ECLI:NL:TADRSGR:2025:115 Raad van Discipline 's-Gravenhage 25-246/DH/DH
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2025:115 |
---|---|
Datum uitspraak: | 18-06-2025 |
Datum publicatie: | 30-06-2025 |
Zaaknummer(s): | 25-246/DH/DH |
Onderwerp: | Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Overige gronden |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht grotendeels kennelijk niet-ontvankelijk omdat verweerster in de periode waarover de klacht gaat geen advocaat was. Klacht over het betrekken van haar patroon bij de tuchtklacht is kennelijk ongegrond; dat is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar en wordt zelfs aangemoedigd gelet op de begeleiding van een patroon aan een advocaat-stagiair. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van
18 juni 2025
in de zaak 25-246/DH/DH
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster
De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van 11 april 2025 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) met kenmerk K102 2024 en van de op de inventaris genoemde bijlagen.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Verweerster was voorheen werkzaam als ambtenaar bij het Ministerie […] (hierna:
het Ministerie). In dat verband heeft zij in de periode van februari 2021 tot en met
een zitting van 27 juli 2021 verweer gevoerd op een door klager ingediende klacht
bij het College voor de Rechten van de Mens (hierna: het CRM) over leeftijdsdiscriminatie.
Daarna is verweerster niet meer betrokken geweest bij een procedure met klager.
1.2 Op 31 augustus 2021 heeft het CRM geoordeeld dat sprake was van een verboden
onderscheid op grond van leeftijd. Op 7 november 2021 heeft klager zich gewend tot
het Ministerie om tot afspraken te komen. Klager heeft daarover contact gehad met
een collega van verweerster.
1.3 Verweerster is per 28 januari 2022 beëdigd tot advocaat.
1.4 Op 5 mei 2024 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
1.5 Op 13 mei 2024 heeft verweerster verweer gevoerd tegen de klacht. Zij heeft
haar verweer in cc gestuurd naar haar patroon.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt
verweerster het volgende.
a) Verweerster heeft in strijd gehandeld met:
Gedragsregel 1:
- Verweerster heeft op 1 juni 2021 een verweerschrift ingediend, terwijl zij
niet zo veel uitstel heeft gekregen van het CRM;
- Klager heeft na de zitting het Ministerie verzocht om de naam van de persoon
die discriminerende opmerkingen heeft gemaakt te openbaren, maar het Ministerie heeft
dit geweigerd. Verweerster had kennis van het verzoek en heeft zich aangesloten bij
de houding van het Ministerie.
Gedragsregel 6:
- Verweerster heeft ondoelmatig gehandeld en herhaaldelijk gepoogd om klager
financieel te benadelen door niet tijdig te reageren, waardoor klager een klacht moest
indienen bij het CRM, met betaling van griffierecht en eventueel proceskosten als
gevolg. Bovendien heeft het Ministerie onnodige stukken opgevraagd en geen verband
willen leggen tussen discriminatie en schadevergoeding.
Gedragsregel 8:
- Verweerster heeft verklaard dat het Ministerie de vacatureteksten niet meer
tot haar beschikking had, terwijl klager delen daarvan heeft laten openbaren.
Gedragsregel 20:
- Verweerster heeft klagers recht op een eerlijk proces geschonden door te proberen
de getuigenverhoren te verhinderen en de communicatie daarover met het CRM niet met
klager te delen.
Gedragsregel 21:
- Verweerster heeft de door haar ingediende processtukken nooit direct verzonden
aan klager, terwijl zij daartoe wel verplicht is.
Gedragsregel 22:
- Verweerster heeft getuigen beïnvloed.
- Verweerster heeft tijdens de zitting van het CRM met de voorzitter gediscussieerd
over de ontvankelijkheid van de getuigenverhoren, waardoor zij de rechtsgang heeft
vertraagd, de neutraliteit van de rechter in twijfel heeft getrokken en het verloop
van de zaak heeft verstoord.
- Verweerster heeft een getuigenverhoor beïnvloed door een vraag van klager aan
een getuige zelfstandig te beantwoorden. Dit kan leiden tot een oneerlijke behandeling.
Advocaten hebben de verantwoordelijkheid om alle relevante feiten en omstandigheden
naar voren te brengen.
- Verweerster heeft aan het einde van de zitting medegedeeld dat zij niet wil
dat de verklaringen van de eigen getuigen zouden worden meegenomen in het oordeel
van het CRM. Het ontmoedigen van de rechtbank om verklaringen in overwegingen te nemen,
kan leiden tot een onvolledig beeld van de feiten en een onrechtvaardige uitkomst
van de zaak.
b) Verweerster heeft de vertrouwelijkheid van het dekenonderzoek geschonden door
de klachtbehandeling aan haar patroon kenbaar te maken.
In reactie op het hieronder vermelde verweer heeft klager toegelicht dat verweerster
al minimaal sinds 2004 bij diverse ministeries werkt en haar naam al sinds die tijd
als gemachtigde wordt vermeld. Dat gebeurt alleen als iemand fungeert als advocaat.
Het gedrag van vóór de beëdiging kan ook relevant zijn voor de toelating tot en het
behoud van het beroep van advocaat. De functies die verweerster vervulde zijn ook
nauw verwant aan de rechtspraktijk. Ook stelt klager dat enkele klachtonderdelen nog
zijn waar te nemen, zodat de data niet van belang is omdat de gedraging nog van toepassing
is.
3 VERWEER
Verweerster heeft erop gewezen dat zij op het moment van het handelen waarover wordt
geklaagd geen advocaat was. Verweerster verzoekt klager kennelijk niet-ontvankelijk
te verklaren in zijn klacht.
4 BEOORDELING
Toetsingskader
4.1 De tuchtrechter dient bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende
klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel
46 van de Advocatenwet omschreven normen, waaronder de kernwaarden zoals omschreven
in artikel 10a Advocatenwet. De tuchtrechter is niet gebonden aan de gedragsregels,
maar die regels kunnen wel van belang zijn, gezien ook het open karakter van de behoorlijkheidsnorm
in artikel 46 Advocatenwet. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen
hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval
beoordeeld.
Beoordeling
Klachtonderdeel a)
4.2 De tuchtrechter kan alleen oordelen over het handelen van advocaten. Verweerster
was in de periode waarover de klacht gaat geen advocaat. Dat is zij pas vanaf 28 januari
2022. Dat klager nog meent gevolgen te ondervinden van het handelen uit 2021, verandert
niet dat wordt geklaagd over handelingen die hebben plaatsgevonden in de periode dat
verweerster nog geen advocaat was. Klager is om die reden kennelijk niet-ontvankelijk
in klachtonderdeel a).
Klachtonderdeel b)
4.3 Het is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar als een advocaat-stagiaire haar patroon
betrekt in de behandeling van een tegen de stagiaire ingediende tuchtklacht. Dat wordt
zelfs aangemoedigd. Een patroon begeleidt een stagiaire namelijk in de praktijkuitoefening
in de ruimste zin van het woord en daaronder valt ook (juist) het tuchtrecht. Klachtonderdeel
b) is kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart
- klachtonderdeel a), met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk
niet-ontvankelijk;
- klachtonderdeel b), met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk
ongegrond.
Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 18 juni 2025