ECLI:NL:TADRARL:2025:169 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 25-338/AL/NN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2025:169 |
---|---|
Datum uitspraak: | 30-06-2025 |
Datum publicatie: | 30-06-2025 |
Zaaknummer(s): | 25-338/AL/NN |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzitterbeslissing. De voorzitter verklaart diverse klachten over een advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 30 juni 2025
in de zaak 25-338/AL/NN
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter)
heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken
van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken)
van 21 mei 2025 met kenmerk 2024 KNN101 / 2372544. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen
van de e-mail met bijlage van klager van 4 juni 2025.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Op 2 juli 2024 heeft verweerster namens haar cliënt - de broer van klager
- bij de rechtbank, afdeling kanton, een verzoekschrift met bijlagen tot bewind en
mentorschap van hun moeder ingediend. In het verzoekschrift zijn de belanghebbenden
vermeld, waaronder klager. Klager is door de rechtbank als belanghebbende opgeroepen
voor de zitting op 15 augustus 2024.
1.2 Klager heeft op 23 juli 2024 een verweerschrift met bijlagen ingediend. De
griffie van de rechtbank heeft dit aan verweerster doorgestuurd.
1.3 Op 13 augustus 2024 heeft klager 27 aanvullende producties bij de griffie
van de rechtbank ingediend. De rechtbank heeft dit naar verweerster doorgestuurd.
1.4 Op 15 augustus 2024 heeft een zitting plaatsgevonden, waarbij ook de opgeroepen
belanghebbenden, waaronder klager, aanwezig waren. Klager heeft bij aanvang van de
zitting gemeld niet te beschikken over het verzoekschrift met bijlagen van verweerster.
Verweerster heeft aangegeven dat zij de aanvullende stukken van klager van 13 augustus
2024 niet had ontvangen. De rechtbank heeft de zitting voortgezet.
1.5 Op 7 september 2024 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) tijdens de zitting naar haar verzoekschrift met bijlagen te verwijzen in de
wetenschap dat klager daarover niet beschikte.
Toelichting: Op 16 juli 2024 en 13 augustus 2024 heeft klager contact gehad met de griffie van
de rechtbank voor toezending van het verzoekschrift van 2 juli 2024 van verweerster.
De griffie gaf aan daar niet over te beschikken. Bij aanvang van de zitting op 15
augustus 2024 heeft klager gemeld dat hij niet over het verzoekschrift met bijlagen
beschikte. Verweerster gaf toen aan dat haar eigen dossier ook niet compleet was.
Als advocaat had zij toen moeten aangeven dat dit in strijd was met het beginsel van
hoor- en wederhoor van artikel 19 van het Wetboek van Rechtsvordering (Rv). Zij koos
ervoor daar overheen te stappen en in haar betoog wel te verwijzen naar haar verzoekschrift
en een stuk van klager. De zitting is daarna doorgegaan. Daardoor is de rechtspositie
van klager en zijn moeder als betrokkene geschaad;
b) in het verzoekschrift en tijdens de zitting namens haar cliënt feitelijk onjuiste
zware beschuldigingen over klager te uiten zonder nader onderzoek, zoals vereist in
artikel 21 Rv.
Toelichting: Volgens de cliënt van verweerster hinderde klager hem onrechtmatig in de uitvoering
van zijn volmacht op grond van het levenstestament van hun moeder. Verweerster ging
daar klakkeloos in mee. Als zij de van haar cliënt verkregen informatie had onderzocht
had zij geweten dat die informatie niet juist was. Verweerster had zich ook moeten
onthouden van een persoonlijke lasterlijke aanval op klager.
3 VERWEER
3.1 De rechter heeft tijdens de zitting conform het bepaalde in artikel 19 Rv
verweerster en klager als belanghebbende ruim de gelegenheid geboden om hun standpunten
over en weer naar voren te brengen. Bij verweerster lag in deze geen verdere taak
of verplichting.
