Zoekresultaten 1-20 van de 44683 resultaten

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:70 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 25-146/DB/LI

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen (voormalig) advocaat over de kwaliteit van de dienstverlening. De klacht ziet op vermeend handelen of nalaten van verweerder in de periode 2007-2014, zijnde de periode waarin verweerder aan klager rechtsbijstand heeft verleend. Klager heeft zich op 6 november 2024, derhalve ruimschoots na het verstrijken van de in artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet bedoelde termijn, met een klacht over verweerder tot de deken gewend. Niet is gebleken dat klager niet eerder dan op 6 november 2024 heeft kunnen klagen. Van een verschoonbare termijnoverschrijding is geen sprake. Dat sprake zou zijn van de in artikel 46g lid 2 Advocatenwet bedoelde situatie is voorts gesteld noch gebleken. Klacht op grond van artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:71 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 25-183/DB/ZWB

    Voorzittersbeslissing. Niet gebleken dat (1) verweerder zonder klaagsters medeweten haar belangen heeft behartigd in één of meerdere strafzaken; (2) klaagster geen inzage heeft gegeven in haar strafdossiers; (3) klaagster geen kopie heeft verstrekt van haar strafdossiers; (4) zonder klaagsters medeweten beroep heeft ingesteld bij het Gerechtshof; (5) klaagster onder valse voorwendselen griffierecht heeft laten betalen; (6) processtukken heeft vervalst en deze vervalste stukken aan het Gerechtshof en het Openbaar Ministerie heeft gestuurd. Alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:72 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 25-184/DB/ZWB

    Voorzittersbeslissing. Niet gebleken dat (1) verweerster zonder klaagsters medeweten haar belangen heeft behartigd in één of meerdere strafzaken; (2) klaagster geen inzage heeft gegeven in haar strafdossiers; (3) klaagster geen kopie heeft verstrekt van haar strafdossiers; (4) zonder klaagsters medeweten beroep heeft ingesteld bij het Gerechtshof; (5) klaagster onder valse voorwendselen griffierecht heeft laten betalen; (6) processtukken heeft vervalst en deze vervalste stukken aan het Gerechtshof en het Openbaar Ministerie heeft gestuurd. Alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2025:120 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 25-174/AL/GLD

    Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de advocaat van de wederpartij in een arbeidsrechtelijke kwestie in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2025:121 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 25-011/AL/GLD

    Raadsbeslissing. Klacht over advocaat van de wederpartij. Verweerster heeft een H16-formulier rechtstreeks aan (de partner van) klager heeft gemaild in plaats van aan de gemachtigde van klager. Daarmee heeft verweerster gedragsregel 25 lid 1 geschonden en dat is tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klacht gegrond. Vanwege de door verweerster gestelde en niet weersproken omstandigheden en de beperkte ernst van het verzuim van klaagster – het H16-formulier bevat slechts een procedurele mededeling – ziet de raad af van oplegging van een waarschuwing en volstaat de raad in dit geval met de constatering van het gegronde tuchtrechtelijke verwijt zonder oplegging van een maatregel.

  • ECLI:NL:TADRARL:2025:122 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 25-047/AL/MN

    Raadsbeslissing. Klacht over eigen advocaat. Verweerder heeft zich in zijn Whatsappcontact met een kwetsbare cliënte op volstrekt ongepaste en onbetamelijke wijze gedragen. Hij heeft seksueel getinte opmerkingen gemaakt, naaktfoto’s van zichzelf geappt, geappt dat hij seks met klaagster wil en aangestuurd op een ontmoeting met klaagster om seks met haar te hebben. Ook heeft verweerder er bij klaagster op aangedrongen om de inhoud en aard van hun appcontact geheim te houden. De aard en ernst van dit klachtwaardige gedrag rechtvaardigen de oplegging van een zware maatregel. Daarbij wordt rekening gehouden met alle omstandigheden, waaronder de impact die de gedragingen van verweerder hebben gehad op klaagster. Ook weegt mee dat klaagster via de praktijkondersteuner van haar huisarts bij verweerder terecht is gekomen en dat verweerder pas in de gaten had dat hij fout zat toen hij de brief van de deken ontving over de ingediende klacht. Dat baart de raad zorgen. Tegelijkertijd heeft verweerder ter zitting erkend dat hij fout zat en heeft hij zijn excuses aan klaagster aangeboden. De raad gaat er dan ook van uit dat deze zeer ernstige fout eenmalig is en dat verweerder zich in zijn contact met (vrouwelijke) cliënten voortaan zal onthouden van dergelijke onbetamelijke gedragingen. Voorwaardelijke schorsing van vier weken.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:64 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-957/DB/LI

