ECLI:NL:TADRSHE:2025:103 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 25-313/DB/OB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2025:103
Datum uitspraak: 30-06-2025
Datum publicatie: 30-06-2025
Zaaknummer(s): 25-313/DB/OB
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Dat verweerder misbruik heeft gemaakt van procesrecht en heeft geweigerd om te zoeken naar een redelijke oplossing is niet gebleken. Ook het verwijt dat dat verweerder gegevens heeft vervalst en bewust valse documenten heeft ingeleverd bij de rechtbank en andere instanties, mist feitelijke grondslag. Voor de juistheid van het verwijt dat verweerder klaagsters leven en financiële situatie heeft ondermijnd heeft de voorzitter in de overgelegde stukken geen enkel aanknopingspunt gevonden. IN alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 30 juni 2025

in de zaak 25-313/DB/OB


naar aanleiding van de klacht van:

klaagster


over:

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline heeft kennisgenomen van het e-mailbericht van 9 mei 2025 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 7.1.

  1. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1 Klaagster en de cliënten van verweerder hebben een geschil (gehad) over onder meer de verkoop van een gezamenlijke woning.

1.2 Verweerder heeft, nadat vergeefs was geprobeerd om het geschil minnelijk op te lossen, namens zijn cliënten een gerechtelijke procedure tegen klaagster aanhangig gemaakt. In deze procedure heeft klaagster ter zitting ingestemd met de verkoop van de woning op de wijze zoals vastgelegd door de rechtbank in een vonnis.

1.3 Vervolgens heeft klaagster haar medewerking geweigerd, waarna verweerder namens zijn cliënten de ontruiming heeft gevorderd.

1.4 Op 10 oktober 2024 heeft klaagster tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken.

  1. KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende:

1. Verweerder heeft misbruik gemaakt van procesrecht;

2. Verweerder heeft geweigerd om te zoeken naar een redelijke oplossing;

3. Verweerder heeft gegevens vervalst en bewust valse documenten ingeleverd bij de rechtbank en andere instanties;

4. Verweerder heeft klaagsters leven en haar financiële situatie ondermijnd.

  1. VERWEER

3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

  1. BEOORDELING

4.1 Toetsingskader

Deze zaak betreft een klacht over de advocaat van de wederpartij. Voor alle advocaten geldt dat zij partijdig zijn en in principe alleen de belangen van hun eigen cliënt hoeven te behartigen. Zij hebben veel vrijheid om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is, maar die vrijheid is wel begrensd. Advocaten mogen de belangen van de wederpartij niet onnodig of op een ontoelaatbare manier schaden. Zij mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen advocaten niet bewust onjuiste informatie verschaffen. Daarbij geldt dat advocaten er in beginsel van mogen uitgaan dat de informatie die zij van hun cliënt hebben gekregen juist is. Slechts in uitzonderingsgevallen zijn advocaten gehouden de juistheid van die informatie te controleren. Tot slot hoeven advocaten in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken, opweegt tegen het nadeel dat zij aan de wederpartij toebrengen.

4.2 Klachtonderdelen 1 en 2 – misbruik van procesrecht en weigering regeling in der minne

De klachtonderdelen 1 en 2 hangen met elkaar samen en lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Klaagster verwijt verweerder dat hij misbruik heeft gemaakt van procesrecht en heeft geweigerd om te zoeken naar een redelijke oplossing. Verweerder heeft deze klachtonderdelen uitdrukkelijk en gemotiveerd weersproken. Verweerder heeft in dat verband naar voren gebracht dat hij namens zijn cliënten meerdere schikkingsvoorstellen heeft gedaan, die steeds door klaagster werden afgewezen. De voorzitter is, mede in het licht van het gemotiveerde verweer van verweerder, van oordeel dat klaagster dit klachtonderdeel onvoldoende met concrete feiten en omstandigheden heeft onderbouwd, zodat niet is komen vast te staan dat verweerder heeft geweigerd om een redelijke oplossing tot stand te brengen. Dat verweerder, in het kader van de behartiging van de belangen van zijn cliënten, klaagster in rechte heeft betrokken, kan hem evenmin tuchtrechtelijk worden verweten. Een wederpartij kan niet verlangen dat een advocaat in elke situatie tracht of blijft trachten een regeling in der minne te treffen. Dit is ter vrije beoordeling van de advocaat en zijn cliënt. Het is begrijpelijk dat klaagster de gerechtelijke procedures als onprettig heeft ervaren, maar dat betekent nog niet dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De voorzitter is kortom van oordeel dat uit de overgelegde stukken niet is gebleken dat verweerder heeft geweigerd om te zoeken naar een redelijke oplossing en misbruik van procesrecht heeft gemaakt. De klachtonderdelen 1 en 2 zijn dan ook kennelijk ongegrond.

4.3 Klachtonderdeel 3 – vervalste stukken

Klaagster verwijt verweerder dat hij gegevens vervalst en bewust valse documenten ingeleverd bij de rechtbank en andere instanties. Verweerder heeft ook dit klachtonderdeel uitdrukkelijk en gemotiveerd weersproken. Verweerder heeft naar voren gebracht dat hij geen stukken heeft vervalst, dat hij ook niet weet over welke stukken klaagster het heeft en dat de klacht is gebaseerd op misvattingen en ogenschijnlijke onbekendheid van klaagster met de materie en het recht. De voorzitter overweegt als volgt. Zoals hierboven overwogen geldt dat advocaten er in beginsel van mogen uitgaan dat de informatie die zij van hun cliënt hebben gekregen juist is en dat zij slechts in uitzonderingsgevallen gehouden zijn de juistheid van die informatie te controleren. Klaagster heeft onvoldoende onderbouwd waarom verweerder aan de juistheid van de van zijn cliënten verkregen informatie had behoren te twijfelen. Uit de overgelegde stukken blijkt naar het oordeel van de voorzitter geenszins dat verweerder stukken heeft vervalst en bewust valse documenten heeft ingediend. Omdat de feitelijke grondslag ontbreekt zal de voorzitter ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond verklaren.

4.4 Klachtonderdeel 4 – ondermijnen leven en financiële situatie

Klaagster verwijt verweerder tot slot dat hij haar leven en haar financiële situatie heeft ondermijnd. Ook dit klachtonderdeel is uitdrukkelijk door verweerder weersproken. Voor de juistheid van dit ernstige verwijt heeft de voorzitter in de overgelegde stukken geen enkel aanknopingspunt gevonden. Het was de taak van verweerder om de belangen van zijn cliënten te behartigen. Dat verweerder daarbij de belangen van klaagster onnodig of onevenredig zonder redelijk doel heeft geschaad, is niet gebleken. Klachtonderdeel 4 is derhalve eveneens kennelijk ongegrond.

4.5 De voorzitter komt tot de slotsom dat uit de overgelegde stukken niet is gebleken dat verweerder de grenzen van de aan hem, in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden. De voorzitter zal de klacht op grond van het voorgaande in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. V.E.J. Noelmans, voorzitter, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber- van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2025.

Griffier Voorzitter

Verzonden op: 30 juni 2025