gevonden is. 

5.11     Het college kan niet vaststellen dat de psychiater op de hoogte was van de aanhouding en gaat er daarom vanuit dat de psychiater tijdens het verhoor niet weet dat klager niet meer op vrije voeten is maar de vorige avond (laat) is aangehouden. De (nood)situatie ten tijde van de melding door G bij de politie (8 mei 2019) is voor hem dan ongewijzigd. Toestemming vragen aan klager is vanwege diens afwezigheid (vermissing) dan ook niet mogelijk.

5.12     Volgens het proces-verbaal zegt de psychiater verder, in antwoord op de vraag of er indicatoren waren dat klager een gevaar was voor anderen: ‘… Als ik het goed heb, kwam hij aangelopen met bloed aan zijn handen en zijn kleding. Hij zou in de buurt zijn geweest van de moorden. We hebben ons beroepsgeheim aan de kant gezet, want er kon een volgend slachtoffer komen.”

5.13     Uit het voorgaande blijkt dat de psychiater ervan uitging dat vanwege de zeer ernstige delicten en de vermoedelijke of mogelijke betrokkenheid van klager daarbij, er een groot risico voor de samenleving zou kunnen bestaan. En dat door het doorbreken van het beroepsgeheim verdere slachtoffers (waaronder klager zelf vanwege het suïcide-risico) voorkomen zouden kunnen worden.

5.14     Ook komt uit de getuigenverklaring naar voren dat de psychiater duidelijk maakt dat hij klager nooit heeft gezien of gesproken, en dus afgaat op wat hij in de verslagen heeft gelezen of van medewerkers heeft gehoord. Hij verstrekt betrekkelijk weinig concrete informatie, en verwijst veelal naar behandelaren als het gaat om specifieke informatie over klager. Als hem gevraagd wordt aan welke geestesziekte klager lijdt zegt hij: dat mag ik niet zeggen. De psychiater probeert kennelijk zijn beroepsgeheim zo min mogelijk te schenden. 

5.15     Het college acht het handelen van de psychiater onder de gegeven omstandigheden, gelet op de hiervoor weergegeven criteria en omstandigheden, dan ook te billijken en is van oordeel dat zijn beslissing het beroepsgeheim te doorbreken de toets aan de hiervoor weergegeven criteria kan doorstaan.

5.16     Dat de psychiater in zijn verklaring onjuiste informatie heeft verstrekt, is het college niet gebleken. Hij heeft, omdat hij klager zelf niet had gezien of gesproken, alleen informatie verstrekt die hij in het dossier en verslagen had gelezen of van anderen had gehoord. Voor zover daar fouten of verkeerde diagnoses in vermeld waren valt de psychiater daar geen verwijt van te maken. Volgens klager is de mededeling ‘Maar hij was niet in een psychose’ een eigen en verkeerde diagnose van de psychiater. Het college is echter van oordeel dat blijkens het proces-verbaal dit niet een eigen diagnose van de psychiater is, maar een mededeling over dat wat door hem in de tekst (het dossier) is gelezen.

Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

Klachtonderdeel b) onjuiste verklaring

5.17     De psychiater wordt verweten dat hij feitelijk onjuist heeft verklaard dat klager bij binnenkomst in G bloed aan zijn handen en kleding zou hebben. Naar moet worden aangenomen heeft de psychiater zich hierbij gebaseerd op hetgeen hij in het dossier gelezen had; hij had klager niet gezien of gesproken. Nu klager niet heeft onderbouwd waarom dit onderdeel van de verklaring onjuist zou zijn, dient dit klachtonderdeel reeds daarom ongegrond te worden verklaard.

Klachtonderdeel c) niet corrigeren verklaring

5.18     De psychiater wordt verweten dat hij zijn verklaringen niet heeft gecorrigeerd toen hem duidelijk was/had moeten zijn dat deze onjuist waren. Nu echter uit de beoordeling van de klachtonderdelen a) en b) volgt dat geen sprake was van onjuiste verklaringen is ook dit klachtonderdeel ongegrond.

Slotsom
5.19     Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht ongegrond zijn.
 

6. De beslissing


Het college:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door A.A.A.M. Schreuder, voorzitter, F.P. Dresselhuys-Doeleman, lid-jurist, A.A.G. van den Ende, H.J. Kolthof, T.S. van der Veer, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door Y.M.C. Bouman, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2023.

secretaris                                                                                           voorzitter


 

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

  1. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
  • het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
  • als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

  1. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
  1. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.


U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
 

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.