Zoekresultaten 3651-3695 van de 3695 resultaten

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:8 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-467/DB/ZWB

    Verzet. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en voorts rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:5 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5433

    Klacht tegen orthopedisch chirurg ongegrond. De klacht gaat over de behandeling van klaagster. Klaagster is scoliose patiënte en is in verband met de daaraan gerelateerde problematiek door verweerder geopereerd. Na deze operatie ging het aanvankelijk goed, maar na enige tijd kreeg klaagster pijnklachten en is uiteindelijk het osteosynthesemateriaal verwijderd. Na het verwijderen van dit materiaal is de scoliose terug gekomen. Volgens klaagster heeft verweerder bij de eerste operatie een onjuiste operatiemethodiek toegepast en heeft verweerder beeldmateriaal onjuist geïnterpreteerd, waardoor er ten onrechte van uit werd gegaan dat voldoende fusie was opgetreden. Tot slot verwijt klaagster verweerder dat hij niet open heeft willen zijn over de behandeling. Verweerder voert gemotiveerd verweer.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:6 Hof van Discipline 's Gravenhage 230106

    Intrekking hoger beroep.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:9 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-518/DB/LI

    Verzet. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en voorts rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:2 Hof van Discipline 's Gravenhage 220218

    Vernietiging beslissing raad. Klacht ongegrond. Is verweerster voldoende duidelijk geweest over de hoedanigheid waarin zij optrad? Het hof beantwoord deze vraag bevestigend en overweegt dat uit de e-mails en de context waarin ze geschreven zijn, blijkt dat verweerster geen onduidelijkheid over haar hoedanigheid heeft laten bestaan. De e-mail waarin verweerster de woordcombinatie "met name" gebruikt moet in de context van de overige correspondentie worden bezien. Verder weegt mee dat klager zich liet adviseren/bijstaan door een eigen advocaat.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:3 Hof van Discipline 's Gravenhage 230178

    Hoger beroep te laat ingesteld en daarom niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:11 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5598

    Ongegronde klacht tegen een verloskundige. Klager vindt dat de verloskundige zijn ex-partner geen gegevens uit haar medisch dossier mocht verstrekken. De passages bevatten opvattingen van de verloskundige op basis van onjuistheden die zijn ex-partner heeft verteld. Tot deze opvattingen heeft de verloskundige - zeker nu klager niet in de gelegenheid is gesteld zijn kant van het verhaal te vertellen - niet mogen komen. Klager is, doordat zijn ex-partner delen van haar medisch dossier in rechte heeft overgelegd en doordat de opvattingen van een verloskundige extra gewicht in de schaal leggen, in de echtscheidingsprocedure benadeeld. Het college is van oordeel dat er geen sprake is van het verstrekken van een verklaring en het verzoek van een behandelde om het dossier in te zien en/of daarvan een kopie te verkrijgen niet mag worden geweigerd. Klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:4 Hof van Discipline 's Gravenhage 230048

    Klacht over onvoldoende zorgvuldige belangenbehartiging door eigen advocaat. Verweerder heeft niet gewezen op risico’s van huuropschorting en over het hoofd gezien dat bij een zitting van de Huurcommissie twee zaken werden behandeld in plaats van één. Het hof bekrachtigt de beslissing van de raad, met dien verstande dat de maatregel wordt gematigd tot berisping.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:6 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2003

    Klacht tegen apotheker. Klaagster gebruikt sinds 2003 bloeddrukverlagende medicatie. Zij is ontevreden over de levering van haar medicatie door de apotheker, omdat de apotheker volgens klaagster stelselmatig probeert merkmedicijnen te vervangen door een generiek medicijn, met schade voor de gezondheid van klaagster. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht van klaagster voor een deel kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en voor het overige deel kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klaagster ingestelde beroep tegen die beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:1 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5832

