ECLI:NL:TADRSGR:2025:117 Raad van Discipline 's-Gravenhage 25-257/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2025:117
Datum uitspraak: 18-06-2025
Datum publicatie: 30-06-2025
Zaaknummer(s): 25-257/DH/RO
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in overige hoedanigheden
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over een advocaat in de hoedanigheid van bijzonder curator. Geen aanknopingspunten dat verweerster het vertrouwen in de advocatuur heeft geschonden. De rechtbank heeft verweerster bedankt voor haar vele en goede inspanningen als bijzonder curator. Er is geen reden voor de tuchtrechter om anders te concluderen. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 18 juni 2025
in de zaak 25-257/DH/RO

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster


De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de e-mail van 16 april 2025 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) met kenmerk R 2025/042 en van de op de inventaris genoemde bijlagen 1 tot en met 25. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de nagekomen stukken van klager van 12 mei 2025.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klager is verwikkeld in een echtscheidingsprocedure met zijn ex-partner. Samen hebben zij drie (minderjarige) kinderen. Er wordt onder meer geprocedeerd over het gezag over en de omgang met de kinderen.
1.2 Bij beschikking d.d. 11 mei 2021 van de rechtbank Rotterdam zijn de kinderen onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is verlengd tot 11 mei 2023 bij beschikking d.d. 28 april 2022.
1.3 Op 4 mei 2023 is verweerster door de rechtbank benoemd tot bijzonder curator als bedoeld in artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), met de opdracht om de kinderen in en buiten rechte te vertegenwoordigen.
1.4 Op 12 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter, tevens kinderrechter, de door klager verzochte toestemming voor een vakantie naar Portugal afgewezen. Uit de uitspraak volgt dat verweerster als informant is aangemerkt en in de procedure het volgende heeft bericht:
“De bijzondere curator heeft gewezen op de precaire situatie van de minderjarigen. Zij hebben een tijd bij hun vader [gewoond], maar zullen na de vakantie weer overgaan naar moeder. De strijd tussen partijen leidt tot constante betrokkenheid van de Gl, óók buiten de overdrachtsmomenten om. De bijzondere curator schat in dat begeleiding in de weken dat de minderjarigen bij de man zullen zijn, nodig zal zijn. Zij ziet niet goed voor zich hoe die begeleiding op afstand in Portugal moet plaatsvinden.”
In de beschikking is verder het volgende overwogen:
“De voorzieningenrechter is met de raad van oordeel, dat de ouders er met alle strijd die wordt geleverd, een behoorlijke puinhoop van maken. Terecht voert de raad aan, dat of de vakantie nu hier of in Portugal plaatsvindt, het probleem van en tussen de ouders daarmee niet verandert.”
1.5 Op 12 juli 2024 heeft de huidige partner van klager het volgende aan verweerster geschreven:
“Een bijzondere curator heeft de opdracht om de wensen van de kinderen te behartigen. In hoeverre heeft u in deze zaak om de vakantie naar Portugal te saboteren de wensen van de kinderen behartigd?
U heeft Aangegeven dat er begeleiding is bij vader tijdens de vakantie bij de overdracht momenten. Deze moment zou pas op 18 Augustus op het kantoor van JBRR plaats vinden. Dus u beweert dat de kinderen niet in de 21 dagen dat ze vakantie bij vader hebben 14 dagen in Portugal zouden kunnen doorbrengen?
Graag ontvang ik uw antwoord op deze vragen, desnoods met een advocaat erbij.
Uw interventie in deze zaak gaat ten koste van de vakantie die de kinderen het liefst bij hun broer en familie in Portugal hadden willen hebben.
Ik begrijp niet hoe u dat in het belang van de kinderen heeft gesaboteerd.”
1.6 Op 14 juli 2024 heeft klager een identiek bericht aan verweerster geschreven.
1.7 Op 15 juli 2024 om 10:37 uur heeft verweerster het volgende aan klager geschreven:
“Dank voor uw bericht.
