ECLI:NL:TADRARL:2025:166 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 25-392/AL/NN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2025:166
Datum uitspraak: 30-06-2025
Datum publicatie: 30-06-2025
Zaaknummer(s): 25-392/AL/NN
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Artikel 60 b e.v.
Beslissingen: Overige (tussen)beslissingen
Inhoudsindicatie: Toewijzing 60ab verzoek. Voldoende termen aanwezig om verzoek van de deken toe te wijzen. Onmiddellijke schorsing in de uitoefening van de praktijk. Termijn van zes weken voor de deken om dekenbezwaar in te dienen.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden
van 30 juni 2025
in de zaak 25-392/AL/NN
naar aanleiding van het verzoek op grond van artikel 60ab Advocatenwet van

de deken
over
verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 13 juni 2025 heeft de deken bij de raad een verzoek met bijlagen op grond van artikel 60ab Advocatenwet met kenmerk 2493474 tegen verweerder ingediend. De raad heeft het verzoek dezelfde dag digitaal ontvangen.
1.2 Het verzoek is behandeld op de zitting van de raad van 23 juni 2025. De deken was daar met een adjunct-secretaris digitaal bij aanwezig via Teams. Verweerder en zijn gemachtigde zijn, met bericht vooraf, niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennisgenomen van:
- het in 1.1 genoemde verzoek met bijlagen;
- de e-mail van de gemachtigde van verweerder van 16 juni 2025;
- de e-mail met bijlage van de deken van 19 juni 2025. Deze bijlage is een e-mail van de griffier van het kabinet rechter-commissaris van de rechtbank Noord-Nederland van 19 juni 2025.

2 FEITEN
Voor de beoordeling van het verzoek gaat de raad, gelet op de stukken en de op de zitting door de deken gegeven toelichting, uit van de volgende feiten.
2.1 Verweerder is op 22 februari 2002 ingeschreven als advocaat.
2.2 Op 11 juni 2025 is verweerder aangehouden.
2.3 Op 17 juni 2025 heeft de rechter-commissaris in het arrondissement Noord-Nederland op vordering van de officier van justitie ten aanzien van verweerder een bevel tot bewaring gegeven voor de duur van veertien dagen.

3 VERZOEK
3.1 De deken verzoekt de raad om verweerder met onmiddellijke ingang te schorsen in de uitoefening van zijn praktijk op grond van artikel 60ab leden 2 en 1 Advocatenwet. In dat verband wijst de deken erop dat verweerder zich momenteel in voorlopige hechtenis bevindt en daardoor niet in staat is om zijn beroep uit te oefenen.
Daarnaast stelt de deken dat op grond van het door de rechter-commissaris gegeven bevel van bewaring ook een ernstig vermoeden is gerezen van een handelen of nalaten door verweerder waardoor enig door artikel 46 Advocatenwet beschermd belang is geschaad of dreigt te worden geschaad. Volgens de deken wordt de integriteit van verweerder nu zo ernstig in twijfel getrokken dat het hem onmogelijk zal zijn om met de vereiste onafhankelijkheid en geloofwaardigheid de belangen van zijn cliënten te behartigen.
Tot slot verdient verweerder ook bescherming tegen pogingen tot eventuele beïnvloeding van welke partij dan ook, aldus de deken.
3.2 De deken verzoekt de raad haar op grond van artikel 60ab lid 5 Advocatenwet de maximale termijn van zes weken te gunnen voor het indienen van een dekenbezwaar tegen verweerder.

4 VERWEER
4.1 De gemachtigde van verweerder heeft in zijn e-mail van 16 juni 2025 vermeld dat hij zich in overleg met en namens verweerder refereert aan het oordeel van de raad over de toewijsbaarheid van het verzoek van de deken.

5 BEOORDELING
Schorsing op grond van artikel 60ab Advocatenwet
5.1 Op grond van artikel 60ab leden 1 en 2 Advocatenwet kan de raad op verzoek van de deken een advocaat met onmiddellijke ingang schorsen in de uitoefening van de praktijk als (lid 1) ten aanzien van die advocaat een ernstig vermoeden is gerezen van een handelen of nalaten waardoor enig in artikel 46 Advocatenwet beschermd belang is geschaad of dreigt te worden geschaad dan wel (lid 2) die advocaat zich in voorlopige hechtenis bevindt.
5.2 De raad is op grond van de onder 2 vermelde (niet betwiste) feiten, de inhoud van de e-mail van de griffier van het kabinet rechter-commissaris van de rechtbank Noord-Nederland van 19 juni 2025 en de door de deken ter zitting gegeven nadere toelichting op (artikel 60ab lid 1 Advocatenwet van) het verzoek van oordeel dat er voldoende termen aanwezig zijn om het verzoek van de deken toe te wijzen. De raad zal het verzoek van de deken dan ook toewijzen en verweerder met onmiddellijke ingang schorsen in de uitoefening van zijn praktijk.
5.3 De raad wijst het verzoek van de deken om haar de maximale termijn te gunnen voor het indienen van een dekenbezwaar eveneens toe. De raad bepaalt de termijn als bedoeld in artikel 60ab lid 5 Advocatenwet op zes weken na deze beslissing.

BESLISSING
De raad van discipline:
- wijst het verzoek van de deken op grond van artikel 60ab leden 2 en 1 Advocatenwet toe;
- schorst verweerder met onmiddellijke ingang in de uitoefening van zijn praktijk;
- bepaalt de termijn als bedoeld in artikel 60ab lid 5 Advocatenwet op zes weken na deze beslissing.

Aldus beslist door mr. G.F. van den Berg, voorzitter, mrs. H. van Katwijk en M. Lont, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2025.

Griffier Voorzitter

Verzonden d.d. 30 juni 2025