Zoekresultaten 12851-12900 van de 44943 resultaten

  • ECLI:NL:TADRARL:2020:70 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-496

    voorzittersbeslissing over de eigen advocaat in een familierechtelijk geschil. Naar het oordeel van de voorzitter is onder meer niet gebleken dat verweerster onvoldoende met klaagster heeft gecommuniceerd of haar onjuist heeft voorgelicht over gefinancierde rechtsbijstand. De vermeende onheuse bejegening is niet komen vast te staan. De klacht over een privé-gedraging van verweerster valt buiten het tuchtrecht. Klacht deels kennelijk ongegrond en deels kennelijk niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2020:50 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/467

    De IGJ verwijt de verpleegkundige dat hij zijn professionele grenzen als verpleegkundige heeft overschreden door tijdens de behandelrelatie een persoonlijke relatie aan te gaan, welke relatie kort na de opname van cliënte uitmondde in een seksuele relatie. De IGJ verwijt de verpleegkundige een beperkt inzicht in zijn handelen. De verpleegkundige heeft erkend en heeft spijt, maar dat hem een beperkt inzicht wordt verweten is volgens de verpleegkundige een verkeerde voorstelling van zaken en er bestaat ook geen risico op herhaling. Gegrond, schorsing

  • ECLI:NL:TADRARL:2020:64 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-213

    De klacht tegen verweerster over haar optreden in het familiegeschil van klaagster is grotendeels niet-ontvankelijk wegens het verstrijken van de driejaarstermijn (art. 46g lid 1 sub a Aw). De klacht over de mogelijkheden tot het aanvragen van een toevoeging voor klaagster is tijdig ingediend maar ongegrond. Weliswaar is een advocaat bij aanvang, en waar nodig tussentijds, gehouden om de mogelijkheden voor een toevoeging met de cliënt te bespreken, maar op een advocaat rust geen verplichting om met de cliënt de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand voor toekomstige zaken te bespreken. Ter zake valt verweerster tuchtrechtelijk geen verwijt te maken.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2020:72 Raad van Discipline Amsterdam 19-844/A/A

    Klacht over de eigen advocaat in alle onderdelen ongegrond. Volgens klager heeft verweerder zich schuldig gemaakt aan corruptie en heeft verweerder samengewerkt met de (advocaat van de) wederpartij van klager, de werkgever. Daarvan is echter niets gebleken.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2020:66 Raad van Discipline Amsterdam 20-092/A/NH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. Dat verweerder in zijn pleitnota feiten heeft geponeerd waarvan hij wist of had kunnen weten dat die onjuist waren, heeft klager tegenover het verweer van verweerder onvoldoende onderbouwd.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2020:51 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/408

    Klager verwijt de oogarts dat hij onzorgvuldig onderzoek heeft verricht en niet goed heeft geluisterd naar (de klachten van) klager. Klager heeft twee weken na het betreffende consult gebeld in verband met een verandering van het klachtenpatroon. Klager verwijt de oogarts dat hij toen pas een week later in zijn oogcentrum kon komen voor nader onderzoek, met alle gevolgen van dien. De oogarts heeft verweer gevoerd en verzoekt de klacht als (kennelijk) ongegrond af te wijzen. Gegrond, maatregel

  • ECLI:NL:TADRARL:2020:65 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-224

    De raad oordeelt de klachten tegen verweerder als advocaat van de wederpartij van klagers deels niet-ontvankelijk wegens het verstrijken van de driejaarstermijn (art. 46g lid 1 sub a Aw), voor het overige ontvankelijk. Verweerder kan tuchtrechtelijk niet worden aangerekend dat zijn cliënten klaarblijkelijk hebben nagelaten aan de vonnissen jegens klagers te voldoen en hem geen opdracht hebben gegeven tot het doen opheffen van de gelegde beslagen. Als partijdig advocaat mocht verweerder de standpunten in de procedures innemen van zijn cliënten zoals door hem gedaan op basis van de hem verstrekte informatie, terwijl klagers zich tegen in hun ogen onjuiste standpunten hadden kunnen verweren. Verweerder heeft in strijd met Regel 12 (gedragsregels 1992) gehandeld door middels overlegging van een getuigenverklaring in een procedure citaten uit confraternele correspondentie, zonder overleg met de advocaat van klagers noch met de deken, aan de rechter te overleggen. Daardoor heeft verweerder meegewerkt aan het openbaar maken van confraternele correspondentie. Dat zijn cliënt dat hem heeft verzocht, doet aan het tuchtrechtelijk verwijtbare karakter niet af. In zoverre gegrond. Waarschuwing. 

