ECLI:NL:TNORARL:2020:44 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/369184 KL RK 20-50

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2020:44
Datum uitspraak: 24-12-2020
Datum publicatie: 07-05-2021
Zaaknummer(s): C/05/369184 KL RK 20-50
Onderwerp:
  • Personen- en Familierecht
  • Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht gegrond met berisping
Inhoudsindicatie:   Door de akte van aanvaarding en overdracht executele van 11 april 2020 te laten passeren heeft de notaris willens en wetens de schorsingsbeslissing van de kantonrechter van 13 januari 2020 genegeerd, terwijl de aard en strekking van de schorsingsbeslissing voor hem duidelijk geweest moeten zijn. De notaris had de eindbeslissing op het ontslagverzoek moeten afwachten, alvorens al dan niet de executele te aanvaarden en/of over te dragen. Anders dan de notaris meent, is naar het oordeel van de kamer niet gebleken dat destijds sprake was van (acute) noodzaak tot beheer van de nalatenschap of van gegronde vrees dat de nalatenschap langere tijd onbeheerd zou blijven.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk: C/05/369184 KL RK 20 - 50

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[K.],

wonende te […],

gemachtigde: mr. M.G. Hees, advocaat te Den Bosch,

tegen

[N.],

notaris te […].

Partijen worden hierna respectievelijk klaagster en de notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit

-        de klacht, met bijlagen, van 14 april 2020

-        het verweer van de notaris met bijlagen van 2 juni 2020

-        de toelichting op de klacht van de gemachtigde van klaagster van 13 oktober 2020

-        de brief met bijlagen van de notaris van 23 oktober 2020

-        de e-mail met bijlage van de gemachtigde van klaagster van 10 november 2020

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 11 november 2020 behandeld, waarbij zijn verschenen de gemachtigde van klaagster enerzijds en de notaris anderzijds.

2. De feiten

2.1 Op 13 november 2015 heeft de notaris een testament opgesteld en gepasseerd ten behoeve van [E.] (hierna: erflaatster). Bij dit testament is de notaris benoemd tot executeur en bewindvoerder van de nalatenschap.

2.2 Op 18 oktober 2018 is bij beslissing van de kamer de notaris uit zijn ambt ontzet.

2.3 Op 24 oktober 2019 is erflaatster overleden. Klaagster is haar enig erfgenaam.

2.4 Op 26 november 2019 heeft het gerechtshof Amsterdam de beslissing van de kamer tot ambtsontzetting van de notaris bevestigd.

2.5 Op 20 december 2019 is de nalatenschap van erflaatster door  klaagster aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving.

2.6 Klaagster heeft bij op 30 december 2019 ingekomen verzoekschrift, de kantonrechter in Den Haag verzocht de notaris te schorsen en te ontslaan als executeur van de nalatenschap en een nieuwe executeur te benoemen.

2.7 In een beschikking van 13 januari 2020 heeft de kantonrechter overwogen dat de taak van de executeur van rechtswege is geëindigd omdat klaagster de erfenis op 20 december 2019 reeds had aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving, hetgeen betekent dat de nalatenschap moet worden vereffend. Om die reden heeft de kantonrechter klaagster in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de vraag of zij nog belang heeft bij de voortzetting van de behandeling van het ontslagverzoek en de notaris gevraagd zich uit te laten over de vraag of hij zijn taak inmiddels als geëindigd beschouwde. Tevens heeft de kantonrechter de notaris voor de duur van de procedure als executeur geschorst.

2.8 Op 11 april 2020 heeft de notaris middels een door notaris [M.] opgestelde akte “aanvaarding en overdracht executele” zijn benoeming tot executeur/afwikkelingsbewindvoerder en testamentair vruchtgebruikbewindvoerder aanvaard en de zogenaamde ruimschoots-verklaring afgelegd. Verder is de notaris bij deze akte teruggetreden als executeur en afwikkelingsbewindvoerder onder gelijktijdige benoeming van de besloten vennootschap [B.] als zijn opvolger in de executele en het afwikkelingsbewind.

2.9 Bij beschikking van 12 mei 2020 heeft de kantonrechter de notaris ontslagen als executeur en als afwikkelingsbewindvoerder in de nalatenschap.

3. De klacht en het verweer

3.1 Klaagster verwijt de notaris dat hij ondanks het feit dat hij per 13 januari 2020 door de kantonrechter als executeur en afwikkelingsbewindvoerder in de nalatenschap van erflaatster geschorst was, toch de uitoefening van genoemde functie op zich heeft genomen bij akte van 11 april 2020.

3.2 Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4. De beoordeling

Norm

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Artikel 17 Wna bepaalt dat de notaris zijn ambt uitoefent in onafhankelijkheid en de belangen behartigt van alle bij de rechtshandeling betrokken partijen op onpartijdige wijze en met de grootst mogelijke zorgvuldigheid.

Toetsing

4.3.1 De kamer stelt voorop dat de aanvulling op de klacht van de gemachtigde van klaagster van 13 oktober 2020 slechts bij de beoordeling van deze klacht wordt meegenomen voor zover deze een toelichting bevat op de oorspronkelijke klacht van klaagster. Voor zover de aanvulling nieuwe klachtgronden of klachtonderdelen bevat, wordt deze buiten beschouwing gelaten.

De brief van de gemachtigde van klaagster van 10 november 2020 met bijlagen wordt, aangezien de notaris daartegen geen bezwaar heeft gemaakt, wel bij de beoordeling betrokken.

