ECLI:NL:TNORARL:2021:13 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/378087 / KL RK 20-120

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2021:13
Datum uitspraak: 03-05-2021
Datum publicatie: 10-05-2021
Zaaknummer(s): C/05/378087 / KL RK 20-120
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht gegrond met berisping
Inhoudsindicatie: Klacht over de totstandkoming van partnerschapsvoorwaarden. Klager stelt dat hij niet juist is geïnformeerd en onvoldoende is voorgelicht over de consequenties die de partnerschapsvoorwaarden voor hem konden hebben.   Naar het oordeel van de kamer lag het, mede gelet op de persoonlijke omstandigheden van klager, op de weg van de notaris om nadrukkelijk aandacht te besteden aan de (mogelijke) verschillen in vermogensposities tussen klager en zijn partner. De notaris had klager expliciet moeten informeren over de consequenties voor zijn vermogen bij een eventuele echtscheiding.  Zelfs als de stelling van de notaris juist zou zijn dat klager en zijn partner op voorhand al een voorkeur hadden voor een algehele gemeenschap van goederen, dan nog behoorde het tot zijn taak om klager voor te lichten over de rechtsgevolgen van de verschillende opties en te verifiëren of de gemaakte keuzes aansloten bij zijn wensen. Dat de notaris dit heeft nagelaten acht de kamer tuchtrechtelijk verwijtbaar.   De kamer heeft dit onderdeel van de klacht gegrond verklaard en aan de notaris de maatregel van berisping opgelegd, met veroordeling in de proceskosten conform de richtlijn.  

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:        C/05/378087 / KL RK 20-120

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[ naam klager ],

wonende te [ woonplaats klager ],

klager,

tegen

[ naam notaris ] ,

notaris te [ vestigingsplaats notaris ],

gemachtigde: mr. P.R.T. Schulting, kantoorhoudende te Amsterdam.

Partijen worden hierna respectievelijk klager en de notaris genoemd.

1.         Het verloop van de procedure

1.1.      Het verloop van de procedure blijkt uit:

-          de klacht, met bijlagen, van 16 oktober 2020;

-          het verweer, met bijlage, van de notaris van 25 november 2020;

-          de e-mail met spreekaantekeningen van klager van 5 februari 2020.

1.2.      De klachtzaak is ter zitting van 8 februari 2020 behandeld. Zowel klager als de notaris, bijgestaan door zijn gemachtigde, hebben middels een videobelverbinding deelgenomen aan de mondelinge behandeling. Allen hebben het woord gevoerd, klager aan de hand van door hem overgelegde spreekaantekeningen.

2.         De feiten

2.1.      Op 3 januari 2018 heeft er een bespreking plaatsgevonden tussen klager, mevrouw [ naam van de vrouw ] (hierna: de vrouw), de notaris en een op het kantoor van de notaris werkzame kandidaat-notaris. Tijdens die bespreking is gesproken over de wensen van klager voor een (levens)testament en de mogelijkheden voor huwelijkse voorwaarden dan wel partnerschapsvoorwaarden.

2.2.      Op 11 januari 2018 heeft de notaris een concept van de partnerschapsvoorwaarden aan klager en de vrouw verzonden.

2.3.      Op 17 januari 2018 hebben klager en de vrouw ten overstaan van de notaris, na een tweede bespreking, (onder meer) partnerschapsvoorwaarden opgemaakt. In de partnerschapsvoorwaarden staat, voor zover relevant:

“Artikel 1

De partners sluiten elke gemeenschap van goederen uit.

Artikel 10

1.Bij ontbinding van het geregistreerd partnerschap door ontbinding krachtens rechterlijke uitspraak (…) zal tussen de partners (…) worden afgerekend alsof tussen de partners de wettelijke gemeenschap van geregistreerd partnerschap had bestaan, zoals deze gold op een en dertig december tweeduizend zeventien (31-12-2017), echter onder de bepalingen en met de uitzonderingen als hierna omschreven.”

2.4.      Op 22 januari 2018 zijn klager en de vrouw een geregistreerd partnerschap aangegaan.

2.5.      In juli 2019 zijn klager en de vrouw uit elkaar gegaan. Het geregistreerd partnerschap is op 25 maart 2020 ontbonden door inschrijving van de beschikking van rechtbank Noord-Nederland van 26 februari 2020 waarbij de ontbinding van het partnerschap is uitgesproken.

2.6.      Op 8 september 2020 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen klager en de notaris.

Dat gesprek heeft niet tot een voor klager bevredigend resultaat geleid, reden waarom klager onderhavige klacht heeft ingediend.