  • ECLI:NL:TNORDHA:2020:8 Kamer voor het notariaat Den Haag 19-18 en 19-19

    Ingevolge de Wet op het notarisambt heeft klaagster een onderzoek ingesteld naar het handelen van de notarissen. Zij zijn notaris bij [M]. [M] is een vennootschap, waarin de praktijkvennootschappen van drie notarissen en vijftien advocaten deelnemen en samenwerken.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2020:67 Raad van Discipline Amsterdam 20-094/A/NH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. Het is inherent aan een gerechtelijke procedure dat de standpunten van de verschillende partijen uiteen lopen. Dit betekent echter niet dat verweerder feiten heeft geponeerd waarvan hij wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat die onjuist waren.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2020:52 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/291

    Klaagster verwijt verweerster dat zij te laat heeft doorverwezen naar de kaakchirurg en heeft ten onrechte twee botstukken verwijderd. Ongegrond

  • ECLI:NL:TADRARL:2020:66 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-396

    Verweerster is ernstig tekortgeschoten in haar zorg jegens haar cliënte in het familiegeschil. Na ontvangst van de beschikking van het gerechtshof heeft verweerster geen actie ondernomen om het gerechtshof te verzoeken om een duidelijke kennelijke rekenfout in de alimentatie te laten herstellen. Evenmin heeft verweerster op deskundige wijze meteen na ontvangst van de beschikking aan klaagster uitgelegd wat daarvan voor haar de gevolgen waren. Als gevolg hiervan is klaagster, door haar eigen uitleg van de beslissing, ernstig in de financiële problemen terecht gekomen. Ondanks haar toezegging dan om een gedegen cassatieadvies in te winnen, is verweerster ook op dat punt tekortgeschoten in haar zorg jegens klaagster en heeft de cassatietermijn laten verlopen. Verweerster heeft klaagster ernstig aan haar lot overgelaten, ook bij de schadeclaim van klaagster, terwijl juist een advocaat hulp moet bieden bij het oplossen van dergelijke problemen. Tijdens de zitting heeft verweerster bij de raad bovendien niet de indruk gewekt op de hoogte te zijn van alle juridische mogelijkheden in dit soort zaken, wat de raad zorgelijk vindt. De raad spreekt uit dat verweerster onzorgvuldig heeft gehandeld jegens klaagster ex artikel 48 lid 9 Advocatenwet. Berisping.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2020:68 Raad van Discipline Amsterdam 20-095/A/NH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. De door verweerder gekozen bewoordingen in zijn e-mail aan klager zijn niet onnodig grievend. Ook is niet gebleken dat er onjuiste feiten in staan. Dat verweerder is vergeten om de bijlagen bij zijn e-mail te voegen is, los van de vraag of dit opzettelijk is gebeurd, niet iets wat hem tuchtrechtelijk kan worden verweten.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2020:62 Raad van Discipline Amsterdam 19-707/A/A

    Raadsbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij in een echtscheidingsprocedure. Het dreigen met informeren van de werkgever van klager is tuchtrechtelijk verwijtbaar. Het onjuist informeren van de rechtbank over niet bestaande rapporten van deskundigen is klachtwaardig. Schending kernwaarde integriteit. Klacht gedeeltelijk gegrond. Berisping en proceskostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2020:53 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2020/017

    Klager heeft een klacht ingediend tegen de voorzitter van de klachtencommissie van een beroepsvereniging (aangeklaagde). Klager stelt dat aangeklaagde geen correcte, deugdelijke en volledige klachtenprocedure heeft gevoerd, waarbij klager informatie is onthouden en door hem ingebrachte informatie is achtergehouden. Klager stelt dat de klachtbehandeling een totale amateuristische bestuurlijke chaos is en betwist de naar eigen zeggen ondeskundige en onwaarachtige uitspraak van de klachtencommissie, die door aangeklaagde als voorzitter is ondertekend. Omdat een verweer van de zijde van aangeklaagde niet tot een ander oordeel kan leiden, heeft de voorzitter geen aanleiding gezien om de voorzitter om een reactie op de klacht te vragen. De klacht is kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

  • ECLI:NL:TADRARL:2020:67 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-709

    Klager heeft verweerder verzocht om de eerder vastgestelde kinderalimentatie te herberekenen. Vast staat dat verweerder kort daarna onvoldoende heeft gecommuniceerd met de advocaat van de wederpartij van klager over zijn gewijzigde kantooradres en kennelijk ook niet heeft gezorgd voor doorzending door zijn voormalige kantoor van aan hem gerichte correspondentie naar zijn huidige kantoor. Naar het oordeel van de raad heeft het handelen van verweerder voorts niet voldaan aan de van hem te verwachten kwaliteitseisen omdat hij klager ondeskundig, op basis van zijn onjuiste berekening, heeft geadviseerd geen wijzigingsverzoek van kinderalimentatie in te dienen. Of sprake is van een gemaakte beroepsfout door verweerder is een civiel geschil. Als onbetwist staat wel vast dat verweerder herhaaldelijk heeft toegezegd aan klager om met een passend voorstel te komen om de door klager beweerdelijk geleden schade te compenseren, maar dat hij maanden later nog steeds geen voorstel aan klager niet heeft gedaan. Verweerder lijkt weg te lopen voor zijn verantwoordelijkheid als advocaat. Hij heeft noch bij de deken noch bij de raad een toelichting gegeven over de redenen van zijn mogelijk tuchtrechtelijk verwijtbare handelen. Dit is voor de raad een zorgelijke ontwikkeling. Berisping.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2020:69 Raad van Discipline Amsterdam 20-096/A/A

