ECLI:NL:TADRSGR:2025:119 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-744/DH/DH
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2025:119 |
---|---|
Datum uitspraak: | 23-06-2025 |
Datum publicatie: | 30-06-2025 |
Zaaknummer(s): | 24-744/DH/DH |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Wat nooit geoorloofd is |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadbeslissing. Verweerder heeft in strijd met de in de mediation afgesproken geheimhouding gehandeld door bij een processtuk producties op te nemen met daarin uitlatingen van zijn cliënte over de mediation. Verweerder heeft de betreffende producties onvoldoende gecontroleerd en lichtvaardig ingediend. Hij heeft daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld en klagers vertrouwen dat alles uit de mediation geheim zou blijven geschaad. De raad ziet in de bijzondere omstandigheden van dit geval aanleiding te volstaan met een waarschuwing. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 23 juni 2025 in
de zaak 24-744/DH/DH
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 4 maart 2024 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 17 oktober 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K052 2024
van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 12 mei 2025. Daarbij
waren klager en verweerder aanwezig.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van
de op de bijbehorende inventarislijsten genoemde bijlagen.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klager en zijn ex-partner zijn gescheiden. Zij hebben samen een zoon.
2.3 Klager en de ex-partner hebben mediationgesprekken gevoerd. Daartoe is een
mediationovereenkomst getekend, waarin geheimhouding als volgt is overeengekomen:
“7.1 De partijen doen aan derden – onder wie begrepen rechters of arbiters – geen
mededelingen omtrent het verloop van de mediation, de daar door de bij de mediation
betrokken personen ingenomen standpunten, gedane voorstellen ende daarbij mondeling
of schriftelijk, direct of indirect, verstrekte informatie.”
2.4 Het is uiteindelijk gekomen tot een omgangs- en alimentatieprocedure tussen
klager en zijn ex-partner. Verweerder heeft daarin de ex-partner bijgestaan.
2.5 Op 2 februari 2024 is namens klager een ‘repliek alimentatie en wijziging
verzoek zorgregeling’ ingediend. Als productie 15 is een e-mail van klager aan de
ex-partner gevoegd, waarin onder meer staat:
“Inmiddels is de mediatie afgesloten zonder dat wij als ouders op een constructieve
manier over de belangen van [zoon] hebben gesproken.”
2.6 Op 14 februari 2024 heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld
om uiterlijk op 28 februari 2024 te reageren op de door klager ingediende ‘repliek
alimentatie en wijziging verzoek zorgregeling’. Daarbij is vermeld dat klager na ontvangst
van die reactie niet meer schriftelijk mag reageren.
2.7 Op 27 februari 2024 heeft verweerder een verweerschrift ingediend namens
de ex-partner, waarbij hij ingaat op de alimentatie en de zorgregeling.
Als productie 3 bij het verweer is een reactie van de ex-partner opgenomen, die
daarin onder meer schrijft:
“(kerst en Oud en Nieuw) terwijl [de zoon] bij mij hoorde te zijn met oud en nieuw.
Helaas hield [klager] zich niet aan de gemaakte afspraken bij de mediation van de
feestdagen Kerst en Oud en nieuw en heeft op kerstavond medegedeeld niet van plan
te zijn zich te houden aan de gemaakte afspraken. Vanaf de middag van kerstavond,
1e kerstdag en van 30 december 11:00 t/m maandag 1 januari 19:00 uur was [tekst weggevallen]
X12. Mijn leven heb ik goed op de rails, ik ben gelukkig en tevreden hoe het met
mij en [de zoon] gaat. Helaas is het juist [klager] die terugkijkt naar het verleden
en kwetsende dingen over mij uit en de stap heeft gezet naar de rechtbank. Naar mijn
mening heeft hij de mediation ook nooit een eerlijke kans gegeven. Helaas bleef hij
mij labelen als leugenaar, manipulator en dat ik altijd vreemd ben gegaan. Ook bij
de mediation. [Klager] kent geen grenzen in zijn woede en reageert altijd primair
en heftig.