Zoals ook ter zitting gezegd gun ik u en de meisjes van harte jullie vakantie.
Zoals ook ter zitting toegelicht dient voor dit moment een vakantie in het buitenland terughoudend te worden bezien.
Het gehele gezin wordt begeleid door o.a. JB waarbij [wordt] toegewerkt naar het uitgangspunt van JB, zoals dat ook in de eerdere zitting door JB uiteengezet is.
De rechter heeft dat in de tussenbeschikking overgenomen. Helaas werkt niet iedereen meer mee met MST, hetgeen zorgen oplevert.”
1.8 Op 15 juli 2024 om 11:15 uur heeft klager aan verweerster geschreven:
“Dat is geen reden om de kinderen hun welverdiende vakantie te ontzeggen zoals dat u heeft gedaan.
Er zou geen begeleiding plaatsvinden tijdens de vakantie...waardoor het juist geen zorg is. De zorgen zijn namelijk niet bij mij m.b.t geweld, agressie en mishandelingen. Zorgen zijn nu juist dat de kinderen hun recht wordt ontnomen om normaal zoals andere kinderen lekker op vakantie te gaan naar het buitenland..te genieten van de zon, zee en strand met familie die ze daar hebben. Ze hebben hun broer al heel lang niet gezien.
U was ingeschakeld omdat de kinderen zich niet gehoord en begrepen voelen door JBRR. Kan ik nu de conclusie trekken dat u zich heeft aangesloten bij JBRR tegen de wensen van de kinderen in?
De teleurstelling om niet op vakantie te kunnen gaan zal voor de kinderen groot zijn. Daar hebben zowel u als moeder niet aan gedacht. De kinderen mochten ook geen kerst vieren in Movie Park Germany. De kinderen zijn vaker met vader op vakantie geweest en veilig terug gekeerd. [Naam dochter] is zelfs alleen met vader naar Portugal geweest en veilig terug gekeerd. Zorgen zijn er dus niet omtrent ontvoering en veiligheid. Iedereen weet dat dat verzonnen redenen zijn die worden geroepen waar geen bewijs voor is.
Wellicht dat we dit kunnen voorleggen aan de geschillen commissie van advocaten. Er worden namelijk vaker zaken geroepen die niet kloppen om de zaak te winnen ten koste van de kinderen.
De kinderen hebben behoeften en rechten om ook onbelast te genieten van hun tijd met vader. Terug is te zien dat hier ontzettend veel tegen wordt gewerkt met resultaat een stressvolle situatie en frustraties.
Dat MST-CAN heeft gefaald omdat de therapeute zich niet heeft gehouden aan haar beroepscode..daar hoeven die kinderen niet voor op te draaien. De kinderen hebben over de therapeute geklaagd en willen liever de therapeute van [organisatie].. dat is de wens van de kinderen die zich niet veilig voelen bij de constante druk om terug verhuizen naar moeder die door mst can wordt opgelegd.
Een goede moeder zou haar kinderen ook de vakantie en rust gunnen die de kinderen wensen met hun vader. Dat is weer niet gebeurd.
Wederom gaat mevrouw samen met instanties de strijd aan om controle uit te oefenen zodat de vakantie en quality time met vader wordt beperkt op haar voorwaarden. Leuk dat jullie hebben gewonnen..wie van jullie hebben gedacht aan wat je de kinderen ontneemt.
Niemand denkt aan de kinderen. Dan wordt er gezegd dat ik fout ben omdat ik ze juist alles wil geven waar ze recht op hebben.
Maar de onkruid die men zaait..zult gij zelf oogsten.
Wat is eigenlijk de reden dat u [de advocaat van de ex-partner] in de cc zet tijdens ons contact?”
