ECLI:NL:TNORDHA:2025:14 Kamer voor het notariaat Den Haag 24-55

ECLI: ECLI:NL:TNORDHA:2025:14
Datum uitspraak: 11-06-2025
Datum publicatie: 30-06-2025
Zaaknummer(s): 24-55
Onderwerp: Ondernemingsrecht, subonderwerp: BV/NV
Beslissingen:
  • Klacht niet-ontvankelijk
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: De klacht is ingediend door een bewindvoerder. Voor zover de bewindvoerder klaagt over handelingen of nalaten jegens de onderbewindgestelde gaat zij daarmee buiten haar bevoegdheden als bewindvoerder en is zij in dat klachtonderdeel niet-ontvankelijk. Voor zover de klacht ziet op het niet tijdig reageren op een schrijven van de gemachtigde heeft de kamer de klacht ongegrond verklaard. Niet is gebleken dat er niet binnen een redelijke termijn werd gereageerd. Het verzoek tot verstrekken van de stukken werd gedaan en twee maanden later werd de klacht, op dat punt welhaast rauwelijks, ingediend.

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 11 juni 2025 inzake de klacht onder nummer 24-55 van:

De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[klaagster],

hierna: klaagster,

in de hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van [A],

gemachtigde: Koppert Legal /mr. E.P. de Jong, thans mr J.M. Koppert, advocaat te Lelystad

tegen:

[notaris],

notaris, gevestigd te [vestigingsplaats],

hierna: de notaris,

gemachtigde: G. van Atten, advocaat te Heemstede.

1. Het procesverloop

1.1 De kamer heeft kennisgenomen van de klacht, met bijlagen, ingekomen op 12 november 2024.

1.2 De kamer heeft het antwoord van de notaris, met bijlagen, ontvangen.

1.3 De zaak is op verzoek van beide partijen op de zitting van 26 maart 2025 aangehouden.

1.4 In vervolg daarop heeft de kamer op 28 maart 2025 aan De Jong bericht, met kopie aan advocaat Van Atten:

“De Kamer heeft woensdagmiddag uw uitstelverzoek behandeld.

U krijgt de gelegenheid om aan de Kamer een machtiging te overleggen van [klaagster] aan Koppert Legal/u.

En als [klaagster] meent als gemachtigde van [A] op te treden ontvangen wij ook graag een machtiging van [A] aan [klaagster].

Verder is geconstateerd dat niet [A] de klacht indiende, maar [klaagster]. Voor zover de oproepingen anders suggereren en er verwarring is ontstaan, onze excuses”.

1.5 Het tweede verzoek tot aanhouding is op 8 april 2025 door de voorzitter onder verwijzing naar artikel 16 van het Reglement omtrent de werkwijze van de kamers voor het notariaat afgewezen.

1.6 Op 11 april 2025 heeft de advocaat van de notaris een verweerschrift, met bijlagen, ingediend.

1.7 Bij bericht van 14 april 2025 heeft mr. J.M. Koppert, advocaat te Lelystad, laten weten zich te stellen als advocaat en zijn jurist [de kamer begrijpt: E.P. de Jong] in deze zaak te vervangen.

1.8 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 april 2025. Daarbij waren aanwezig mr. De Jong en [P], en de notaris bijgestaan door mr. G. van Atten. Van de mondelinge behandeling zijn schriftelijke aantekeningen gemaakt. De notaris heeft een pleitnotitie overgelegd.

2. De feiten

2.1 Op 7 november 2018 is de opdracht gegeven voor de oprichting van [B] (hierna: de vennootschap).

2.2 De notaris heeft op 19 november 2018 een declaratie van € 317,97 naar de vennootschap gestuurd.

2.3 Op 26 november 2018 heeft de notaris bij volmacht de akte van oprichting van de vennootschap gepasseerd. [A] was daarbij niet aanwezig.

2.4 [A] is bij beschikking van 13 maart 2023 onder bewind gesteld.

3. De klacht

3.1 [A] is op enig moment in contact gekomen met twee personen die hem zouden “helpen om er financieel beter voor te staan”. De hulp bestond uit de oprichting van de vennootschap en het inrichten van een eigen onderneming.

3.2 Na de oprichting van de vennootschap zijn door de onderneming een aantal auto’s geleased, waarbij [A] als borgsteller heeft “meegetekend”. Na onderzoek is gebleken dat deze auto’s niet op naam van de vennootschap en evenmin op naam van zijn gezet. Hierdoor is [A] in de schulden beland en onder bewind gesteld.

3.3 Na onderzoek heeft de bewindvoerder bemerkt dat de handtekeningen onder diverse overeenkomsten niet afkomstig zijn van [A].

3.4 Bij brief van 11 september 2024 sommeert de gemachtigde van klaagster de notaris om binnen twee weken de volmacht, het betaalbewijs van de oprichtingskosten en een afschrift van alle correspondentie te verstrekken. De aangetekende e-mail is door de notaris niet geopend.

3.5 Ter zitting is het tweede klachtonderdeel ingetrokken.

3.6 Klaagster verwijt de notaris thans nog het volgende:

1. De notaris reageert niet binnen een redelijke termijn op het schrijven van de gemachtigde.

2. […]

3. De notaris heeft de identiteit van haar cliënt onvoldoende gecontroleerd en onderzocht, waardoor de vennootschap zonder wilsovereenstemming is opgericht.

4. Het verweer

4.1 De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Daarop zal – voor zover van belang voor de beoordeling – hierna worden ingegaan.