    Klacht tegen psychiater. De minderjarige dochter van klaagster was vrijwillig opgenomen. Tijdens haar opname heeft de dochter meermalen (ernstig) geweld gepleegd dan wel daarmee gedreigd. Na een ernstig incident heeft de geneesheer-directeur besloten dat de opname moest worden beëindigd en heeft zij de psychiater om een second opinion gevraagd. Klaagster verwijt de psychiater dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld en in zijn rapportage een onvoldoende gefundeerde en foutieve diagnose heeft gesteld. Klacht gegrond; berisping.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:7 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1846

    Klacht tegen een psychiater. Klaagster heeft eerder een klacht ingediend tegen een bij de instelling werkzame gz-psycholoog. Het Regionaal Tuchtcollege heeft deze klacht gedeeltelijk gegrond verklaard en aan de gz-psycholoog een waarschuwing opgelegd. De gz-psycholoog heeft naar het oordeel van het college verzuimd om klaagster toestemming te vragen om informatie aan Veilig Thuis te verstrekken of ten minste de inhoud van de door de gz-psycholoog aan Veilig Thuis verstrekte informatie vooraf met klaagster te delen, zodat zij daarop had kunnen reageren. De gz-psycholoog heeft klaagster daar ook achteraf niet over geïnformeerd. Het college heeft zich niet uitgelaten over de juistheid van de verstrekte informatie. De psychiater is werkzaam als directeur zorg bij de instelling en als psychiater BIG-geregistreerd. Klaagster verwijt de psychiater (en een collega, eveneens aangeklaagd: C2023/1847) dat zij de genoemde uitspraak van het college niet heeft nageleefd. Klaagster wil dat de psychiater op grond van deze beslissing onderschrijft dat de door de gz-psycholoog aan Veilig Thuis verstrekte informatie uit het dossier wordt verwijderd. Voorts verwijt klaagster de psychiater dat er bij de instelling protocollen ontbreken hoe om te gaan met schending van het beroepsgeheim en dat daardoor een datalek is veroorzaakt, alsmede dat afspraken hieromtrent met ketenpartners ontbreken. Daardoor heeft klaagster het door de instelling veroorzaakte datalek zelf moeten dichten. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk niet-ontvankelijk omdat de psychiater uitsluitend in haar bevoegdheid als bestuurder heeft gereageerd op de verzoeken van klaagster. Dit handelen, en wat klaagster de psychiater verwijt te hebben nagelaten, heeft bovendien onvoldoende weerslag op de individuele gezondheidszorg. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:1 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5315

    Klacht tegen psychiater kennelijk ongegrond. Klaagster verwijt de psychiater dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld door onterecht een crisismaatregel en vervolgens twee zorgmachtigingen aan te vragen, en te lang een te hoge dosering depotmedicatie voor te schrijven. Het college oordeelt dat de psychiater niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:1 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1913

    Klacht tegen een arts. Klaagster bezocht in april 2014 de spoedeisende hulp. Naar eigen zeggen was zij op dat moment radioactief. Klaagster is op de SEH gezien door de arts. Zij was in die tijd in het ziekenhuis werkzaam als arts-assistent op de afdeling SEH. De arts heeft de voorlopige diagnose psychose gesteld en de crisisdienst gevraagd om klaagster te komen beoordelen. Klaagster verwijt de arts misdiagnose en valsheid in geschrifte. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:2 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5606

    Klacht tegen geneesheer/directeur van een GGZ-instelling over beëindiging van de behandelingsovereenkomst met 14-jarige patiënte. Deze had een ernstig incident in de instelling veroorzaakt waarbij een medewerkster brandwonden in het gezicht heeft opgelopen. De instelling vond dat zij daarna geen doelmatige opname kon bieden, dat er geen Wvggz-kader was. Het gebiedsteam had een aanvraag ‘gesloten machtiging’ vanuit de Jeugdwet heeft gedaan, maar dat deze was afgewezen. Een spoed OTS was aangevraagd maar vanwege vakanties zou in de lopende week geen oplossing komen. In het kader van de behandelovereenkomst zou de instelling IHT-Jeugd bieden en in het weekend was IHT volwassenen bereid huisbezoeken af te leggen. Daarna is de behandelingsovereenkomst feitelijk beëindigd. Patiënte is na aangifte door de geneesheer-directeur overgedragen voor verhoor aan de politie zonder dat passende vervolgzorg was geregeld. Het college komt tot het oordeel dat de psychiater tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht is gegrond waarbij de maatregel van berisping is opgelegd.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:8 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1847