1.9 Op 15 juli 2024 om 13:19 uur heeft verweerster aan de huidige partner van klager geschreven:
“Het is mij gezien uw eerdere mail bekend dat u deze discussie voert en niet de vader. U was niet aanwezig ter zitting en u weet niet wat er in welke context is gezegd. Nogmaals ik gun de vader en de meisjes van ganser harte de vakantie en die kan genoten worden gedurende 3 weken in Nederland. Niemands vakantie wordt op enigerlei wijze gesaboteerd. Er zijn 3 weken om vakantie te kunnen genieten. In dit precaire stadium waarbij door de man helaas niet of onvoldoende aan de hulpverlening de medewerking wordt verleend geeft dat onrust. Die onrust is benoemd en het gezin krijgt daarbij hulp. Die hulp is nodig om de doelstellingen te behalen. Er wordt zoals bekend al maanden aan de doelstelling gewerkt. Ik neem geen beslissingen, de rechter heeft een beslissing genomen.
Indien u een klacht wenst in te dienen kan uw advocaat u daarbij behulpzaam zijn. Ik sluit deze discussie en wens u het beste. In familiezaken gaat het niet om winnen of verliezen. Deze zaak kent helaas alleen verliezers, de meisjes. Zij worden door de gehaktmolen van de scheiding gehaald zoals dat is gezegd door de Raad voor de Kinderbescherming. Ik wens jullie de wijsheid om niet meer met elkaar de strijd aan te aan gaan maar rust te creëren voor de meisjes door geen kwaad te spreken over elkaar. Iedere ouder doet zijn best op zijn of haar manier. Ik ervaar [klager] als een betrokken en liefdevolle vader. Ik ervaar [de ex-partner] als een betrokken en liefdevolle moeder. Echter: Profiteer van en luister naar de hulpverlening dat geef ik u graag mee.
Ik schrijf beide advocaten omdat dat verplicht is.”
1.10 Op 15 juli 2024 om 13:40 uur hebben klager en zijn huidige partner aan verweerster geschreven:
“U heeft gewoon de kinderen hun vakantie ontnomen. En nu vindt u het vervelend om daarop gewezen te worden. Het doet er niet toe wie u erop wijst. De beschikking spreekt voor zich.
Als u echt achter uw woorden had gestaan dan had u de wensen van de kinderen behartigd. Dat is op vakantie gaan met papa.
U heeft moeder geholpen in de strijd tegen vader om de vakantie tegen te gaan. En als u daarop wordt aangesproken dan reageert u vanuit een hele vreemde hoek. Want waarom zou vader en de kinderen het met uw bijdrage eens zijn dat u de vakantie van de kinderen heeft gesaboteerd.
De man heeft wel degelijk meegewerkt aan de hulpverlening. Helaas was de hulpverlening niet professioneel en bekwaam om daadwerkelijk hulp te kunnen verlenen. Hij mag kiezen voor een andere therapeut.
Er is gewoon geen begeleiding tijdens de 3 weken vakantie afgesproken. U heeft dit wel aangevoerd alsof het zo is. Ook al gaan de kinderen 3 weken op vakantie naar Slagharen..begeleiding zou daar ook niet komen. U beperkt willens wetens de vrijheid van vader en kinderen om onbelast zonder zorgen van die 21 dagen te genieten.
Dus u bent ook iemand die de molen aandraait om het leven van de kinderen te vermalen. Dat is wel duidelijk.
We gaan deze discussie sluiten.
Tot zover is het duidelijk.”
1.11 Op 17 juli 2024 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
1.12 Op 9 oktober 2024 heeft verweerster gesprekken gevoerd met twee van de kinderen en daarvan gespreksverslagen gemaakt, waaruit volgt dat deze twee kinderen bij de vader wilden wonen.