38.Mediator heeft het concept door midden geschuurd. Normaal gesprek was niet mogelijk.
[Klager] bleef hangen op uitbreiding van de zorgregeling en daarom veel andere punten
onbesproken. Uitte zich ook bij de mediation vijandig met de meest kwetsende beschuldigingen
over mij (vreemdgaan), maar ook mijn moeder.
40. X [klager] zegt bij alles dat ik lieg. Daarom is er geen ruimte om constructief,
openlijk en in harmonie te communiceren. Jammer, had dit graag anders willen zien.
Het feit dat de mediation niet gelukt is en zelfs niet over de meest simpele en praktische
punten beslissingen zijn genomen, vind ik beschamend.
41. Niet waar. Het contact is alles behalve harmonieus en dit is niet in het belang
van [de zoon] dat hij mogelijk vijandigheid of spanningen voelt. Ook dit hele boekwerk
laat eigenlijk zien hoe onmogelijk het contact is met [klager]. Het lijkt mij sws
niet verstandig en zeker niet in het belang van [de zoon] om de zorgregeling uit te
breiden. Dit heb ik op een normale manier proberen uit te leggen met argumenten. Ook
voorgesteld om door te gaan naar andere praktische punten, zodat we die konden bespreken
van het ouderschapsplan. Helaas niet mogelijk. Heeft tijdens de mediatie 2x opgestaan
en uitgesproken te willen stoppen met de mediation (geen uitbreiding zorgregeling,
geen mediation) waren zijn woorden. Heeft ook uitgesproken dat zowel ik als de mediator
zelf niet te vertrouwen zijn. Beschuldigde mij ervan dat ik de gesprekken op zou nemen,
terwijl dit niet waar is. De mediator wilde zowel mijn telefoon als zijn telefoon
toen zien. Vervolgens heeft [klager] zelf kenbaar gemaakt bij de laatste mediationgesprek,
dat hij mij verschillende keren heeft gefilmd/opgenomen. Zo maak je geen afspraken
in vertrouwen voor de toekomst. Verbijsterd was ik en gaf aan dit ik dit helemaal
niet wenselijk vind en niet van gediend ben en dat ik me heel onveilig voel. [Klager]
reageert vanuit wantrouwen en dit is langer aan de gang. In de tijd van ons samenwonen
heeft hij nooit een warme maaltijd (hapje) gekookt voor [de zoon], nog zijn bed verschoond,
of het huishouden gedaan, sliep tot laat uit, ging weekenden naar vrienden, bij boos
zijn/niet eens zijn wegelopen, verschrikkelijke communicatie en was niet aanspreekbaar.
Deze periode wil ik echt achter mij laten, want in die periode heb ik mij ontzettend
ongelukkig gevoeld en onbegrepen. [De zoon] heeft meerdere keren na een weekend bij
zijn vader, flink gegeten. Na 18:30 uur ging hij flink en ik probeerde met goede intenties
hierover te communiceren met [klager] Dat [tekst weggevallen]”
Als productie 4 bij het verweer is een overzicht ingediend met ‘bewijsstukken/foto’s
met toelichting als reactie op (diverse aantijgingen van de man in) het door de man
ingediende repliek’. Als bewijsstukken zijn onder meer gevoegd:
- Een e-mail van de ex-partner aan klager van 6 december, waarin onder meer staat:
“Bij de mediation zeg je kwetsende dingen over mijn moeder en overleden vader. Mijn
vader is 11 jaar geleden overleden en je hebt hem niet gekend.
De laatste 2 keren bij de mediation heb je aangegeven te willen stoppen met de mediation.
Hopelijk kunnen we in gesprek blijven, voor [zoon] en uitsluitend voor [zoon].”
