ECLI:NL:TADRARL:2025:167 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 25-103/AL/GLD
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2025:167 |
---|---|
Datum uitspraak: | 30-06-2025 |
Datum publicatie: | 30-06-2025 |
Zaaknummer(s): | 25-103/AL/GLD |
Onderwerp: | Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van deken of tuchtrechter |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Verzetbeslissing. Geen aanleiding om aan de juistheid van de voorzittersbeslissing te twijfelen. Het verzet slaagt dan ook niet. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en de voorzitter heeft ook rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval zoals die uit het klachtdossier blijken. Verzet ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 30 juni 2025
in de zaak 25-103/AL/GLD
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter
van de raad van discipline van 13 januari 2025 op de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 14 augustus 2024 heeft klager bij de Orde van Advocaten in het arrondissement
Zeeland-West-Brabant een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 19 augustus 2024 is de klacht doorgestuurd naar het Hof van Discipline
voor een verwijzing naar een Orde van Advocaten in een ander arrondissement om de
klacht van klager in behandeling te nemen.
1.3 Op 19 september 2024 heeft de voorzitter van het Hof van Discipline de klacht
van klager over verweerder voor behandeling verwezen naar de deken van de Orde van
Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken).
1.4 Op 13 februari 2025 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 24/ZWB01
van de deken ontvangen.
1.5 Op 31 maart 2025 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna
ook: de voorzitter) op de klacht beslist en de klacht kennelijk ongegrond verklaard.
Deze beslissing is op dezelfde datum aan partijen verstuurd.
1.6 Op 12 april 2025 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de
voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen.
1.7 De raad heeft de behandeling van het verzet aanvankelijk bepaald op de zitting
van 23 juni 2025. Klager heeft de raad bericht niet op zitting te zullen verschijnen.
Verweerder heeft ingestemd met een schriftelijke afdoening van het verzet. Daarop
heeft de raad besloten op grond van de stukken op het verzet te beslissen.
1.8 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen
het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd
en van het verzetschrift.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager het
niet eens is met de beslissing van de voorzitter van 31 maart 2025. In dat verband
heeft klager de verwijten die hij verweerder maakt in zijn verzetschrift grotendeels
herhaald. Daarbij heeft klager vermeld dat hij zich bij een ongegrondverklaring van
zijn verzet het recht voorbehoudt om andere passende stappen te overwegen zoals het
starten van een civielrechtelijke procedure en/of het indienen van een klacht bij
een toezichthoudende instantie zoals de Nederlandse Orde van Advocaten.
Tot slot heeft klager gesteld dat hij het verzet niet enkel vanuit persoonlijk belang
indient, maar ook omdat hij vindt dat de manier waarop bindend adviseurs worden aangewezen,
raakt aan bredere fundamentele rechten van rechtzoekenden.
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet
niet op.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad
naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van
een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad ziet op grond van de stukken geen aanleiding om aan de juistheid
van de voorzittersbeslissing te twijfelen. Het verzet van klager slaagt dan ook niet.
De raad stelt vast dat de voorzitter bij de beoordeling van de klacht van klager de
juiste maatstaf heeft toegepast en dat de voorzitter ook rekening heeft gehouden met
alle relevante feiten en omstandigheden van het geval zoals die uit het klachtdossier
blijken.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe
gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De
raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. G.F. van den Berg, voorzitter, mrs. S.M. Bosch-Koopmans,
H. van Katwijk, M. Lont en J.G. Molenaar, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost
als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 30 juni 2025