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat niet-ontvankelijk vanwege tijdsverloop.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2020:10 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2019/32 en 33

    Klaagster verwijt de twee notarissen dat zij “op zichzelf dan wel gezamenlijk” partijdig en onzorgvuldig hebben gehandeld bij het opstellen van de (concept-)akte(s) van verdeling met betrekking tot de woning van haar en haar ex-partner. De klacht valt uiteen in verschillende onderdelen. Klaagster verwijt de notarissen onder meer dat hun kantoor de door de ex-partner gegeven opdracht tot het opstellen van de concept-akte van verdeling heeft aangenomen, terwijl in de door klaagster en de ex-partner getekende en bij de medewerker van de notarissen bekend zijnde vaststellingsovereenkomst de afspraak is neergelegd dat klaagster de notaris mocht aanwijzen die de akte van verdeling zou passeren. De kamer is van oordeel dat de medewerker bekend, dan wel redelijkerwijs bekend had kunnen en moeten zijn, met deze afspraak. Het had daarom op de weg van de medewerker gelegen om bij klaagster te verifiëren of zij akkoord ging met opdrachtverlening aan het notariskantoor. Door dit niet te doen, heeft de medewerker niet op de juiste wijze gehandeld. Zijn handelwijze wordt aan de notarissen toegerekend. Dit klachtonderdeel wordt daarom jegens beide notarissen gegrond verklaard. Verder verwijt klaagster de notarissen dat zij niet is geïnformeerd over de aanvang van de werkzaamheden, dat zij niet is geraadpleegd over de inhoud van de door de medewerker opgestelde concept-akte van verdeling en de medewerker haar de eerste concept-akte niet heeft toegezonden. De kamer is van oordeel dat de handelwijze van de medewerker met betrekking tot de aanvang van de werkzaamheden en de eerste concept-akte niet correct is geweest. Hij had naast de ex-partner ook klaagster, die mede-eigenaar was van de te verdelen woning, moeten informeren over de aanvang van de werkzaamheden. De medewerker had de eerste concept-akte bovendien niet alleen aan de ex-partner, maar gelijktijdig ook aan klaagster moeten toesturen. De handelwijze van de medewerker wordt aan de notarissen toegerekend. Ook dit klachtonderdeel wordt jegens beide notarissen gegrond verklaard. Klaagster verwijt notaris 2 dat de medewerker de eerste concept-akte aan de ING Bank heeft verzonden, terwijl deze concept-akte niet naar klaagster is gezonden en haar ook geen toestemming is gevraagd om deze concept-akte aan de bank te sturen. De kamer is van oordeel dat de medewerker niet op de juiste wijze heeft gehandeld en dit wordt aan notaris 2 toegerekend. Het klachtonderdeel zal in zoverre jegens notaris 2 gegrond worden verklaard. De klacht wordt voor het overige ongegrond verklaard. Aan beide notarissen wordt de maatregel van waarschuwing opgelegd.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2020:63 Raad van Discipline Amsterdam 19-732/A/A

    Raadsbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij in een echtscheidingsprocedure. Partijen bestoken elkaar over en weer met procedures en de raad kan niet vaststellen dat dit specifiek aan de handelwijze van verweerster is te wijten. Klager heeft geen rechtstreeks belang bij het klachtonderdeel over het handelen van verweerster in strijd met de regels van de Raad voor Rechtsbijstand. Dit betreft een algemeen belang waarover alleen de deken een klacht kan indienen. Klacht ongegrond en voor een deel niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TADRARL:2020:68 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-710 19-759

    Dekenbezwaren. De raad is van oordeel dat verweerder in strijd met Regel 29 (gedragsregels 2018) heeft gehandeld door de deken in twee verschillende klachtonderzoeken niet de nodige informatie te verschaffen. Door ook geen verweer te voeren bij de raad lijkt verweerder zijn verantwoordelijkheid als advocaat te ontlopen. Dat is een ernstige en zorgelijke gang van zaken voor een advocaat. Op grond hiervan is de raad van oordeel dat aan verweerder in beide dekenbezwaren samen één maatregel moet worden opgelegd, namelijk een schorsing van vier weken in de uitoefening van zijn praktijk.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2020:48 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2020/016

    Klager heeft een klacht ingediend tegen de voorzitter van een beroepsvereniging (aangeklaagde). Klager stelt dat aangeklaagde de verantwoordelijkheid heeft voor een goede beroepsuitoefening en verwijt aangeklaagde dat deze tekort geschoten is om deze doelstelling te realiseren en te bewaken. Ook draagt aangeklaagde volgens klager de verantwoordelijkheid voor langdurig en collectief medisch falen van aangesloten leden. De voorzitter heeft beslist dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is. Omdat een verweer van de zijde van aangeklaagde niet tot een ander oordeel kan leiden, heeft de voorzitter geen aanleiding gezien om de voorzitter om een reactie op de klacht te vragen. Niet-ontvankelijk

