ECLI:NL:TNORARL:2020:46 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/358621 / KL RK 19-116

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2020:46
Datum uitspraak: 08-05-2020
Datum publicatie: 10-05-2021
Zaaknummer(s): C/05/358621 / KL RK 19-116
Onderwerp:
  • Ondernemingsrecht
  • Overig
Beslissingen: Klacht gegrond met berisping
Inhoudsindicatie: Verwaarlozing identificatie- en Belehrungspflicht. Algemeen belang vordert voortzetting behandeling klacht en gegrondverklaring daarvan en maakt opleggen maatregel noodzakelijk.  Bij de oplegging van deze maatregel weegt de kamer mee dat het verzuim van de notaris niet alleen de kernwaarden van het notariaat raakt maar ook dat een vergelijkbaar verzuim voor het BFT al eerder een grond vormde een klacht tegen deze notaris in te dienen. Deze klacht werd door deze kamer gegrond verklaard met oplegging van de maatregel van berisping en een boete van € 10.000,00. Oplegging van een zwaardere maatregel lijkt daarom gerechtvaardigd. Echter vanwege verzachtende feiten en omstandigheden wordt volstaan met berisping.  

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:        C/05/358621 / KL RK 19 -116

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[K.],

wonende te […],

klaagster,

gemachtigde: mr. J.F. Bienfait,

tegen

[N.],

notaris te […],

gemachtigde: mr. P.J. de Jong Schouwenburg.

Partijen worden hierna respectievelijk klaagster en de notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit

-          de klacht, met bijlagen, van 2 september 2019

-          het verweer van de notaris van 14 oktober 2019

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 5 februari 2019 behandeld, waarbij beide partijen zijn verschenen.

1.3 Op 14 februari 2020 hebben de gemachtigden van partijen de kamer bericht dat zij in overleg zijn getreden en hebben zij de kamer verzocht om heropening dan wel om aanhouding van de klachtzaak in verband met het feit dat partijen met elkaar in overleg waren getreden en voornemens waren een vaststellingsovereenkomst te sluiten. Klaagster heeft vervolgens laten weten haar klacht in te trekken.

1.4 Bij e-mail bericht van 23 maart 2020 heeft de secretaris onder verwijzing naar

artikel 99 lid 22 Wna bericht dat de kamer ondanks de intrekking van de klacht van oordeel is dat het algemeen belang voortzetting van de behandeling van de zaak vordert.

2. De feiten

2.1 Bij e-mail van 18 januari 2017 heeft accountant [A.] (hierna: de accountant) de notaris verzocht de oprichting van een besloten vennootschap genaamd [S.] B.V. te verzorgen. Daarbij heeft de accountant de notaris de inschrijvingsformulieren voor de kamer van koophandel toegestuurd.

2.2 Uit de e-mail van de notaris van 19 januari 2017 volgt dat de onder 2.1 bedoelde B.V. in overleg met de accountant na de oprichting bij de kamer van koophandel zou worden geregistreerd als voortzetting van de eerder opgerichte vennootschap [R.] B.V.

2.3 Voor de oprichting van de nieuwe vennootschap werd gekozen omdat de oude vennootschap in zwaar weer verkeerde. Door een nieuwe vennootschap op te richten op naam van klaagster hoopte zij dat haar vriend, [L.], in zijn bedrijf werkzaam zou kunnen blijven.

2.4 Klaagster heeft bij de accountant haar handtekening gezet onder de volmacht voor de oprichtingsakte voor de nieuwe vennootschap. Zij heeft voorafgaand aan of bij gelegenheid van deze ondertekening de notaris gezien noch gesproken.

2.5 Op 7 maart 2017 heeft de notaris de oprichtingsakte gepasseerd.

2.6 Vanwege de gelijkenis in naam tussen de besloten vennootschap [S.] B.V. en de besloten vennootschap [R.] en het overeenkomende vestigingsadres hebben crediteuren van de oude vennootschap ([R.])vorderingen ingesteld tegen de nieuwe vennootschap ([S.]).

2.7 Nadat de oude vennootschap in staat van faillissement is verklaard, is mevrouw klaagster ook in persoon aangesproken op de betaling van de schulden van de oude vennootschap.

3. De klacht en het verweer

3.1  De vraag staat centraal of de notaris zijn werkzaamheden onzorgvuldig heeft verricht. De notaris heeft nagelaten klaagster voorafgaand aan het passeren van de oprichtingsakte persoonlijk te spreken en zij is ook anderszins in het geheel niet door hem gewezen op de (mogelijke) gevolgen die de gekozen constructie voor haar zou (kunnen) hebben. De notaris heeft zich er zelfs niet van vergewist of de accountant, die voor haar optrad, dit met haar had besproken.

3.2 Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient dus te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Artikel 17 lid 1 Wna bepaalt dat de notaris zijn ambt in onafhankelijkheid uitoefent en daarbij de belangen van alle betrokken partijen op onpartijdige wijze en met de grootst mogelijke zorgvuldigheid behartigt.