3.         De klacht en het verweer

3.1.      Klager verwijt de notaris dat hij zich niet aan de door hem afgelegde beroepseed heeft gehouden. De klacht valt uiteen in de volgende onderdelen:

1)      Niet voldaan aan zorg- en informatieplicht

Klager verkeerde in de veronderstelling dat de getekende partnerschapsvoorwaarden overeenkwamen met zijn wens om iedere gemeenschap van goederen met de vrouw uit te sluiten. Klager stelt dat hij niet juist is geïnformeerd en onvoldoende is voorgelicht over de consequenties die de partnerschapsvoorwaarden voor hem konden hebben. Als klager de strekking van de akte goed zou hebben begrepen, had hij deze niet ondertekend.

2)      Schijn van partijdigheid

Klager verwijt de notaris dat hij de schijn van partijdigheid jegens de vrouw heeft gewekt.

Ter onderbouwing voert klager aan dat hij niet voldoende is betrokken bij de totstandkoming van de inhoud van de partnerschapsvoorwaarden, met name wat betreft de tekst in artikel 10 over de finale verrekening bij echtscheiding. Alle contacten zijn onderhouden met de vrouw, terwijl zij degene was die groot voordeel bij de overeenkomst kon hebben. De vrouw is juridisch onderlegd en begreep de inhoud van de akte, terwijl klager als het ware dyslectisch is voor juridisch taalgebruik.

Klager eist dat de partnerschapsvoorwaarden worden vernietigd, omdat hij heeft gedwaald. Daarnaast wil hij dat er maatregelen worden genomen tegen de notaris. Ook wil klager dat zijn notaris-, advocaat- en proceskosten worden vergoed.

3.2.      De notaris heeft de verwijten van klager gemotiveerd betwist. Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling van de klacht, nader ingaan.

4.         De beoordeling

De toetsnorm

4.1.      Op grond van artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (Wna) zijn notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen. De tuchtrechter toetst of het handelen en/of nalaten van een notaris in strijd is met het bepaalde in de Wna en andere toepasselijke bepalingen.

4.2.      Aan deze norm wordt onder andere invulling gegeven door artikel 17 Wna op grond waarvan een notaris zijn ambt in onafhankelijkheid dient uit te oefenen en de belangen van alle bij de rechtshandeling betrokken partijen op onpartijdige wijze en met de grootst mogelijke zorgvuldigheid dient te behartigen.

4.3.      Gelet op het bepaalde in artikel 43 Wna dient een notaris de zakelijke inhoud van de akte te bespreken en dient hij daarop een toelichting te geven. Zo nodig wijst hij op de gevolgen die voor partijen uit de inhoud van die akte kunnen voortvloeien.

Omvang van de beoordeling

4.4.      Voor zover klager eist dat de partnerschapsvoorwaarden worden vernietigd, overweegt de kamer dat zij hiertoe niet de bevoegdheid heeft. Die bevoegdheid is voorbehouden aan de civiele rechter. De kamer zal klager niet-ontvankelijk verklaren op dit punt.

4.5.      Ditzelfde heeft te gelden voor zover klager de kamer heeft verzocht om hem een schadevergoeding toe te kennen voor de door hem gemaakte notaris- en advocaatkosten. Ook hier geldt dat die bevoegdheid is voorbehouden aan de civiele rechter. Daarom is klager ook niet-ontvankelijk op dit punt.

Klachtonderdeel 1 Zorg- en informatieplicht

4.6.      De kamer overweegt dat tussen partijen niet ter discussie staat dat tijdens de bespreking van 3 januari 2018 is gesproken over de wettelijke beperkte gemeenschap van goederen en diverse varianten voor huwelijkse voorwaarden. Uit de gespreksnotities van de notaris blijkt dat hierbij ook is gesproken over de variant waarbij klager en de vrouw konden kiezen voor een finaal verrekenbeding waarbij er bij echtscheiding zou worden afgerekend alsof sprake was van een algehele gemeenschap van goederen.

4.7.      Het ging voor klager om zijn derde huwelijk/geregistreerd partnerschap. Hij en de vrouw hadden pas relatief kort een relatie. Ook was de notaris op de hoogte van de gevoeligheden die speelden ten aanzien van de kinderen uit eerdere relaties.