  • ECLI:NL:TGDKG:2020:24 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/675142 / DW RK 19/601

    Beslissing op verzet. Klager beklaagt zich er over dat de gerechtsdeurwaarder de aan haar gedane contante betalingen blijft ontkennen, ondanks de verklaring van de hulpofficier van justitie. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TGDKG:2020:25 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/678194 / DW RK 20/14

    Beslissing op verzet. Verschoonbare termijnoverschrijding. Het had op de weg van de gerechtsdeurwaarders gelegen om klaagster (nogmaals) in de gelegenheid te stellen om tot betaling van de restantvordering over te gaan, nadat het beslag op het inkomen van haar ex-partner was mislukt. Door gelijk over te gaan tot het leggen van beslag op de bankrekening van de ex-partner van klaagster zijn de kosten opgelopen. Deze kosten hadden eventueel voorkomen kunnen worden als klaagster nogmaals was aangeschreven. Verzet en klacht gegrond. Maatregel van waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGDKG:2020:26 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/662283 DW RK 19/91

    De gerechtsdeurwaarder heeft ondanks het betalingsvoorstel van klaagster beslag onder de Belastingdienst gelegd. Niet duidelijk is geworden of de gerechtsdeurwaarder iets met het betalingsvoorstel van klaagster heeft gedaan. Verder is ten onrechte geen beslagvrije voet toegepast bij het beslag. De klacht is op deze onderdelen gegrond, voor het overige ongegrond. Maatregel van waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGDKG:2020:27 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/673442 / DW RK 19/544

    Beslissing op verzet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2020:7 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2019/51

    De klacht bestaat uit vier onderdelen. De notaris voert aan dat klager oneigenlijk gebruikmaakt van het tuchtrecht en klager daarom niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard in zijn klacht. De kamer volgt de notaris niet in zijn verweer. Het doet er namelijk niet toe wat de uiteindelijke beweegreden van klager is geweest om de onderhavige klacht in te dienen. De notaris voert ook aan dat klager te laat is met klagen voor zover het de klachtonderdelen 1 tot en met 3 betreft. Naar het oordeel van de kamer is alleen klachtonderdeel 1 te laat ingediend en is klager dus niet-ontvankelijk in dit klachtonderdeel. Klachtonderdeel 2 houdt het verwijt in dat de notaris de gelden, die voor de transacties met betrekking tot het kasteel en de inboedel door de koper op de derdengeldenrekening van de notaris waren gestort, heeft aangewend voor de aankoop van een ander pand door de koper. Volgens klager heeft de notaris hiermee het gezamenlijk passeren van de leveringsakten met betrekking tot het kasteel en de inboedel vertraagd en uiteindelijk onmogelijk gemaakt. De kamer is van oordeel dat de koper de notaris de opdracht mocht geven een deel van haar vermogen dat op zijn derdengeldenrekening stond, aan te wenden voor een onroerend goedtransactie met een derde. De notaris had op dat moment geen andere belangen in het oog te houden dan die van de koper en die derde. Klachtonderdeel 2 wordt dus ongegrond verklaard. Klachtonderdeel 3 houdt het verwijt in dat de notaris de door koper getekende koopovereenkomst roerende zaken niet heeft laten tekenen door klager, terwijl volgens klager al vanaf 6 juni 2016 sprake was van een perfecte koopovereenkomst. Los van de vraag of sprake is van een perfecte koopovereenkomst, staat volgens de kamer vast dat de koper en klager waren overeengekomen dat er een inboedellijst aan de koopovereenkomst moest worden gehecht. Ook staat vast dat de notaris klager in 2016 herhaaldelijk heeft gevraagd om de inboedellijst en dat de notaris pas op 25 februari 2017 voor het eerst een inboedellijst heeft ontvangen van klager. Naar het oordeel van de kamer kon de notaris in ieder geval vóór 25 februari 2017 dus niet anders dan klager de koopovereenkomst niet te laten tekenen. Verder staat vast dat de koper aan de notaris heeft laten weten niet met de door klager op 27 februari 2017 toegezonden inboedellijst in te stemmen. Klager en de notaris verschillen echter van mening over de vraag of het ontbreken van overeenstemming over de inboedellijst meebrengt dat de koopovereenkomst met betrekking tot de inboedel niet perfect is. De kamer is van oordeel dat deze discussie niet dient plaats te vinden in onderhavige tuchtprocedure. De beantwoording van de vraag of sprake is van een perfecte overeenkomst met betrekking tot de inboedel is voorbehouden aan de civiele rechter. Klachtonderdeel 3 wordt ongegrond verklaard. In klachtonderdeel 4 verwijt klager de notaris dat hij de levering van het kasteel heeft losgekoppeld van de levering van de inboedel en dat de notaris geen actie heeft ondernomen om de positie van klager ten aanzien van de verkochte inboedel veilig te stellen. De kamer is van oordeel dat de notaris de belangen van klager voldoende in het oog heeft gehouden. Klachtonderdeel 4 wordt daarom ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGDKG:2020:28 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/664938 DW RK 19/187