    Raadsbeslissing. Klacht over de eigen advocaat over de kwaliteit van de dienstverlening. Klager heeft zich op 3 april 2024 met een klacht over verweerder tot de deken gewend. Dat klager niet in staat was om eerder te klagen dan hij heeft gedaan, is naar het oordeel van de raad niet aannemelijk geworden. Dit betekent dat de klacht, voor zover deze ziet op het handelen of nalaten van verweerder van voor 3 april 2021, met toepassing van artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet niet-ontvankelijk is. Voor zover de klacht ziet op handelen of nalaten van verweerder vanaf 3 april 2021 kan klager wel in de klacht worden ontvangen. De raad is van oordeel dat verweerder over deze voor klager belangrijke kwestie onvoldoende met hem heeft gecommuniceerd en dat hij niet heeft gehandeld met voortvarendheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. In zoverre is de klacht gegrond. De raad is voor het overige van oordeel dat de advisering en procesvoering zoals geschetst, niet getuigt van een kwaliteit van dienstverlening die onder de maat blijft van wat van een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat mag worden verwacht. Dat verweerder zich niet aan de afspraken heeft gehouden, klagers dossier niet serieus heeft genomen en de verkeerde prioriteiten heeft gesteld is naar het oordeel van de raad uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht niet gebleken. In zoverre is de klacht ongegrond. Waarschuwing

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:65 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-730/DB/LI

    Raadsbeslissing. Verweerder heeft de aansprakelijkstelling meerdere keren gemeld bij de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar. Daarmee heeft hij gehandeld zoals dat van hem wordt verwacht. Verweerder heeft zich niet kwetsend uitgelaten over klager. Klacht in zoverre ongegrond. Klacht voor het overige niet-ontvankelijk omdat klager daarbij geen zelfstandig belang heeft.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:78 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2435

    Ongegronde klacht tegen een psychiater. Klager was opgenomen in een kliniek. Klager stelt dat de psychiater hem onder druk heeft gezet om Abilify depotmedicatie te accepteren terwijl hij daar nare bijwerkingen van ondervond. Het RTG oordeelt dat niet is gesteld of gebleken van dwang die in strijd is met de zorgvuldigheid. Verder oordeelt het college dat tijdens de opname in de kliniek voldoende aandacht is besteed aan de lichamelijke klachten van klager maar dat er geen oorzakelijk verband met de depotmedicatie kon worden gelegd. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:66 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-681/DB/OB

    Verzetbeslissing. De raad is op grond van het verzetschrift van oordeel dat de verzetgronden van klaagster niet slagen. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en voorts rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Daarmee hoeft in redelijkheid niet te worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:79 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2560

    De meerderjarige dochter van klaagster is van 16 februari 2023 tot 17 maart 2023 vrijwillig opgenomen geweest in een psychiatrische instelling. De psychiater was eindverantwoordelijk voor de opname, de behandeling, het ontslag en de overdracht naar de ambulante zorg. Twee weken na het ontslag is de dochter overleden. Klaagster vindt dat het ontslag onzorgvuldig is geweest omdat de zorgmachtiging nog niet rond was en de overdracht niet goed is verlopen, terwijl de dochter volgens klaagster nog niet uit haar psychose was. Klaagster verwijt de psychiater ook dat de diagnose en de medicatie onjuist waren en dat zijzelf onvoldoende bij de opname en de behandeling is betrokken. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:67 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-921/DB/OB/D

    Raadsbeslissing. Dekenbezwaar. Samenhang met 22-985/DB/OB. Handelen in strijd met gedragsregel 18 lid 2 en de kernwaarde (financiële) integriteit. De raad verklaart zich onbevoegd voor zover het dekenbezwaar strafrechtelijke kwalificaties bevat. Voor het overige is de raad wel bevoegd en verklaart de raad het dekenbezwaar gegrond. Op basis van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht staat vast dat verweerder mevrouw P-C op toevoegingsbasis bijstond, dat mevrouw P-C in dat verband een eigen bijdrage van € 984,00 aan verweerder heeft voldaan, dat verweerder daarnaast aan mevrouw P-C declaraties heeft gestuurd ter zake honorarium, dat verweerder betalingen tot een totaalbedrag van € 8.137,03 van mevrouw P-C in ontvangst heeft genomen en dat hij deze gelden, ondanks herhaalde verzoeken van mevrouw P-C, niet aan haar heeft terugbetaald en langdurig onder zich heeft gehouden. Op grond van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht staat naar het oordeel van de raad vast dat verweerder gedurende het dekenale onderzoek niet alleen onwaarheid heeft gesproken over de gang van zaken rondom het verzenden van declaraties aan mevrouw P-C - zulks met het kennelijke doel zijn verweer tegen de klacht over overtreding van gedragsregel 18 lid 2 handen en voeten te geven - maar ook declaraties aan de deken heeft toegestuurd, die niet de originele declaraties waren, maar door verweerder zelf aangepaste versies daarvan. Ondanks de uitdrukkelijke betwisting van mevrouw P-C dat de door verweerder overgelegde declaraties de originele declaraties betroffen is verweerder tegenover mevrouw P-C, de deken en vervolgens ook ten overstaan van de tuchtrechter in strijd met de waarheid blijven volhouden dat de door hem overgelegde declaraties de originele declaraties waren. Verweerder heeft daarnaast mevrouw P-C ten onrechte ervan beschuldigd dat zij de declaraties in haar voordeel had bewerkt en heeft zelfs aangifte gedaan tegen mevrouw P-C wegens valsheid in geschrifte en het doen van valse aangifte. Het handelen van verweerder is in ernstige mate tuchtrechtelijk verwijtbaar. Mede gelet op tuchtrechtelijk verleden: Schrapping