- Een WhatsApp-bericht van de ex-partner aan klager van 24 december, waarin onder
meer staat:
“Daarom hebben we meerdere keren bij mediation besproken dat [zoon] bij jou is met
kerstavond en 1e en 2e kerstdag. Bij mij het weekend van oud en nieuw. Ik heb je zelfs
daarover gemaild op 15 december aangezien je de afspraak bij de mediation van 18 december
hebt geannuleerd….. De laatste keer bij mediation mocht je van mij kiezen en heb je
besloten dat [zoon] bij jou zou zijn met Kerst.”
2.8 Op 1 maart 2024 heeft de advocaat van klager aan verweerder geschreven:
“Ik ontving kopie van de door u aan de rechtbank Den Haag verstuurde brief d.d.
27 februari 2024. Als productie 3 legt u een verklaring van uw cliënte over met daarbij
het verzoek aan de rechtbank de inhoud van die verklaring als ingelast te beschouwen.
In de verklaring klapt uw cliënte zeer uitgebreid uit de school over hetgeen -volgens
haar- in mediation tussen partijen zou zijn besproken. Door zulks te doen schendt
uw cliënte de op haar uit mediation overeenkomst rustende verplichting om geheimhouding
te betrachten over al hetgeen tijdens mediation is besproken.
Ik vertrouw u ermee bekend dat partijen een mediation overeenkomst zijn aangegaan
waar geheimhouding onderdeel van uitmaakt. Desondanks heeft u dit stuk van de hand
van uw cliënte bij de rechtbank overgelegd. Ik acht uw handelswijze in strijd met
de gedragsregels en wijs u in dit verband op jurisprudentie van de Raad van Discipline
op dit punt (o.a. ECLI:NL:TADRARL:20223:170 en ECLI:NL:TADRAMS:2023:131.
Ik stel u in de gelegenheid om voor maandag 09:00 uur de rechtbank te berichten
dat u productie 3 intrekt”
2.9 Op 4 maart 2024 heeft verweerder aan de rechtbank geschreven:
“Op 1 maart 2024 heeft [de advocaat van klager] mij bericht dat productie 3 strijdig
zou zijn met geheimhouding die in het kader van mediation is afgesproken. Hij heeft
mij daarbij de gelegenheid gegeven om een bericht met intrekking tot productie 3 naar
u te zenden. Naar aanleiding hiervan bericht ik u (met een F9-formulier) als volgt.
Mijn cliënte is van mening dat zij niet strijdig met de afgesproken geheimhouding
heeft gehandeld. Zo heeft mijn cliënte het in productie 3 niet over de inhoud van
voorstellen of het concept ouderschapsplan. Om verdere discussies hierover te voorkomen
trekt mijn cliënte hierbij de op 27 februari 2024 ingediende productie 3 in voor zover
daarbij (mogelijk) verwezen wordt naar mediation of mediator. Volledigheidshalve treft
u hierbij een aangepaste productie 3 aan. Ik verzoek u dan ook de eerder ingediende
productie 3 buiten beschouwing te laten en alleen uit te gaan van deze nieuwe productie
3.”
Verweerder heeft zijn bericht aan de rechtbank ter kennisname aan klagers advocaat
gestuurd.
2.10 Op 17 april 2024 heeft de advocaat van klager aan verweerder geschreven:
“Tot mijn verbazing zag ik bij het doornemen van de stukken dat door uw cliënte
ook in productie 4 -uitgebreid- inhoudelijk wordt verhaald over het mediation traject.
Voor zover ik kan nagaan hebt u productie 4 niet ingetrokken. Ik verzoek u zulks
onverwijld te doen.”
2.11 Op 23 april 2024 heeft verweerder aan de rechtbank geschreven:
“Op 17 april 2024 heeft [de advocaat van klager] mij bericht dat ook in productie
4 – uitgebreid – inhoudelijk zou worden verhaald over het mediation traject. Mijn
cliënte is van mening dat zij niet strijd met de afgesproken geheimhouding heeft gehandeld.