1.13 Op 11 november 2024 zijn de kinderen van de moeder weggelopen naar de vader.
1.14 Op 2 januari 2025 heeft een zitting plaatsgevonden bij de rechtbank. Bij beschikking van 16 januari 2025 heeft de rechtbank Rotterdam het gezamenlijk gezag beëindigd en bepaald dat de vrouw het gezag toekomt. De rechtbank heeft bij diezelfde beschikking geoordeeld dat de taak van verweerster als bijzonder curator als beëindigd kan worden beschouwd. In de beschikking overweegt de rechtbank het volgende:
“(…) 3.1.5.1. Partijen voeren al jarenlang strijd, met veel gerechtelijke procedures met betrekking tot de minderjarigen tot gevolg. Op basis van hetgeen de GI en de bijzondere curator naar voren hebben gebracht is de rechtbank meer dan duidelijk dat de minderjarigen hier last van hebben en zich in een loyaliteitsconflict bevinden.
3.1.5.2. De bijzondere curator heeft geconstateerd dat de minderjarigen zich na terugkomst van hun vader volledig keren tegen hun moeder, terwijl het daarvoor goed ging tussen de moeder en de minderjarigen. Dit is een patroon dat zich meermalen heeft herhaald. Zonder hierover daadwerkelijk een conclusie te trekken, kan deze ambivalente houding van de minderjarigen worden verklaard doordat de man zich negatief uitlaat over de vrouw jegens de minderjarigen.
3.1.5.3. Met de bijzonder curator is de rechtbank van oordeel dat dit een vorm is van niet-fysieke kindermishandeling. De man lijkt geen plaats voor de moeder in het leven van de minderjarigen te zien. Er is dan ook sprake van een onaanvaardbaar risico dat de minderjarigen klem of verloren dreigen te raken tussen de ouders, als dat niet al is gebeurd. Gelet op de jarenlange strijd tussen partijen en de vele procedures die zij hebben gevoerd met betrekking tot de minderjarigen is niet te verwachten dat in bovengenoemde situatie binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen. Het is om tijd om een einde te maken aan het gezamenlijk gezag.
3.1.6. De rechtbank dient vervolgens te beoordelen aan wie van de ouders voortaan het gezag over de minderjarigen toekomt. De rechtbank oordeelt daartoe als volgt.
3.1.6.1. De man weigert opvallend vaak om aan de door de diverse door de GI gestarte hulpverleningstrajecten mee te werken, of hij beëindigt vrij snel zijn medewerking hieraan. De man lijkt niet in te zien dat de problemen van de minderjarigen worden veroorzaakt door de strijd tussen partijen, en niet, waar hij van overtuigd is, door het gedrag van de vrouw.
3.1.6.2. De vrouw heeft intensieve hulpverlening gehad en dit is goed verlopen. Ook de minderjarigen hebben hier baat bij gehad. Dit beamen zowel de GI als de bijzondere curator. De vrouw is niet perfect, maar is leerbaar en doet haar best voor de minderjarigen. De man, daarentegen, houdt alles en iedereen af, waaronder de bijzondere curator.
3.1.6.3. De bijzondere curator heeft tijdens de tweede mondelinge behandeling aangegeven dat zij, sinds de minderjarigen van de vrouw zijn weggelopen naar de man, geen contact meer heeft kunnen leggen met hen. Het is zeer zorgelijk dat de man de minderjarigen verhindert om via de bijzondere curator hun stem te laten horen in de procedure en daarmee de goede uitvoering van de wettelijke taak van de bijzondere curator onmogelijk maakt.
3.1.6.4. Daar komt bij dat uit de gedragingen van de man blijkt dat hij er alles aan doet om het contact tussen de minderjarigen en hun moeder tegen te houden. Op de mondelinge behandeling heeft de man meermalen verklaard dat hij juist aan alles meewerkt, maar dit is niet waar. De man lijkt zelf in deze leugen te geloven, maar de feiten zijn onweerlegbaar. Het trieste dieptepunt is de aanhoudende weigering van de man om een herstelgesprek tussen de vrouw en de minderjarigen mogelijk te maken. De man mag dan vinden dat hij alle redenen heeft om te handelen zo hij doet, hij moet niet proberen zichzelf of anderen wijs te maken dat hij meewerkt met de hulpverlening.