3.2 Artikel 21 Rv bevat een inspanningsverplichting van partijen en hun advocaten
om de beschikbare en relevante informatie aan de rechter aan te leveren. In het verlengde
daarvan geldt gedragsregel 8. Volgens verweerster mocht zij afgaan op de van haar
cliënt verkregen informatie zonder nader onderzoek en heeft zij dat op professionele
wijze gedaan met oog voor alle betrokkenen. Zij heeft de stellingen van haar cliënt
in het verzoekschrift onderbouwd met stukken. Waar nodig heeft zij ook verwezen naar
specifieke stukken. Het was aan de rechtbank om over de relevantie en juistheid daarvan
te oordelen. Onduidelijk is verder voor verweerster welke stellingen en verklaringen
onjuist zouden zijn geweest. Zij betwist tot slot dat sprake was van valsheid in geschrifte,
handelen in strijd met de goede trouw of misbruik van bevoegdheid door haar.
4 BEOORDELING
Maatstaf
4.1 Deze zaak betreft een klacht over de advocaat van de wederpartij van klager.
Voor alle advocaten geldt dat zij partijdig zijn en in principe alleen de belangen
van hun eigen cliënt hoeven te behartigen. Zij hebben veel vrijheid om te doen wat
in het belang van hun cliënt nodig is, maar die vrijheid is wel begrensd. Advocaten
mogen de belangen van de wederpartij niet onnodig of op een ontoelaatbare manier schaden.
Zij mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook
mogen advocaten niet bewust onjuiste informatie verschaffen. Daarbij geldt dat advocaten
er in beginsel van mogen uitgaan dat de informatie die zij van hun cliënt hebben gekregen
juist is. Slechts in uitzonderingsgevallen zijn advocaten gehouden de juistheid van
die informatie te controleren. Advocaten hoeven in het algemeen niet af te wegen of
het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken, opweegt tegen het nadeel dat
zij aan de wederpartij toebrengen.
Klachtonderdeel a)
4.2 Op grond van het Landelijk procesreglement voor verzoekschriften bij de rechtbanken,
kanton, inzake curatele, bewind en mentorschap dient de griffie van het betrokken
gerecht zorg te dragen voor het doorsturen van het verzoekschrift aan alle belanghebbenden.
Klager heeft als aanwezige belanghebbende bij aanvang van de zitting op 15 augustus
2024 aan de rechter gemeld dat hij niet beschikte over het verzoekschrift met bijlagen
van verweerster. Verweerster heeft op haar beurt kenbaar gemaakt dat zij de aanvullende
producties van klager van 13 augustus 2024 niet had ontvangen. Desondanks heeft de
behandelend rechter besloten om op basis van de kenbare informatie de zitting voort
te zetten. Op die beslissing van de rechter kon verweerster geen invloed uitoefenen
zodat haar daarvan tuchtrechtelijk ook geen verwijt kan worden gemaakt. Klachtonderdeel
a) zal kennelijk ongegrond worden verklaard.
Klachtonderdeel b)
4.3 Klager verwijt verweerster in het verzoekschrift en tijdens de procedure
stellingen en feiten naar voren te hebben gebracht waarvan zij wist, of had moeten
weten, dat deze onjuist waren. Naar het oordeel van de voorzitter mocht verweerster
zonder nader onderzoek afgaan op deze van haar cliënt ontvangen feitelijke informatie
zoals door haar gedaan. Klager heeft zowel schriftelijk als tijdens de zitting als
belanghebbende in de procedure verweer gevoerd tegen het door verweerster namens haar
cliënt gedane verzoek wat betreft de moeder en zo zijn standpunt onder de aandacht
van de rechter gebracht. Het behoort verder niet tot de taak van de tuchtrechter om
over de juistheid van feiten en standpunten in een procedure een oordeel te geven.
Dat is voorbehouden aan de behandelend rechter, tenzij duidelijk is dat de beklaagde
advocaat de hierboven genoemde maatstaf heeft overtreden. Daarvan is de voorzitter
uit de stukken niet gebleken.
4.4 Klager heeft zijn verdere verwijten over het optreden van verweerster onvoldoende
concreet onderbouwd. Dat klager dat als pijnlijk of lasterlijk heeft ervaren, is onvoldoende.
4.5 Nu verweerster tuchtrechtelijk geen verwijt treft, zal ook klachtonderdeel
b) kennelijk ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
- de klacht in alle onderdelen, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk
ongegrond.
Aldus beslist door mr. S.C. Hagedoorn, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door
mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 30 juni 2025