    Klacht tegen een psychiater. Klaagster heeft eerder een klacht ingediend tegen een bij de instelling werkzame GZ-psycholoog. Het Regionaal Tuchtcollege heeft deze klacht gedeeltelijk gegrond verklaard en aan de GZ-psycholoog een waarschuwing opgelegd. De GZ-psycholoog heeft naar het oordeel van het college verzuimd om klaagster toestemming te vragen om informatie aan Veilig Thuis te verstrekken of ten minste de inhoud van de door de GZ-psycholoog aan Veilig Thuis verstrekte informatie vooraf met klaagster te delen, zodat zij daarop had kunnen reageren. De GZ-psycholoog heeft klaagster daar ook achteraf niet over geïnformeerd. Het college heeft zich niet uitgelaten over de juistheid van de verstrekte informatie. De psychiater is werkzaam als geneesheer-directeur kind en jeugd bij de instelling en als psychiater BIG-geregistreerd. Klaagster verwijt de psychiater (en een collega, eveneens aangeklaagd: C2023/1846) dat zij de genoemde uitspraak van het college niet heeft nageleefd. Klaagster wil dat de psychiater op grond van deze beslissing onderschrijft dat de door de GZ-psycholoog aan VT verstrekte informatie uit het dossier wordt verwijderd. Voorts verwijt klaagster de psychiater dat er bij de instelling protocollen ontbreken hoe om te gaan met schending van het beroepsgeheim en dat daardoor een datalek is veroorzaakt, alsmede dat afspraken hieromtrent met ketenpartners ontbreken. Daardoor heeft klaagster het door de instelling veroorzaakte datalek zelf moeten dichten.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:2 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1930

    Klacht tegen apotheker. De apotheker heeft de zorgverzekeraar van klaagster geadviseerd over de afbouwmedicatie zoals voorgeschreven door de huisarts van klaagster en meer specifiek of tapering van die medicatie valt onder het bereik van ‘rationale farmacotherapie’ die voor vergoeding door de zorgverzekering in aanmerking komt. Klaagster verwijt de apotheker dat zij op onjuiste, onvolledige en/of misleidende wijze en/of in strijd met regelgeving informatie heeft verstrekt aan klaagster en dat zij een patroon van bewust ernstig overschrijdend onzorgvuldig handelen heeft laten zien en op onacceptabele wijze met haar positie als advisering apotheker is omgegaan ten aanzien van de vergoedingsaanspraak van apotheekbereidingen, in dit geval afbouwmedicatie. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klaagster niet-ontvankelijk verklaard in de klacht. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klaagster ingestelde beroep tegen die beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:3 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5643

    Klacht tegen huisarts. Klaagster is meerdere keren bij verweerder op consult geweest wegens klachten van misselijkheid en duizeligheid. Ook viel zij in korte tijd veel af. De huisarts heeft klaagster medicatie voorgeschreven voor de misselijkheid en bloedonderzoek laten verrichten. Ook heeft hij klaagster verwezen naar de MDL-arts. Uit onderzoek kwamen geen afwijkingen naar voren. Wel constateerde de MDL-arts een verdikte lymfeklier. In de brief aan verweerder schreef de MDL-arts dat zij aan klaagster had geadviseerd met verweerder contact op te nemen om daar nader onderzoek naar te verrichten. Daarnaast adviseerde zij verweerder om verwijzing naar een KNO-arts of neuroloog te overwegen, vanwege draaiduizeligheid. Verweerder heeft klaagster vervolgens naar de KNO-arts verwezen. Deze constateerde BPPD. Klaagster kreeg hiervoor medicatie. De medicatie beviel niet en klaagster bleef afvallen. Zij meldde zich bij verweerder voor andere medicatie. Na controle bij de KNO-arts kreeg klaagster oefeningen voor haar BPPD. Ook is klaagster naar de fysiotherapeut gegaan en is zij door verweerder verwezen naar de revalidatiearts in verband met fibromyalgie. Klaagster is uiteindelijk overgestapt naar een andere huisarts in de praktijk bij verweerder. Er zijn nog meerdere onderzoeken door diverse specialisten gedaan. Uiteindelijk is bij klaagster de diagnose PLS gesteld. Klaagster verwijt verweerder – kort gezegd – nalatigheid ten aanzien van haar misselijkheidsklachten en dat hij niet heeft verteld dat zij een gezwel had in haar lymfeklier. Het college komt tot het oordeel dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht is in alle onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:9 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1867