5. De beoordeling van de ontvankelijkheid

Bevoegdheid gemachtigde

5.1 Nu mr. Koppert zich als advocaat heeft gesteld, is voldoende gebleken van de machtiging om klaagster te vertegenwoordigen. Hoewel mr. Koppert schrijft zijn jurist te vervangen, begrijpt de kamer uit het verschijnen van een vertegenwoordigster van klaagster ter zitting samen met die jurist, mr. De Jong, dat ook hij klaagster mag vertegenwoordigen.

Bevoegdheid klaagster

5.2 Klaagster heeft de klacht ingediend in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [A]. Klaagster heeft, hoewel daartoe nadrukkelijk in de gelegenheid gesteld, geen volmacht overgelegd van [A] waaruit blijkt dat klaagster de bevoegdheid heeft om deze klachtprocedure te voeren als zijn gemachtigde.

5.3 Bij de vraag of het indienen van een klacht als de onderhavige tot de bevoegdheden van de bewindvoerder als bedoeld in artikel 1:431 e.v. BW behoort, staat voorop dat de bewindvoerder – kort gezegd – de vermogensrechtelijke belangen van de onderbewindgestelde behartigt: het beheer over de onder bewind staande goederen komt toe aan de bewindvoerder, niet aan de rechthebbende. Het indienen van een tuchtklacht is echter geen vermogensrechtelijk belang. Ook een gegronde tuchtklacht verandert immers niets aan de vermogenspositie van de onderbewindgestelde; enkel het handelen of nalaten van de notaris wordt getoetst.

5.4 Voor zover klaagster klaagt over handelingen of nalaten jegens de onderbewindgestelde (klachtonderdeel 3) gaat zij daarmee buiten haar bevoegdheden als bewindvoerder en is zij in dat klachtonderdeel niet-ontvankelijk.

5.5 Ten overvloede overweegt de kamer dat een klacht slechts kan worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde kennis heeft genomen van het handelen of nalaten van een notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven. De beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring blijft achterwege als de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas na afloop van de vervaltermijn van drie jaren bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.

5.6 Bij de beoordeling van de tijdigheid van de klacht stelt de kamer voorop dat de driejaarstermijn begint te lopen op de dag waarop de klager daadwerkelijk bekend is met het verweten handelen of nalaten van de notaris. Niet is vereist dat de klager dan ook bekend is met de juridische (of tuchtrechtelijke) beoordeling van dat handelen of nalaten. Anders gezegd: de driejaarstermijn begint niet pas te lopen op het moment dat de klager zich realiseert dat de notaris mogelijk iets niet goed heeft gedaan.

5.7 Vast staat dat de akte van oprichting op 26 november 2018 is gepasseerd. [A] had daarvoor een volmacht verleend; de notaris heeft naar voren gebracht dat hij op kantoor is geweest om documenten te tekenen - er is op grond van hetgeen over en weer is aangevoerd onvoldoende reden daaraan te twijfelen. [A] moet vanaf die datum op de hoogte zijn geweest van het handelen van de notaris waartegen de klacht zich richt. Dit betekent dat de termijn voor het indienen van de klacht in principe is geëindigd op 26 november 2021.

5.8 Indien voorts zou moeten worden aangenomen dat de gevolgen van het handelen of nalaten van de notaris pas later voor klaagster redelijkerwijs bekend zijn geworden, dan dient dat moment te worden aangemerkt als aanvang van de aanvullende vervaltermijn van een jaar.

Bij vonnis van 13 maart 2023 is klaagster benoemd tot bewindvoerder over het vermogen van [A]. In elk geval vanaf die datum was hij bekend of kon hij bekend zijn met de gevolgen van het handelen of nalaten van de notaris waar de klacht zich op richt. Dat betekent dat de aanvullende vervaltermijn op 13 maart 2024 is verlopen. Omdat de klacht op 12 november 2024 is ingediend, is dat dus ook in zoverre te laat voor wat betreft klachtonderdeel 3 en zou klaagster ook daarom in dat onderdeel niet ontvangen kunnen worden.

6. De beoordeling van de klacht

6.1 Ter beoordeling van de kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 Wna. Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt.

6.2 Het resterende klachtonderdeel 1 betreft het niet binnen redelijke termijn reageren op het schrijven van gemachtigde. Dat is geen handelen of nalaten jegens de onderbewindgestelde, maar jegens klaagster zelf. In dat klachtonderdeel is zij dan ook ontvankelijk.

6.3 Blijkens de klacht en bijlage 4 daarbij gaat het om het aangetekende e-mailbericht van 11 september 2024, met onderwerp “Stelbrief [A] [D100326_I53631472]”.

6.4 De notaris heeft erkend dat de e-mailberichten in de spam-box zijn terechtgekomen en door de receptie niet direct zijn geopend. Daarvoor heeft de notaris haar excuses aangeboden. Toen de notaris op de hoogte raakte van de e-mailberichten heeft zij alle gevraagde stukken aan klaagster verstrekt, aldus het verweer.

6.5 Niet is gebleken dat er niet binnen een redelijke termijn werd gereageerd. In september 2024 werd het verzoek tot verstrekken van de stukken gedaan en twee maanden later werd de klacht, op dat punt welhaast rauwelijks, ingediend. Het klachtonderdeel is ongegrond.

BESLISSING

De kamer voor het notariaat:

verklaart de klacht deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. Smelt, voorzitter, Poiesz en Krans, in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2025.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief door het Hof te zijn ontvangen, waarbij de datum van ontvangst door het Hof bepalend is.