4.3 De notaris heeft blijkens de vaststellingsovereenkomst erkend dat hij in de nakoming van de hier bedoelde verplichtingen ernstig tekort is geschoten. De notaris heeft voor zijn tekortschieten excuses aangeboden aan klaagster en is met haar een regeling overeengekomen. Deze regeling is erop gericht haar te helpen de schade als gevolg van de door de notaris gemaakte fouten zoveel mogelijk te beperken en haar voor de geleden schade schadeloos te stellen.

4.4 De verwijten die de notaris treffen, raken de kernwaarden van het notarisambt. De essentie van de zorgvuldige uitoefening van dit ambt is erin gelegen dat de notaris zelf verantwoordelijkheid neemt voor de waarborging van deze waarden. Daar waar de notaris deze verantwoordelijkheid verwaarloost, schaadt de notaris niet alleen de belangen van zijn cliënten, maar ook het algemeen belang.

4.5 In dit geval heeft de notaris bedoelde verantwoordelijkheid in meerdere opzichten verwaarloosd. De notaris is er namelijk van uitgegaan dat hij als notaris niet alleen de identificatie van en de volmachtverlening door klaagster als oprichtster van de vennootschap, maar ook de in dit verband benodigde Belehrung over zou kunnen laten aan een externe partij.

De omstandigheid dat de notaris met bedoelde externe partij al langer als accountant samenwerkte, van de accountant specifieke instructies had ontvangen en eerder zaken had gedaan met de partner van klaagster, ontsloeg hem niet van zijn verantwoordelijkheden.

Dit geldt ook voor het feit dat de notaris bij de concept-oprichtingsakte een ‘toelichting op de akte oprichting’ heeft meegestuurd. Afgezien van het feit dat dit concept met toelichting niet aan klaagster rechtstreeks, maar aan de accountant is toegestuurd, is de toelichting namelijk algemeen van aard en bevat deze geen specifieke beschrijving van de gevolgen waar klaasgter speciaal in haar situatie rekening mee moest houden.

De notaris mocht er daarom niet van uitgaan dat hij door de toezending van deze stukken aan zijn Belehrungsverplichting had voldaan. Dit geldt temeer nu de notaris zich ook niet kan herinneren dan toch tenminste rechtstreeks telefonisch contact met klaagster te hebben gehad. Het enkele feit dat de telefoonnummers van klaagster en haar vriend in het dossier van de notaris genoteerd zijn, vormt onvoldoende grond om aan te nemen dat de notaris haar telefonisch over de (mogelijke) gevolgen van de voorgenomen oprichting heeft geïnformeerd.

Maatregel

4.6 Op grond van het voorgaande is de kamer van oordeel dat het algemeen belang niet alleen voortzetting van de behandeling en gegrondverklaring van de voorliggende klacht vordert, maar het ook noodzakelijk maakt dat aan de notaris een maatregel opgelegd wordt.

4.7 Bij de oplegging van deze maatregel weegt de kamer mee dat het verzuim van de notaris niet alleen de kernwaarden van het notariaat raakt maar ook dat een vergelijkbaar verzuim voor het BFT al eerder een grond vormde een klacht tegen de notaris in te dienen. Deze klacht (kenmerknummer C/05/354742 KL RK 19 - 84) werd door deze kamer gegrond verklaard met oplegging van de maatregel van berisping en een boete van € 10.000,00.

4.8 Tegen de achtergrond van het voorgaande lijkt in deze zaak oplegging van een zwaardere maatregel gerechtvaardigd. Echter de feiten waar het in deze zaak om gaat, hebben zich voorgedaan kort voorafgaand aan de feiten waarvoor de eerdere maatregel aan de notaris is opgelegd. Daarbij komt dat de notaris de kamer door de beschrijving van de inmiddels door hem genomen maatregelen ervan heeft overtuigd zijn praktijkvoering in het algemeen in overeenstemming te hebben gebracht met de daarvoor in dit verband te stellen eisen. Bovendien heeft hij de schadelijke gevolgen van zijn handelen in het geval van klaagster geheel voor zijn rekening laten komen. Om deze redenen komt de kamer tot de conclusie dat oplegging van de maatregel van berisping in deze zaak volstaat.

4.9 Aangezien de klacht is ingetrokken en gelet op de gesloten vaststellingsovereenkomst, zal geen kostenveroordeling ten gunste van klaagster worden uitgesproken.

4.10 Gelet op artikel 103b lid 1 sub b Wna en de tijdelijke richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat, zal de notaris worden veroordeeld in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak zijn gemaakt. Deze kosten worden vastgesteld op € 3.500,-. De kamer bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de kamer. De notaris ontvangt hiervoor een nota van het LDCR te Utrecht.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt de notaris op de maatregel van berisping;

- veroordeelt de notaris tot betaling van de kosten in verband met de behandeling van de zaak, vastgesteld op € 3.500,- , op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder alinea 4.9 bepaald.

Deze beslissing is gegeven door mr. D. Vergunst, voorzitter, mr. O. Nijhuis,

mr. L.P. Oostveen - ter Braak, leden, en in tegenwoordigheid van mr. M.J. Derksen, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2020.

De secretaris

De voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.