    De vordering betreffende een restschuld van een hypothecaire lening is middels aanmaningsbrieven gestuit . De gerechtsdeurwaarder heeft meerdere malen niet binnen een redelijke termijn op e-mails heeft gereageerd, dan wel pas nadat een rappel aan de gerechtsdeurwaarder is verzonden. Klacht gedeeltelijk gegrond. Maatregel van berisping en veroordeling proceskosten.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2020:8 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2019/52

    Het eerste klachtonderdeel betreft de vraag of de notaris voldoende zorgvuldig heeft gehandeld bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van vader en of zij voldoende heeft gewaarborgd dat vader zijn wil op onafhankelijke wijze - zonder beïnvloeding van derden - aan de notaris heeft kunnen overbrengen. Vast staat dat (het vermogen van) vader niet onder bewind of curatele was gesteld, zodat het hem in beginsel vrij stond rechtshandelingen te verrichten. Hoewel vader destijds op leeftijd was, is het de notaris niet gebleken dat hij daardoor niet in staat was om zijn wil te bepalen. De kamer heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de notaris. De notaris heeft voldoende naar voren gebracht dat zij de wilsbekwaamheid van vader heeft beoordeeld en dat er geen indicatoren waren die aanleiding vormden voor een nadere beoordeling van de wilsbekwaamheid. De kamer is van oordeel dat de notaris in de gegeven situatie voldoende alert is geweest op de wilsbekwaamheid van vader. In verband met de vraag of de notaris (ook) voldoende alert is geweest op de mogelijkheid van beïnvloeding van vader door de broer en de zus, overweegt de kamer dat het tot de kernverantwoordelijkheid van een notaris behoort om te waken voor een vrije en onafhankelijke wilsvorming van degene die een testament maakt. Een notaris dient dan ook al het nodige te doen om zich ervan te vergewissen dat de betrokkene bij het vormen en uiten van zijn of haar wil niet op ongewenste wijze is beïnvloed door (de aanwezigheid van) een derde. Een notaris heeft de vrijheid om te bepalen op welke wijze hij/zij uitvoering geeft aan deze verantwoordelijkheid. De kamer is van oordeel dat de notaris in de gegeven omstandigheden een voldoende zorgvuldige invulling heeft gegeven aan haar taak om te waken voor een vrije en onafhankelijke wilsvorming. Daarbij overweegt de kamer dat niet aannemelijk is geworden dat vader door enige beïnvloeding niet meer in staat zou zijn geweest zelfstandig zijn wil te bepalen. Klachtonderdeel 1 wordt daarom ongegrond verklaard. Het tweede klachtonderdeel houdt het verwijt in dat de notaris heeft geweigerd om antwoord te geven op de door de gemachtigde van klaagster tijdens een bespreking gestelde vragen. Omdat de notaris naar het oordeel van de kamer niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door zich op haar geheimhoudingsplicht te beroepen, heeft de kamer klachtonderdeel 2 ook ongegrond verklaard

  • ECLI:NL:TNORSHE:2020:9 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2019/42

    De klacht van het BFT tegen de notaris bestaat uit de volgende onderdelen: 1. het hebben van een negatieve kantoorliquiditeit en kantoorsolvabiliteit; 2. het niet voeren van een toereikende administratie; 3. het hebben van een bewaringstekort. De notaris heeft de (cijfermatige) bevindingen van het BFT niet betwist. De kamer is dan ook van oordeel dat de klacht in al haar onderdelen gegrond is. Naar het oordeel van de kamer zijn de feiten waarvan de notaris een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt zo ernstig dat ontzetting uit het ambt in beginsel op zijn plaats is. De notaris heeft een aantal bijzondere omstandigheden aangevoerd die volgens hem rechtvaardigen dat geen maatregel met directe of indirecte financiële gevolgen wordt opgelegd. De kamer volgt de notaris in zijn standpunt voor zover het de zwaarste maatregel (ontzetting uit het ambt) betreft en neemt daarbij een aantal bijzondere omstandigheden in aanmerking. Op grond van die bijzondere omstandigheden ziet de kamer in dit geval aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van ontzetting uit het ambt. Gelet op de aard, frequentie en ernst van de feiten die de notaris worden verweten, acht de kamer een schorsing in de uitoefening van het ambt voor de duur van een week gepast. Hierbij wordt ook in aanmerking genomen dat bij een zwaardere maatregel de financiële positie van (het kantoor van) de notaris nog ernstiger onder druk komt te staan

  • ECLI:NL:TGDKG:2020:23 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/671499 / DW RK 19/467

