ECLI:NL:TAHVD:2021:82 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 200268W

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2021:82
Datum uitspraak: 07-05-2021
Datum publicatie: 08-05-2021
Zaaknummer(s): 200268W
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Wraking
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Wrakingsverzoek. Verzoeker heeft een dag voor de zitting de kamer gewraakt omdat geen toestemming is verleend tot het maken van geluids- en beeldopnamen van de zitting. ​​​Bij gebrek aan wrakingsgronden kan de wrakingskamer niet vaststellen om welke reden ten aanzien van verweerders van het uitgangspunt dat zij onpartijdig zijn zou moeten worden afgeweken. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.

BESLISSING

van 7 mei 2021

in de zaak 200268W

naar aanleiding van het wrakingsverzoek van:

verzoeker

tegen:

verweerders

1    DE PROCEDURE BIJ DE RAAD EN HET HOF

Het Hof van Discipline (verder: het hof) verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 2 november 2020, gewezen onder nummer 20-047/AL/MN, waarbij de raad de klacht van verzoeker tegen [verweerder in hoofdzaak] van 18 november 2019 in alle onderdelen ongegrond heeft verklaard.

Deze beslissing is op tuchtrecht.nl gepubliceerd als ECLI:NL:TADRARL:2020:220.

Verzoeker heeft daartegen bij brief van 26 november 2020 beroep ingesteld bij het hof. Het beroep is geregistreerd onder zaaknummer 200268.

De dag voorafgaande aan de op 9 april 2021 geplande  mondelinge behandeling van dit beroep bij de meervoudige kamer van het hof, bestaande uit verweerders, heeft verzoeker de griffie van het hof (8 april 2021 om 15:27 uur) per e-mail bericht:

“Hierbij laat ik u alvast weten dat ik het Hof van discipline ga wraken u ontvangt morgenmiddag om 14:00 de wrakingsgronden.”

De griffie heeft verzoeker per kerende e-mail van 8 april 2021 te 16:37 uur bericht:

“Uw bericht ontving de griffie van het hof in goede orde. Gezien uw eerdere aankondigingen merken wij uw bericht aan als wrakingsverzoek. Dit betekent dat de behandeling van de zaak 200268 is aangehouden totdat op uw wraking is beslist. De door u aangekondigde gronden kunt u zoals aangekondigd morgen indienen”.

Nadien is van verzoeker niet meer vernomen.

In een e-mail van 26 april 2021 heeft de griffie van het hof de leden van de gewraakte kamer in de gelegenheid gesteld om op het wrakingsverzoek te reageren. Op 28 april 2021 heeft de voorzitter van de gewraakte kamer namens alle verweerders het volgende bericht:

“Namens de leden laat ik u weten dat de kamer niet berust in de wraking door [verzoeker]. De reden voor wraking is kennelijk gelegen in de weigering om toestemming te verlenen tot het maken van geluids- en beeldopnamen van de zitting. Die weigering, conform de huisregels, getuigt op geen enkele manier van vooringenomenheid als het gaat om de behandeling en de inhoud van de zaak.”

Het dossier van de wrakingskamer van het hof bevat (slechts) de hiervoor genoemde stukken: de beslissing van de raad, het beroepschrift van verzoeker, de twee e-mails van 8 april 2021, de e-mail van 26 april 2021 van de griffie en de reactie van verweerders van 28 april 2021.

Het hof heeft het wrakingsverzoek behandeld in raadkamer en de uitspraak bepaald op heden.

2    DE  WRAKING EN DE BEOORDELING DAARVAN

Toetsingskader

2.1    Bij de beoordeling van een wrakingsverzoek wordt vooropgesteld dat elk lid van het hof kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Dit volgt uit het bepaalde in artikel 56 lid 6 Advocatenwet in verbinding met de artikelen 512 tot en met 519 Wetboek van Strafvordering (Sv), die van overeenkomstige toepassing zijn verklaard. Het hof moet dus onderzoeken of dergelijke feiten of omstandigheden door verzoeker zijn gesteld en aannemelijk zijn geworden. Uitgangspunt daarbij is dat een lid van het hof moet worden vermoed uit hoofde van zijn benoeming/verkiezing onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat het lid ten opzichte van verzoeker vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is (HvD 23 september 2019, ECLI:NL:TAHVD:2019:164).

De wrakingsgronden

2.2    De wrakingskamer stelt vast dat er geen wrakingsgronden zijn ingediend.

Oordeel van de wrakingskamer

2.3    Bij gebrek aan wrakingsgronden kan de wrakingskamer niet vaststellen om welke reden ten aanzien van verweerders van het hiervoor geschetste uitgangspunt zou moeten worden afgeweken. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-    verklaart het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk;

-    bepaalt dat de procedure wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Aldus gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, en mrs. M.P.C.J. van Bavel en E.L. Pasma, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van der Hoorn, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2021.

griffier    voorzitter    

De beslissing is verzonden op 7 mei 2021.