4.3.2 Klaagster stelt zich op het standpunt dat de notaris door zijn schorsing als executeur op

13 januari 2020 niet de taken en bevoegdheden van een executeur had en dus ook zijn bevoegdheden niet aan een ander kon overdragen.

Er was daarbij geen sprake van een noodzaak om een opvolgend executeur te benoemen, als bedoeld in het bepaalde in artikel 4:149 lid 3 BW.

4.3.3 De notaris stelt zich op het standpunt dat hij door de schorsingsbeslissing van de kantonrechter wellicht geen beheershandelingen kon verrichten, maar wel beschikkingshandelingen en om die reden dus bevoegd was de executele te aanvaarden en over te dragen.

Schorsing van de executele kan naar de opvatting van de notaris alleen effect sorteren wanneer de executele eerst aanvaard is. Met dat doel heeft de notaris dan ook de akte van

11 april 2020 laten passeren. De notaris ziet de akte van 11 april 2020 als een voorziening in het belang van de nalatenschap, getroffen na overleg met de secretaris van het kantongerecht om te voorkomen dat deze onbeheerd zou blijven. Volgens de notaris heeft klaagster de notaris op oneigenlijke gronden willen beletten de executele te aanvaarden en ook om die reden de nalatenschap onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaard, zodat de executele in ieder geval zou eindigen door vereffening van de nalatenschap.

4.3.4 De kamer stelt vast dat de notaris door de akte van 11 april 2020 te laten passeren willens en wetens de schorsingsbeslissing van de kantonrechter van 13 januari 2020 genegeerd heeft. De kamer is van oordeel dat de aard en strekking van de schorsingsbeslissing duidelijk geweest moeten zijn.

De notaris had de eindbeslissing op het ontslagverzoek moeten afwachten, alvorens al dan niet de executele te aanvaarden en/of over te dragen.

Anders dan de notaris meent, is naar het oordeel van de kamer niet gebleken dat destijds sprake was van (acute) noodzaak tot beheer van de nalatenschap of van gegronde vrees dat de nalatenschap langere tijd onbeheerd zou blijven. Uit de stukken blijkt bovendien dat de notaris de executie van de nalatenschap al voorafgaand aan de akte van 11 april 2020, stilzwijgend dus, had opgepakt. Ook is niet komen vast te staan dat de secretaris van het kantongerecht de notaris zou hebben geadviseerd de executele door middel van een notariële akte te aanvaarden en over te dragen. De kamer zal de klacht daarom gegrond verklaren.

Maatregel

4.4 De aard en de ernst van de klacht rechtvaardigen de oplegging van een zware maatregel.

De notaris is door zijn handelen tegen een rechterlijke beslissing ingegaan en heeft daarbij gehandeld in strijd met de hem kenbare wil van de enig erfgenaam van de nalatenschap.

De notaris is inmiddels echter bij wijze van tuchtmaatregel reeds uit zijn ambt ontzet. De hier op te leggen tuchtmaatregel blijft daarom beperkt tot een berisping en een boete. De kamer acht een boete van € 10.000,00 gepast.

4.5 De boete dient binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing te worden betaald. Voor de betaling van de boete ontvangt de notaris een nota van het LDCR te Utrecht.

Kostenveroordeling

4.6 Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, dient de notaris op grond van artikel

99 lid 5 Wna het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,00 aan haar te vergoeden.  

4.7 De kamer ziet aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b lid 1 aanhef en sub a Wna en de tijdelijke richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat, te veroordelen in de kosten die klaagster in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken, forfaitair vastgesteld op een bedrag van € 50,00;

4.8 Tevens ziet de kamer aanleiding de notaris te veroordelen tot betaling van de kosten van klaagster in verband met beroepsmatig verleende rechtsbijstand . Hiervoor zal slechts één punt worden toegekend met een waarde van € 500,00, omdat de gemachtigde van klaagster gelijktijdig in de klacht van haar tegen notaris [M.] is opgetreden.

4.9 De notaris moet het griffierecht en de kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klaagster vergoeden. Klaagster dient daarvoor tijdig haar rekeningnummer schriftelijk door te geven aan de notaris.

4.10 Verder ziet de kamer aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b lid 1 aanhef en sub b Wna en de tijdelijke richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat, te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak zijn gemaakt. Deze kosten worden vastgesteld op € 3.500,00. De kamer bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de kamer. De notaris ontvangt hiervoor een nota van het LDCR te Utrecht.

4.11 Dit leidt tot de volgende beslissing.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt de notaris de maatregel op van berisping;

- bepaalt dat de notaris bij wijze van tuchtmaatregel een boete dient te betalen van      € 10.000,00 op de wijze als bepaald onder 4.5;

- bepaalt dat de notaris klaagster het door klaagster betaalde griffierecht (€ 50,00) en de gemaakte kosten (€ 50,00 + € 500,00 = € 550,00) vergoedt op de wijze als bepaald onder 4.9;

- bepaalt dat de notaris de kosten voor behandeling van deze zaak van € 3.500,00 betaalt op de wijze als bepaald onder 4.10.

Deze beslissing is gegeven door mrs. I.C.J.I.M. van Dorp, voorzitter, G.J. Meijer,

H.J. Vos, M.R.H. Goossens en V. Oostra, leden, en in tegenwoordigheid van

mr. M.J. Derksen, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 24 december 2020.

De secretaris

De voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.