    Beslissing op verzet. Beslag op auto, klager betwist dat de auto op zijn naam heeft gestaan. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2020:57 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-195

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een arts. Beklaagde heeft patiënte op de SEH gezien, onderzocht en beoordeeld. De waarden van de nierfunctie die bij patiënte werd gemeten was geen contra-indicatie voor het voorschrijven van opiaten nu beklaagde de dosering heeft aangepast en de laagste dosering heeft voorgeschreven. De reactie die patiënte op de opiaten gaf – zoals de volgende dag bleek – was geen allergische reactie, maar een bekende bijwerking van dit medicijn. Met de symptomen die patiënte op dat moment had, behoefde zij niet in het ziekenhuis te worden opgenomen. Voorts is van belang dat beklaagde zich ervan had vergewist dat haar verzorging, door het inschakelen van extra nachtzorg, was geborgd. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TAHVD:2020:74 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190255

    Beklag tegen de weigering van de Raad van de Orde om het verzoek tot her-inschrijving op het tableau in behandeling te nemen (art. 5 Advw). De Raad heeft het verzoek afgewezen omdat gegronde vrees bestond dat klager bij hernieuwde inschrijving als advocaat inbreuk zal maken op de voor advocaten geldende wetten, verordeningen en besluiten of zich anderszins zal schuldig maken aan enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Het hof verklaart het beklag tegen die afwijzing ongegrond, vanwege: (i) de ernst en omvang van het tuchtrechtelijk verleden van klager. Klager heeft in het verleden veel tuchtklachten gehad, waaronder meerdere klachten die de kernwaarden (financiële) integriteit, vertrouwelijkheid en deskundigheid raken en waarvoor aan klager schrappingen zijn opgelegd. (ii) Het feit dat de noodzakelijke gedragsverandering zich pas gedeeltelijk heeft voorgedaan. Klager onderkent zijn fouten maar heeft dit inzicht pas sinds twee jaar terwijl de eerdere schrappingen een niet mis te verstaan signaal waren. De zelfreflectie van klager is vooral rationeel en dus beperkt. De waarborgen om terugval in oud gedrag te voorkomen bestaan onder meer uit de samenwerking met een coach, terwijl uit het assessmentverslag van klager blijkt dat klager autonoom werkt, een autoritaire stijl heeft en moeilijk leiding ontvangt. Dit bemoeilijkt het realiseren en bestendigen van de noodzakelijke gedragsverandering. (iii) De beperking van het uitoefenen van het beroep door de noodzakelijk geachte waarborgen. De voorgenomen organisatorische maatregelen bieden niet de benodigde overtuigende waarborgen ter voorkoming van nieuwe ontsporingen door klager. Verder is het voorgenomen toezicht door de coach dermate verstrekkend dat bij een eventuele beroepsuitoefening door klager de kernwaarden van de advocatuur, zoals onafhankelijkheid en vertrouwelijkheid, in het gedrang kunnen komen. (iv) De onduidelijke financiële situatie van klager. Er bestaat onvoldoende duidelijkheid over de financiële positie, en daarmee de onafhankelijkheid, van klager op verschillende terreinen. Zo is er onduidelijkheid over de gevolgen van de opheffing van het faillissement van zijn praktijkvennootschap, zoals mogelijke vorderingen van derden op klager, al dan niet op basis van bestuurdersaansprakelijkheid. Hetzelfde doet zich voor bij het faillissement van de Publicatie BV. Bij de financiële afwikkeling van de maatschap waar klager deel van uitmaakte, zijn vorderingen tegen klager ingediend (door zijn voormalige maten en een oud-cliënt) die nog altijd niet zijn afgewikkeld. Evenmin heeft klager voldoende informatie gegeven over het ontstaan en de afwikkeling van zijn persoonlijk faillissement. Klager heeft op al deze terreinen (desgevraagd) niet of onvoldoende duidelijkheid verschaft, terwijl dat wel van hem verwacht mocht worden. Klager heeft daarmee blijk gegeven van een gebrek aan besef van urgentie over zijn financiële problemen, en dat draagt bij aan de vrees voor financiële integriteit bij klager. Het hof wijst af het beklag tegen de weigering tot hernieuwde inschrijving op het tableau.

  • ECLI:NL:TAHVD:2020:68 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190139H

    Herzieningsverzoek niet-ontvankelijk. Verzoeker is klager en hij kan dus geen herziening verzoeken.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:100 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.111

    Klacht tegen huisarts. Klaagster was in 2008 als patiënt ingeschreven bij een huisartsenpraktijk. Door deze huisartsenpraktijk is ten behoeve van klaagster een verwijsbrief voor psychotherapie opgesteld. De huisarts houdt een huisartspraktijk samen met een collega-huisarts, die in die periode als waarnemend huisarts aan de huisartsenpraktijk van klaagster was verbonden. Klaagster is in 2011 onder curatele gesteld. Klaagster heeft een tweetal klachten tegen de huisarts ingediend, waaronder de klacht dat de huisarts mede-aansprakelijk is voor de gevolgen van een gedraging van de collega-huisarts. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klaagster niet-ontvankelijk verklaard in de klacht, omdat het klaagschrift niet aan de eisen voldoet. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat het (aanvullend) klaagschrift aan de eisen voldoet en verklaart klaagster vervolgens deels niet-ontvankelijk in haar klacht op grond van verjaring en verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2020:58 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-199a