3.1.6.5. Op grond van artikel 1:247 lid 3 BW is het de plicht van de ouder om de band van de minderjarigen met de andere ouder te bevorderen. De rechtbank constateert dat de man deze plicht niet nakomt en heeft meer dan voldoende aanleiding om aan te nemen dat de man deze plicht in de toekomst niet zal nakomen, hetgeen niet in het belang is van de minderjarigen. De vrouw is wel bereid gebleken de minderjarigen te ondersteunen in het contact met hun vader, zodat de rechtbank het in het belang van de minderjarigen acht dat zij belast wordt met het ouderlijk gezag over de minderjarigen. Haar zelfstandig verzoek daartoe zal dan ook worden toegewezen en het aanvullend verzoek van de man zal worden afgewezen.
(…)
3.2.3. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat de vrouw op grond van artikel 812 Rv van rechtswege recht heeft op afgifte van de minderjarigen [kind 1] en [kind 2], zo nodig te effectueren met behulp van de sterke arm. De rechtbank spreekt de hoop uit dat het zo ver niet hoeft te komen, want dat zou bijzonder traumatisch voor [kind 1] en [kind 2] zijn. En laat er geen onduidelijkheid over bestaan: een dergelijke traumatische ervaring is dan de schuld van de man, niet van de vrouw.
(…)
3.3.7. Volgens de man is de wijziging van omstandigheden erin gelegen dat gebleken is dat de minderjarigen bij de vrouw gevaar lopen en verwaarloosd worden. Hij wil graag een uitbreiding van de regeling om de minderjarigen te beschermen. (…)
3.3.8. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een wijziging van omstandigheden in de zin van artikel 1:337e BW, zodat beide verzoeken van partijen tot wijziging van de omgangsregeling zullen worden afgewezen. De beschuldigingen van de man jegens de vrouw zijn veelvuldig onderzocht en van gevaar en verwaarlozing is niets gebleken. Zoals ook de bijzondere curator en de GI naar voren hebben gebracht is uit het rapport van MST-CAN juist gebleken dat het veilig is bij de vrouw. Dit rapport is opgesteld na negen maanden intensieve begeleiding van de vrouw en de minderjarigen, zodat de rechtbank hier grote waarde aan hecht. (…)
3.4.1 De rechtbank is van oordeel dat de bijzondere curator in deze procedure als beëindigd kan worden beschouwd. De rechtbank bedankt [verweerster] voor haar vele inspanningen in deze complexe zaak.
3.4.2. Anders dan gebruikelijk, zal de rechtbank niet beslissen dat de taak van de bijzondere curator herleeft bij het instellen van een rechtsmiddel. De huidige stand van zaken is dat de minderjarigen geen vertrouwen meer hebben in [verweerster]. Daarmee wordt een goede vervulling van haar taak, al haar goede inspanningen ten spijt, onmogelijk. Het is daarom begrijpelijk dat [verweerster] heeft verklaard niet verder te willen als bijzondere curator. Mocht een rechtsmiddel worden ingesteld tegen deze beschikking, dan is het aan de behandelende instantie om te bezien of een nieuwe bijzondere curator wordt benoemd. (…)”

2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.
a) Verweerster heeft inhoudelijk geen goede gesprekken gevoerd met de kinderen en negeert hun belangen en wensen. Zij reageerde beledigd toen de kinderen over haar hebben geklaagd dat zij haar niet vertrouwen. Zij treedt niet op als de stem van de kinderen, maar is partijdig en voegt zich aan de zijde van de moeder, terwijl zij bevriend is met haar advocaat, de JBRR en de Raad voor de Kinderbescherming.
b) Verweerster heeft doelbewust de vakantie van de kinderen naar Portugal gesaboteerd, door tegen de rechter te liegen dat er tijdens de vakantie toezicht en zorgen zouden zijn.