4.8.      Ter zitting heeft de notaris verklaard dat hij tijdens de bespreking geen navraag heeft gedaan naar de vermogenspositie van partijen. Ook heeft hij verklaard dat hij klager en de vrouw niet nadrukkelijk heeft voorgelicht over de gevolgen voor dat vermogen bij een eventuele echtscheiding. Doordat de notaris kort daarvoor voor de vrouw de verkoop van haar woning en de aankoop van een perceel bouwgrond heeft verzorgd, was de notaris wel op de hoogte van de vermogenspositie van de vrouw, maar onvoldoende van het vermogen van de man. Dit terwijl er volgens klager een aanzienlijk verschil was in vermogenspositie tussen hem en de vrouw en de keuze voor het finale verrekenbeding bij echtscheiding voor hem dus aanzienlijke gevolgen heeft.

4.9.      Klager stelt dat het zijn uitdrukkelijke wens was om iedere gemeenschap van goederen met de vrouw uit te sluiten. De notaris stelt echter dat partijen op voorhand al aangaven een algehele gemeenschap van goederen te wensen. Daarom hoefde de notaris volgens hem niet nadrukkelijk stil te staan bij de vermogenspositie van partijen. 

Duidelijk is dat partijen een verschillende lezing hebben hoe de bespreking van 3 januari 2018 is verlopen. Naar het oordeel van de kamer lag het, mede gelet op de persoonlijke omstandigheden van klager, op de weg van de notaris om nadrukkelijk aandacht te besteden aan de (mogelijke) verschillen in vermogensposities. De notaris had klager expliciet moeten informeren over de consequenties voor zijn vermogen bij een eventuele echtscheiding.  Zelfs als de stelling van de notaris juist zou zijn dat klager en de vrouw op voorhand al een voorkeur hadden, dan nog behoorde het tot zijn taak om klager voor te lichten over de rechtsgevolgen van de verschillende opties en te verifiëren of de gemaakte keuzes aansloten bij zijn wensen. Dat de notaris dit heeft nagelaten acht de kamer tuchtrechtelijk verwijtbaar. Daarom zal de kamer dit klachtonderdeel gegrond verklaren.

Klachtonderdeel 2 Partijdigheid

4.10.     De kamer overweegt dat uit hetgeen is aangevoerd blijkt dat de bespreking met zowel klager als de vrouw is gevoerd. De ontwerpakte is aan hen beiden geadresseerd en naar hun gezamenlijke woonadres gestuurd. Niet is gebleken dat de notaris eenzijdig contact dan wel overleg met de vrouw alleen heeft gehad, ook niet over de keuze voor een finaal verrekenbeding bij echtscheiding. De kamer komt dan ook tot de conclusie dat de notaris in zijn communicatie met klager en de vrouw niet de schijn van partijdigheid jegens de vrouw heeft gewekt. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Maatregel

4.11.      Op de gegrondverklaring van een klacht past in beginsel een tuchtrechtelijke reactie.

Gezien de feiten en omstandigheden acht de kamer de maatregel van berisping passend en geboden.

Kostenveroordeling

4.12.     Omdat de kamer de klacht (gedeeltelijk) gegrond verklaart, dient de notaris op grond van artikel 99 lid 5 Wna het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem te vergoeden.

4.13.     De kamer ziet aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b lid 1 sub a Wna en de tijdelijke richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat, te veroordelen in de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken, forfaitair vastgesteld op een bedrag van € 50,-.

De notaris dient deze kosten en het griffierecht genoemd in 4.12 binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klager te vergoeden. Klager dient daarvoor tijdig zijn rekeningnummer schriftelijk door te geven aan de notaris.

4.14.     Verder ziet de kamer aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b lid 1 sub b Wna en de tijdelijke richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat, te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak zijn gemaakt. Deze kosten worden vastgesteld op € 3.500,-. De kamer bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de kamer. De notaris ontvangt hiervoor een nota van het LDCR te Utrecht.

5.         De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

-          verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn verzoek om de partnerschapsvoorwaarden te vernietigen;

-          verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn verzoek om schadevergoeding voor de door hem gemaakte notaris- en advocaatkosten;

-          verklaart klachtonderdeel 1 gegrond;

-          verklaart klachtonderdeel 2 ongegrond;

-          legt de notaris op de maatregel van berisping;

-          veroordeelt de notaris tot betaling van het griffierecht van € 50 aan klager op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder 4.13 bepaald;

-          veroordeelt de notaris tot betaling van de kosten van klager, vastgesteld op een bedrag van € 50, op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder 4.13 bepaald;

-          veroordeelt de notaris tot betaling van de kosten in verband met de behandeling van de zaak, vastgesteld op € 3.500, op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder 4.14 bepaald.

Deze beslissing is gegeven door mr. D. Vergunst, voorzitter, mr. I.C.J.I.M. van Dorp en

mr. M.R.H. Goossens, leden, en in tegenwoordigheid van mr. K.K.H. Wagemaker, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2021.

De secretaris

De voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.