Zo heeft mijn cliënte het ook in productie 4 niet over de inhoud van voorstellen,
onderhandelingen of het concept ouderschapsplan maar over afspraken die zijn gemaakt.
Om verdere discussies hierover te voorkomen trekt mijn cliënte hierbij de omschrijving
van IMG_5791 t/m IMG_6792 op het overzicht van producties 4 en de betreffende onderdelen/screenshots
IMG_5791 t/m IMG_5792 (van productie 4) in voor zover daarbij (mogelijk) verwezen
wordt naar mediation. Ik verzoek u dan ook de omschrijving van ING_5791 t/m IMG_5792
(van productie 4) buiten beschouwing te laten.”
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt
verweerder het volgende:
a) Verweerder heeft vertrouwelijke informatie omtrent de mediation naar de rechtbank
gestuurd.
b) Verweerder is, tegen de beslissing van de rechtbank in, alsnog ingegaan op
de alimentatiekwestie.
3.2 Klager stelt dat verweerder op aandringen van klagers advocaat productie
3 gedeeltelijk heeft ingetrokken. Toen was het leed echter al geschied: de rechtbank
heeft kennis kunnen nemen van de beweerdelijke inhoud van het mediationtraject zonder
dat klager daarop kan reageren, gelet op de ook voor klager geldende geheimhoudingsplicht.
Ook in productie 4 zijn mediationgeheimen opgenomen. Verweerder heeft klager geschaad
door gebruik te maken van informatie welke niet in de procedure mocht worden gebruikt.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. Hij stelt onder meer dat
hij de in het kader van de mediation in acht te nemen vertrouwelijkheid niet heeft
geschonden. De ex-partner heeft het in de betreffende stukken niet over de inhoud
van voorstellen of een concept ouderschapsplan. Verweerder heeft voorts, om discussie
te voorkomen, de betreffende producties na door de advocaat van klager op de schending
van de geheimhoudingsverplichting te zijn gewezen, steeds direct ingetrokken.
4.2 Voor het geval verweerder de vertrouwelijkheid van de mediation wel zou hebben
geschonden, geldt dat klager dat ook heeft gedaan (productie 15 bij de repliek van
klagers advocaat) en de ex-partner daarop haar reactie heeft willen geven.
4.3 De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
Toetsingskader
5.1 De klacht heeft betrekking op het handelen van een advocaat van een wederpartij.
Uitgangspunt is dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen
van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid
mag niet ten gunste van een wederpartij worden beknot, tenzij haar belangen nodeloos
en op ontoelaatbare wijze worden geschaad.
5.2 Eén van de beperkingen ter zake van de hiervoor bedoelde grote mate van vrijheid
is dat een advocaat niet mag onthullen wat tussen de betrokken partijen in het kader
van een mediation is besproken. Het is vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline
dat de uit hoofde van een mediationovereenkomst tussen partijen geldende geheimhoudingsverplichting
op onaanvaardbare wijze aan waarde zou inboeten als het de advocaat zou zijn toegestaan
naar eigen goeddunken, op grond van een eigen opvatting omtrent hetgeen het belang
van zijn cliënt meebrengt en zonder de wederpartij daarin te kennen, te bepalen dat
in de procedure gebruik zal worden gemaakt van stukken uit de mediation, of zich anderszins
uit te laten over het vermeend doel, de inhoud en/of de uitkomst van de mediation.
De geheimhoudingsverplichting rust ook op de advocaat als deze, zoals in het geval
van verweerder, niet direct bij de mediation betrokken is geweest en (dus) ook geen
geheimhoudingsverklaring heeft ondertekend (Hof van Discipline 3 juni 2019, ECLI:NL:TAHVD:2019:42,
Raad van Discipline Den Haag 9 januari 2023, ECLI:NL:TADRSGR:2023:5).