    Klacht tegen een psychiater. De klacht gaat over de behandeling van klaagster bij een GGZ-instelling in verband met de bijzondere voorwaarden die opgelegd zijn bij een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. De psychiater behandelde klaagster. Onderdeel van het behandelplan was het opstellen van een Delictscenario (DS) en Delict-terugval-preventieplan (DTPP). Klaagster verwijt de psychiater een onzorgvuldige behandeling en onheuse bejegening in een vijfgesprek in het voorjaar van 2021. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:3 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1936

    IGJ heeft onderzoek gedaan naar de zorg voor een patiënte bij de organisatie waar verweerster werkte als verpleegkundige specialist GGZ. De patiënte leed aan anorexia nervosa en persoonlijkheidsproblematiek. De IGJ verwijt de verpleegkundig specialist dat zij een behandelovereenkomst met behandelvoorwaarden is aangegaan en betrokken is geweest bij de behandeling van de patiënte, terwijl zij noch de instelling kennis en ervaring op het gebied van eetstoornissen had. Hierdoor is de patiënte niet adequaat behandeld. Ook wordt haar onvoldoende dossiervoering verweten. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht ten aanzien van het aangaan van de behandelovereenkomst ongegrond verklaard, de klacht voor het overige gegrond verklaard en aan de verpleegkundig specialist GGZ een waarschuwing opgelegd. De IGJ is in beroep gekomen tegen deze beslissing. Het Centraal Tuchtcollege verklaart de klacht ten aanzien van het aangaan van de behandelovereenkomst alsnog gegrond en legt aan de verpleegkundig specialist GGZ de maatregel van berisping op.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:4 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1938 en C2023/1939

    Voordracht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) tot doorhaling vanwege ongeschiktheid tot het uitoefenen van het beroep van verpleegkundige én een tuchtklacht van IGJ tegen dezelfde verpleegkundige omdat zij volgens de IGJ in haar werkzame periode gehandeld heeft in strijd met artikel 47 lid 1 van de Wet BIG. Het Regionaal Tuchtcollege beveelt de doorhaling van de inschrijving van de verpleegkundige in het BIG-register, dan wel ontzegt de verpleegkundige, voor het geval zij op het moment van onherroepelijk worden van deze beslissing niet is ingeschreven in het BIG-register, het recht om wederom in dit register te worden ingeschreven en schorst bij wijze van voorlopige voorziening de bevoegdheid van de verpleegkundige om de aan de inschrijving in het BIG-register verbonden bevoegdheden uit te oefenen totdat de beslissing tot doorhaling van de inschrijving onherroepelijk is geworden dan wel in beroep is vernietigd. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de tuchtklacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege heeft de zaak ter terechtzitting behandeld, maar acht het onwenselijk dat de verpleegkundige geen juridische bijstand heeft in een ingrijpende juridische procedure die mogelijk een grote impact heeft op het verdere leven van de verpleegkundige. In deze tussenbeslissing wordt het onderzoek heropend en de behandeling van de zaak aangehouden.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:5 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1960