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een arts. Beklaagde is niet actief bij de behandeling van patiënte betrokken geweest en heeft haar voor de eerste maal gezien ter vaststelling van haar overlijden. Dat zij in de brief voor de huisarts een foutieve administratieve aantekening uit het medisch dossier heeft overgenomen, kan haar tuchtrechtelijk niet worden aangerekend. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TAHVD:2020:75 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190229

    Klacht over eigen advocaat. Bij het hof heeft verweerder genoegzaam toegelicht dat de adviezen van verweerder aan klager in elkaars lijn liggen. De gestelde tegenstrijdigheid van die adviezen is door klager niet expliciet gemaakt. Tevens komt in beroep niet vast te staan dat door verweerder excessief is gedeclareerd. Dit is door klager onvoldoende toegelicht. Wel is verweerder onduidelijk geweest over zijn uurtarief en is hij niet transparant geweest over de oplopende advocaatkosten. Schorsing 2 weken, waarvan 1 week voorwaardelijk. Daarbij rekent het hof verweerder zwaar aan dat hij beslag heeft gelegd onder de wederpartij van klager ten laste van klager (een klachtonderdeel dat in beroep niet is voorgelegd aan het hof). Klacht gedeeltelijk gegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2020:69 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190299

    Beroep niet-ontvankelijk wegens appelverbod. Klaagster heeft onvoldoende aangevoerd om een doorbreking van het appelverbod te rechtvaardigen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:101 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.295

    Klacht tegen huisarts. Beklaagde was de huisarts van klaagster en heeft haar geadviseerd om tot een goede instelling van de schildklier te komen. Klaagster verwijt beklaagde ondeskundigheid, onverschilligheid, onprofessioneel handelen en onheuse bejegening tijdens een huisbezoek. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2020:59 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-199b

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een internist. Beklaagde is niet bij de behandeling van patiënte betrokken geweest. Hij heeft als supervisor de brief van de arts-assistent niet in opleiding voor de huisarts geaccordeerd. Dat in deze brief een foutieve administratieve aantekening in het medisch dossier is overgenomen, kan beklaagde niet worden aangerekend. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TAHVD:2020:70 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 200009

    Beklag tegen de weigering een advocaat aan te wijzen (art. 13 Advw). Voor een strafrechtelijke aangifte is geen bijstand van een advocaat nodig. Daartoe zou klaagster zelf in staat moeten zijn. Daarnaast is de deken niet bevoegd om een advocaat aan te wijzen voor een procedure in een ander arrondissement. Beklag ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2020:60 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-199c

    Ongegronde klacht tegen een maag-darm-lever-arts, internist . Geen sprake van bijzondere omstandigheden die reden geven tot twijfel over de vraag of klager bij het indienen van de klacht de wil van patiënte vertegenwoordigt. Onvoldoende reden om van de hoofdregel (ontvankelijkheid) af te wijken. Geen reden aan te nemen dat het onjuist is wat er in het dossier is opgenomen over de meermaals geuite wil van patiënte om haar leven te laten eindigen. Onder de gegeven omstandigheden is er geen sprake geweest van euthanasie of van palliatieve sedatie, maar van palliatieve zorg. Verweerder heeft niet onzorgvuldig gehandeld door onder die omstandigheden, in overeenstemming met de wil van patiënte zelf, de in opzet curatieve behandeling te staken. Voorts heeft verweerder de kinderen van patiënte, onder wie klager, bij het proces betrokken. Klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TAHVD:2020:71 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190286

    Geen doorbreking appelverbod, hoger beroep niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:99 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.100

    Klacht tegen huisarts. Klaagster was in 2008 als patiënt ingeschreven bij een huisartsenpraktijk. Door deze huisartsenpraktijk is ten behoeve van klaagster een verwijsbrief voor psychotherapie opgesteld. In die periode was de huisarts als waarnemend huisarts aan deze huisartsenpraktijk verbonden. Klaagster is in 2011 onder curatele gesteld. Klaagster heeft een viertal klachten tegen de huisarts ingediend, waaronder de klacht over de verwijsbrief. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klaagster niet-ontvankelijk verklaard in de klacht, omdat het klaagschrift niet aan de eisen voldoet. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat het (aanvullend) klaagschrift aan de eisen voldoet en verklaart klaagster vervolgens deels niet-ontvankelijk in haar klacht op grond van verjaring en verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2020:72 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190080H en 190237H

    Herzieningsverzoek tegen de verzetsbeslissing en tegen de wrakingsbeslissing van de raad is niet-ontvankelijk verklaard. Klager is geen advocaat ten aanzien waarvan een klacht gegrond is verklaard.