Klachtonderdeel a) – geheimhouding mediation
5.3 De raad is van oordeel dat verweerder de grenzen van de hem toekomende vrijheid
als advocaat van zijn cliënt heeft overschreden door informatie uit c.q. over de mediation
op te nemen in (de producties bij) zijn processtuk. Anders dan verweerder stelt, geldt
de geheimhouding niet alleen voor tijdens de mediation gedane voorstellen en opgestelde
concepten. De geheimhouding voert verder dan dat: alle informatie die tijdens de mediation
(zowel mondeling als schriftelijk) wordt gewisseld als ook alles wat tijdens de mediation
voorvalt, valt onder die geheimhouding, waaronder ook (maar niet uitsluitend) de gang
van zaken tijdens de mediation, over en weer geuite verwijten en de houding en emoties
van partijen. De achtergrond hiervan is dat partijen die deelnemen aan mediation erop
moeten kunnen vertrouwen dat zij tijdens de mediation geheel vrij zijn in hun doen
en laten zonder dat zij daar later, buiten de context van de mediation, bijvoorbeeld
in rechte, mee kunnen worden geconfronteerd. Slechts onder bijzondere omstandigheden
kan van deze geheimhoudingsplicht worden afgeweken. Van dergelijke omstandigheden
is de raad niet gebleken.
5.4 De raad is van oordeel dat verweerder meerdere malen met informatie uit de
producties 3 en 4 de geheimhouding heeft geschonden. Dat verweerder (delen van) de
producties op verzoek van klagers advocaat direct heeft ingetrokken, maakt dat niet
anders. Op dat moment was de geheimhouding immers al geschonden. Dit klachtonderdeel
is gegrond.
Klachtonderdeel b) – reactie verweerder
5.5 De raad stelt vast dat de rechtbank verweerder op 14 februari 2024 in de
gelegenheid heeft gesteld om te reageren op de ‘repliek alimentatie en wijziging verzoek
zorgregeling’. Het was juist klager die dáár vervolgens niet meer op mocht reageren.
Dit verwijt mist dan ook feitelijke grondslag en is ongegrond.
6 MAATREGEL
6.1 Verweerder heeft in strijd met de in de mediation afgesproken geheimhouding
gehandeld door bij een processtuk producties op te nemen met daarin uitlatingen van
zijn cliënte over de mediation. Verweerder heeft de betreffende producties onvoldoende
gecontroleerd en lichtvaardig ingediend. Hij heeft daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar
gehandeld en klagers vertrouwen dat alles uit de mediation geheim zou blijven geschaad.
6.2 Schending van de vertrouwelijkheid (een kernwaarde) is in beginsel van zodanige
ernst dat een berisping op zijn plaats is (zie Hof van Discipline 6 november 2020,
ECLI:NL:TAHVD:2020:223). De raad ziet in de bijzondere omstandigheden van dit geval
aanleiding te volstaan met een waarschuwing. Daarvoor is van belang dat verweerder
direct aan de beide verzoeken van klagers advocaat heeft voldaan en zijn producties
direct heeft ingetrokken. Verder weegt mee dat de eerste uitlating over de mediation
van de zijde van klager is gedaan (productie 15 bij de repliek van 2 februari 2024).
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerder op
grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van
€ 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is
geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer
schriftelijk aan verweerder door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond
van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 25,- reiskosten van klager,
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerder moet het bedrag van € 25,- aan reiskosten binnen vier weken nadat
deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager geeft binnen
twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder
door.
7.4 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder
b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is
geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A,
Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling
raad van discipline" en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdeel a) gegrond;
- verklaart klachtonderdeel b) ongegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 25,- aan klager,
op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de
Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald
in 7.4.
Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, voorzitter, mrs. A. Schaberg, D.M. de Knijff, H. Warendorp Torringa en D. Rijpma, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 23 juni 2025