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:68 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 22-985/DB/OB

    Raadsbeslissing. Klacht over de kwaliteit van de dienstverlening en handelen in strijd met gedragsregel 18 lid 2. De klacht over de kwaliteit van de dienstverlening is ongegrond. De klacht over handelen in strijd met gedragsregel 18 lid 2 is gegrond. Verweerder heeft niet alleen (1) in strijd met gedragsregel 18 lid 2 voor zijn werkzaamheden een vergoeding van € 8.137,03 bedongen en in ontvangst genomen, maar ook (2) ondanks herhaalde verzoeken van klaagster, dit onverplicht door haar betaalde bedrag langdurig behouden, en zelfs (3) niet daadwerkelijk aan klaagster verzonden declaraties aan de deken toegestuurd, met het kennelijke doel de deken en (vervolgens) de tuchtrechter op het verkeerde been te zetten. Als klap op de vuurpijl heeft verweerder bij de politie tegen klaagster aangifte gedaan van valsheid in geschrifte en het doen van valse aangifte, terwijl hij wist dat die aangifte iedere feitelijke grondslag ontbeerde. Aldus heeft verweerder de kernwaarde (financiële) integriteit langdurig en meerdere malen op zeer ernstige wijze geschonden. Het handelen van verweerder heeft niet alleen een enorme impact gehad op klaagster en haar belangen ernstig geschaad, maar heeft ook het vertrouwen in de advocatuur ernstig geschaad. Alle feiten en omstandigheden in aanmerking genomen acht de raad een onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van 52 weken passend en geboden.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:69 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-694/DB/OB

    Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld doordat zij met de stellingen over het mediationtraject in het door haar vervaardigde verzoekschrift van 5 maart 2024 de in de mediation overeengekomen geheimhouding heeft geschonden. In zoverre is de klacht gegrond. Verweerster werd in 2022 al tuchtrechtelijk veroordeeld omdat zij in een in 2021 tussen klaagster en de man aanhangige procedure mededeling had gedaan over het mediationtraject. Verweerster heeft aldus een patroon van onzorgvuldig handelen laten zien in deze zaak en de raad concludeert hieruit dat enige zelfreflectie en de benodigde zorgvuldigheid bij verweerster ver te zoeken zijn. Niet kan worden uitgesloten dat verweerster met haar handelwijze onnodig extra spanning tussen klaagster en de man heeft veroorzaakt en dat verhoudt zich niet met de de-escalerende aanpak die van verweerster in een familierechtzaak mocht worden verwacht. Op grond van de ernst en het repeterende karakter van het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen acht de raad oplegging van een voorwaardelijke schorsing voor de duur van zes weken passend en geboden.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:63 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 25-181/DB/ZWB

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Niet gebleken dat verweerster in een procedure bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant bewust georkestreerde en valse verklaringen in het geding heeft gebracht. Kennelijk ongegrond

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2025:104 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7501

    Deels gegronde klacht tegen een chirurg. De chirurg heeft bij klaagster een zogenaamde Aziatische ooglidcorrectie verricht. Omdat klaagster niet tevreden was met het resultaat -de oogleden waren volgens haar asymmetrisch- vond een tweede operatie plaats. Hierna volgde, vanwege zwaar aanvoelende ogen en hoofdpijnklachten, op initiatief van klaagster een derde operatie in het buitenland waarbij een voorhoofdlift werd uitgevoerd, een ptosiscorrectie en een upper blepharoplasty. Zij is thans klachtenvrij en tevreden met haar uiterlijk. Klaagster heeft verschillende klachten over het handelen van de chirurg, waarvan het college er twee (waarvan één voor een deel) gegrond acht. De chirurg krijgt een waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2025:105 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7531