    Klacht tegen huisarts. De klacht gaat over de dochter van klaagster (patiënte) die op 22-jarigeleeftijd is overleden. De huisarts heeft patiënte als waarnemend huisarts gezien in verband met een verzoek om anticonceptie. De huisarts heeft patiënte een anticonceptiepil voorgeschreven. Patiënte is vier weken later door haar vriend dood aangetroffen. Bij postmortaal onderzoek bleek sprake van een voldragen zwangerschap. De foetus was eveneens overleden. De zwangerschap was niet zichtbaar en bij niemand bekend, ook niet bij patiënte zelf. Klaagster verwijt de huisarts onder andere dat zij tijdens het consult het menstruatiepatroon niet heeft uitgevraagd en niet heeft gevraagd naar de mogelijkheid van een bestaande zwangerschap bij patiënte. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat de huisarts niet verwijtbaar onzorgvuldig heeft gehandeld en dat de klacht ongegrond is. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klaagster ingestelde beroep.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:3 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-157/DB/ZWB

    Raadsbeslissing. Klacht over advocaat in hoedanigheid van deken. Gegrond verzet. De voorzitter heeft de klacht met toepassing van artikel 46j juncto 47b Advocatenwet kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De voorzitter heeft overwogen dat de in de onderhavige klachtzaak aan verweerster verweten gedragingen in essentie dezelfde zijn als de gedragingen waarover klaagster in haar klachten van 28 mei en 3 september 2021 heeft geklaagd en waarop door de raad onherroepelijk is beslist de raad bij beslissing van 23 mei 2022. Klaagster heeft in verzet met juistheid betoogd dat de voorzitter in de beslissing van 28 april 2023 ten onrechte heeft overwogen dat op 23 mei 2022 ten aanzien van verweerster reeds een onherroepelijke beslissing was genomen. Immers, klaagster heeft tegen de beslissing van de raad van 23 mei 2022 hoger beroep ingesteld, dat pas op 25 augustus 2023 ter zitting van het Hof van Discipline is behandeld en waarop het Hof van Discipline eerst op 20 oktober 2023 heeft beslist. Van een onherroepelijke beslissing was aldus op 28 april 2023 geen sprake. In zoverre is het verzet van klaagster gegrond. Uit de door de raad in zijn beslissing van 23 mei 2022 en de door het hof in zijn beslissing van 20 oktober 2023 vastgestelde feiten en de weergave van de klacht blijkt dat de in de onderhavige klacht aan verweerster verweten gedragingen in essentie dezelfde zijn als de gedragingen waarover klaagster in haar klachten van 28 mei en 3 september 2021 heeft geklaagd en waarop door het hof onherroepelijk is beslist. De raad verklaart de klacht, met toepassing van artikel 47b Advocatenwet, niet-ontvankelijk. De wijze waarop klaagster gebruik maakt van het tuchtrecht vormt naar het oordeel van de raad misbruik van recht. Klaagster moet er daarom rekening mee houden dat een volgende klacht tegen verweerster door de deken respectievelijk de raad buiten behandeling zal worden gesteld.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:14 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6211

    Voorzittersbeslissing. Klager heeft eerder tegen de gz-psycholoog een klacht ingediend wegens het afgeven van een medische verklaring. Over het afgeven van die verklaring door de gz-psycholoog is in de vorige zaak al geoordeeld en de eindbeslissing in die zaak is onherroepelijk geworden. Op grond van het ne-bis-in-idembeginsel kan de gz-psycholoog hiervoor niet nog een keer worden berecht. Dat klager nu meer de nadruk legt op de financiële gevolgen van het afgeven van de verklaring door de gz-psycholoog maakt dit niet anders. Klager is kennelijk niet-ontvankelijk in zijn klacht.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:1 Hof van Discipline 's Gravenhage 230049

    Klacht tegen eigen advocaat. Klacht gegrond. Niet is gebleken dat verweerder expliciet akkoord van klager had om het definitieve schikkingsvoorstel aan de tegenpartij te doen. E-mail onvoldoende om aan te nemen dat klager onvoorwaardelijk akkoord was. Weliswaar heeft klager daarin te kennen gegeven dat hij zou kunnen leven met een afkoopsom van € 205.000,-, maar daarin heeft klager het voorbehoud gemaakt ter zake van door hem geformuleerde voorwaarden. Overige klachtonderdelen ongegrond. Klager heeft onvoldoende onderbouwd in welk opzicht het voorstel van verweerder ongunstig was. Ook is het hof niet gebleken dat sprake is geweest van enige dwang van verweerder richting klager om tot ondertekening van de vaststellingsovereenkomst over te gaan. Verweerder heeft klager enkel nadrukkelijk en meermalen geadviseerd om de vaststellingsovereenkomst te tekenen/ na te leven, zoals partijen dat zijn overeengekomen. Maatregel van berisping.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:4 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-157/DB/ZWB