  • ECLI:NL:TAHVD:2020:73 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190234

    Klacht over advocaat wederpartij. Verweerder maakte een vergissing door tijdens een zitting te stellen dat klager in detentie zat, terwijl dat in een andere zaak van verweerder aan de orde was. Niet onnodig grieven. Klacht volledig ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:95 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.159

    Klacht tegen neuroloog. Klager is in 2013 behandeld door een plastisch chirurg. Nadien kreeg hij onder meer pijnklachten. Klager is in verband hiermee in de periode 2014 tot en met 2016 meermalen door een neuroloog (eveneens aangeklaagd) gezien. In 2017 is klager door zijn huisarts naar de in de onderhavige zaak aangeklaagde neuroloog verwezen. Klager verwijt deze neuroloog onder meer dat hij bewust klagers klachten en symptomen niet heeft erkend en behandeld en bewust een onjuiste diagnose heeft gesteld. Hij verwijt de neuroloog ook het achterhouden en manipuleren van medische gegevens van klager. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege heeft het beroep van klager tegen deze beslissing verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:96 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.161

    Klacht tegen longarts. Klager is vanwege aanhoudende ademhalingsklachten medio 2017 naar de longarts verwezen. De longarts heeft klager twee keer op consult gezien. Klager verwijt de longarts het bewust stellen van een onjuiste diagnose, het bewust achterhouden en manipuleren van medische gegevens van klager, het bewust opzetten van een samenzwering/complot en het bewust aangeven van zeer belastende informatie, met als doel dat derden die klagers medisch dossier in de toekomst doornemen, de indruk krijgen dat hij een verward, psychisch niet in orde en ongeloofwaardig mens is. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege heeft het beroep van klager tegen deze beslissing verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:97 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.164

    Klacht tegen radioloog. Klager is in 2013 behandeld door een plastisch chirurg. Nadien kreeg hij onder meer pijnklachten. Klager heeft in verband hiermee in 2016 bij de instelling waar de radioloog werkzaam was een MRI van de hersenen laten maken. Klager verwijt verweerder het bewust achterhouden en manipuleren van de medische gegevens van klager en het bewust en met opzet vermelden van deze gemanipuleerde gegevens van een MRI-onderzoek in het medisch verslag, zodat derden die klagers medisch verslag doornemen, een onjuiste indruk krijgen die niet is gebaseerd op de werkelijkheid. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege heeft het beroep van klager tegen deze beslissing verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:98 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.207

    Klacht tegen longarts. De vader van klager was bekend met COPD GOLD IV en sinds 2016 bij de longarts (poliklinisch) onder behandeling. De vader is begin 2018 met een longontsteking in het ziekenhuis opgenomen en daar na enkele dagen overleden. Klager verwijt de longarts dat zij zijn vader in 2017 een negatief reisadvies heeft gegeven, dat zijn vader tijdens de laatste ziekenhuisopname niet de juiste antibiotica heeft gekregen, dat op een verkeerde manier slijm is opgezogen en dat ten onrechte de zuurstoftoediening is opgehoogd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Daarbij is onder meer overwogen dat de longarts tijdens de laatste opname niet bij de behandeling van de vader betrokken is geweest en dat overigens het dossier geen aanknopingspunten biedt dat tijdens die opname onjuiste beslissingen zijn genomen. Het Centraal Tuchtcollege bevestigt deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2020:47 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/393

    Klaagster - pleegmoeder van een jong minderjarig kind - verwijt de GZ-psycholoog dat zij op basis van uiterst summier en onzorgvuldig verricht onderzoek - bestaande uit één enkel gesprek met de moeder en één observatie van moeder en kind - een verstrekkende conclusie heeft getrokken aangaande het opvoedperspectief. Verweerster heeft nagelaten te informeren naar de ontwikkelingen, achterstand en zorgen rondom het kind. Volgens klaagster zou het belang van het kind centraal moeten staan en zou de omgeving van het kind moeten worden betrokken in het onderzoek, zoals onder meer het horen van de pleegouders bij wie het kind sinds zijn geboorte woont. Het rapport van verweerster voldoet niet aan de vijf door het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg geformuleerde criteria. Verweerster heeft verweer gevoerd. Gegrond schorsing

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:93 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.157

    Klacht tegen neuroloog. Klager is in 2013 behandeld door een plastisch chirurg. Nadien kreeg hij onder meer pijnklachten. De neuroloog heeft klager in verband hiermee in de periode 2014 tot en met 2016 meermalen op consult gezien. Klager verwijt de neuroloog onder meer dat hij bewust klagers klachten en symptomen niet heeft erkend en behandeld en bewust een onjuiste diagnose heeft gesteld. Hij verwijt de neuroloog ook het achterhouden en manipuleren van medische gegevens van klager. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege heeft het beroep van klager tegen deze beslissing verworpen.