    Ongegronde klacht tegen een plastisch chirurg. Klaagster heeft een lipofilling behandeling ondergaan bij verweerder. Deze behandeling bestond uit het op meerdere plaatsen lipofilling (behandeling waarbij vet wordt verplaatst) in het gelaat aan brengen ten behoeve van een correctie van een ooglidcorrectie welke eerder door een andere kliniek en arts werd uitgevoerd en het verkrijgen van meer symmetrie in het gelaat. Tevens onderging zij lipofilling aan de handen. Klaagster is ontevreden over de behandeling en ongelukkig en verdrietig over het resultaat.Het college overweegt het volgende. De uitgevoerde behandeling is verlopen conform hetgeen besproken is tijdens de consulten. De behandelingen aan gezicht en handen staan uitgesplitst op het door klaagster ondertekende informed consentformulier en de door klaagster betaalde factuur. De te behandelen gebieden zijn afgetekend op het gezicht waarvan foto’s zijn gemaakt tijdens het consult en voorafgaand aan de operatie op 22 maart 2022. Klaagster heeft preoperatief bevestigd dat zij hiermee akkoord ging. Uit niets blijkt dat de plastisch chirurg meer heeft behandeld dan hetgeen is afgesproken. Dat klaagster niet tevreden is over het resultaat valt te betreuren, maar betekent niet dat de arts onzorgvuldig heeft gehandeld.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:322 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-172/AL/MN

    Tussenbeslissing. De raad verwijst de zaak terug naar de deken voor aanvullend onderzoek. Geen tussentijds hoger beroep mogelijk.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2025:106 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7312

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een plastisch chirurg. De plastisch chirurg heeft bij klaagster een borstvergroting uitgevoerd. Zes jaar later kwam klaagster opnieuw bij de plastisch chirurg in verband met pijnklachten in haar rechterborst. Klaagster verwijt de plastisch chirurg dat hij een onjuiste diagnose heeft gesteld en dat hij een onjuist advies heeft gegeven. Volgens de artsen in [land X] was het niet verantwoord om nieuwe implantaten te plaatsen, wat maakt dat een van de behandelopties die de plastisch chirurg heeft voorgesteld niet juist was. Daarnaast heeft de plastisch chirurg tijdens het consult niet gewezen op het risico van de Allergan-implantaten.Naar het oordeel van het college heeft de plastisch chirurg gehandeld volgens de in Nederland geldende standaarden. De plastisch chirurg heeft op basis van het lichamelijk onderzoek vastgesteld dat er sprake was van forse kapselvorming (Baker IV), wat de pijnklachten veroorzaakt. Het behandelbeleid in Nederland bij Baker IV klachten is een capsulotomie (het insnijden van het verharde kapsel) of een capsulectomie (het chirurgisch verwijderen van een deel of het gehele kapsel) in combinatie met het verwijderen of vervangen van het implantaat.Dat de plastisch chirurg klaagster niet heeft geïnformeerd over de Allergan-implantaten is ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Volgens de in Nederland geldende richtlijnen hoeven deze implantaten niet preventief te worden verwijderd, er is in Nederland geen terugroepactie geweest. Weliswaar bestaat er bij borstimplantaten een risico op Breast Implant Associated Anaplastic Large-Cell Lymphoma (BIA-ALCL), een zeldzame vorm van lymfeklierkanker, maar bij klaagster was hier klinisch geen verdenking op. De plastisch chirurg hoefde klaagster hier daarom ook niet over te informeren.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2025:107 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7550

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een chirurg. De chirurg heeft bij klaagster een buikwandoperatie gedaan in verband met een littekenbreuk. Klaagster is van mening dat zij onvoldoende is geïnformeerd over de ingreep en dat zij de chirurg geen toestemming heeft gegeven om haar te opereren. Daarnaast is klaagster niet tevreden over de uitvoering en het resultaat van de operatie. Het college leidt uit het dossier af dat met klaagster het operatieplan en de risico’s van de operatie zijn besproken. Klaagster heeft in haar klacht niet nader onderbouwd welke informatie over de operatie zij niet heeft gekregen.Uit het operatieverslag blijkt niet dat er tijdens de operatie spieren zijn doorgesneden, maar dat er spieren zijn verplaatst en opnieuw vastgezet. Ook kan niet worden vastgesteld dat de navel van klaagster is weggesneden. Voor wat betreft de pijnklachten, de uitgezette maag en uitgerekte buikwand die klaagster benoemt, heeft het college geen aanwijzingen dat dit gerelateerd kan worden aan een onjuiste uitvoering van de operatie.