c) Verweerster heeft gelogen dat zij de kinderen door klagers toedoen niet meer heeft kunnen spreken sinds oktober 2024.
d) Verweerster heeft gelogen dat klager niet meewerkt aan de hulpverlening en dat klager er alles aan zou doen om de hulpverlening af te kappen. Zij schetst onterecht een plaatje dat klager zou geloven in zijn eigen leugens.
e) Verweerster heeft gelogen dat klager zijn kinderen mishandelt door de kinderen geen ruimte in hun leven voor de moeder de bieden.
f) Verweerster heeft gesteld dat de kinderen liegen over de mishandeling, maar dat is geen leugen blijkens de meldingen bij diverse instanties daarover waarmee zij bekend is.

3 VERWEER
Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING
Toetsingskader
4.1 De klacht ziet op het handelen en/of nalaten van verweerster in haar hoedanigheid van bijzondere curator.
4.2 Het tuchtrecht is bedoeld om te waarborgen dat advocaten hun beroep behoorlijk uitoefenen. Het tuchtrecht kan ook gelden als een advocaat niet optreedt als advocaat, maar in een andere hoedanigheid, zoals in dit geval. Indien de advocaat zich bij de vervulling van die andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt en valt een tuchtrechtelijk verwijt te maken.
Beoordeling
4.3 De voorzitter zal dus de vraag moeten beantwoorden of de gedragingen van verweerster bij de vervulling van haar taak als bijzondere curator op zichzelf beoordeeld zodanig ernstig zijn, dat sprake is van een schending van het vertrouwen in de advocatuur. De voorzitter benadrukt daarbij dat het niet de bedoeling is om de al gevoerde procedures rondom het gezag over en de omgang met de kinderen over te doen. Daar is het tuchtrecht niet voor bedoeld.
4.4 De voorzitter ziet in het dossier geen aanknopingspunten voor het oordeel dat verweerster het vertrouwen in de advocatuur heeft geschonden. De omstandigheid dat verweerster voor klager onwelgevallige standpunten heeft ingenomen, is daarvoor onvoldoende. Dat betekent niet meteen dat iemand partijdig is. Klager kon die standpunten in de procedure bij de rechtbank bestrijden en, als hij het vervolgens niet eens was met de rechtbank, hoger beroep instellen tegen de beschikkingen van de rechtbank. Niet gebleken is dat verweerster zich onbetamelijk heeft opgesteld richting klager, heeft gelogen tegen de rechter of anderszins tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Klager denkt daar anders over, zoals ook de rechtbank heeft overwogen, maar dat betekent niet dat verweerster daarmee onjuist heeft gehandeld, laat staan dat zij het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. De voorzitter stelt vast dat de rechtbank verweerster heeft bedankt voor haar vele en goede inspanningen. Er is geen reden voor de tuchtrechter om anders te concluderen.
4.5 Volledigheidshalve merkt de voorzitter nog op dat een groot deel van de verwijten die klager aan het adres van verweerster maakt, zoals onder meer toegelicht in klachtonderdelen c) tot en met f) en zijn nagekomen stukken van 12 mei 2025, zien op het oordeel van de rechtbank in de beslissing van 16 januari 2025, en dus niet op (het handelen van) verweerster. Dat geldt bijvoorbeeld ten aanzien van de overwegingen van de rechtbank dat klager zou verhinderen dat de kinderen met verweerster in gesprek kunnen, dat klager niet zou meewerken met de hulpverlening en dat niet was gebleken dat klagers beschuldigingen over de vrouw klopten. Dat kan verweerster dus niet worden aangerekend. Als klager het niet eens was met die overwegingen van de rechtbank, dan geldt ook op dit punt dat hij daartegen hoger beroep kon instellen.
4.6 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond:

Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2025.

Griffier Voorzitter

Verzonden op: 18 juni 2025