    Herstelbeslissing.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:5 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-538/DB/OB/D

    Dekenbezwaar. Verweerder heeft in de periode van onderzoek verschillende keren inbreuk gemaakt op de regel die inhoudt dat een advocaat in zijn praktijkuitoefening betalingen slechts giraal aanvaardt (artikel 6.27 lid 1 Voda) en verschillende contante betalingen aanvaard zonder zich ervan te vergewissen of er feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 6.27 lid 2 Voda waren die dat (en daarmee derhalve het afwijken van de hoofdregel als bedoeld in het eerste lid van artikel 6.27 Voda) rechtvaardigden. Verweerder heeft in de periode van onderzoek eenmaal een bedrag in contanten aanvaard van € 5.000, zonder dat verweerder daaraan voorafgaand overleg heeft gepleegd met de deken, in een periode van een jaar ten behoeve van dezelfde cliënt een of meer contante betalingen aanvaard met een gezamenlijke waarde van € 5.000 of meer, zonder dat verweerder daaraan voorafgaand overleg heeft gepleegd met de deken en verzuimd om onverwijld na ontvangst van de betreffende betalingen in beide hierboven genoemde situaties contact op te nemen met de deken voor overleg. Verweerder heeft zich schuldig gemaakt aan enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt en in het bijzonder niet financieel integer heeft gehandeld. Het verwijt van de deken dat verweerder bewust heeft getracht zich aan het bereik van artikel 6.27 lid 3 Voda te onttrekken, door in de boekhouding een betaling, die feitelijk € 5.000,-- bedroeg, boekhoudkundig met een bedrag van € 0,01 (dan wel € 0,05) te corrigeren, waardoor verweerder formeel gezien geen voorafgaand overleg met de deken hoefde te plegen, met welke gedraging verweerder feitelijk de deken op het verkeerde been heeft getracht te zetten, is ongegrond. Alles afwegend is de raad van oordeel dat de maatregel van een voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van vier weken passend is bij de gegrond bevonden tuchtrechtelijke verwijten.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:8 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5810

    Kennelijke ongegronde klacht tegen een verpleegkundige. Klaagster verwijt de transferverpleegkundige dat hij geen verdere behandeling voor klaagster bij een revalidatiecentrum of thuiszorg in het algemeen heeft geregeld en niet heeft gezorgd voor revalidatie en/of (verwijzing naar) fysiotherapie. Het college oordeelt dat de transferverpleegkundige heeft gehandeld naar de aanvraag zoals gedaan door de verpleegkundige in overleg met de arts van de afdeling waar klaagster verbleef. Het is aan de wijkverpleegkundige om de uiteindelijke indicatie voor de aard en de omvang van de thuiszorg te stellen. Uit de stukken volgt niet dat er een indicatie voor revalidatie of voor fysiotherapie is afgegeven. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:10 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5402

    Gegronde klacht tegen een verpleegkundige. Klager is de raad van bestuur van het ziekenhuis waar de verpleegkundige heeft gewerkt. Klager verwijt de verpleegkundige dat zij meerdere keren medicijnen (benzodiazepinen) zonder toestemming en/of instructie uit de medicijnkast van het ziekenhuis heeft weggenomen en dat zij uit een weggegooide ampul opnieuw vloeistof heeft opgetrokken, waarbij zij niet de instructies op het gebied van hygiëne of het vier-ogen principe heeft opgevolgd. Het college oordeelt dat de verpleegkundige niet alleen de protocollen van het ziekenhuis die betrekking hebben op het medicatiebeleid en het afvoeren van afval met voeten heeft getreden, maar ook in meer algemene zin de veiligheid van patiënten ernstig in gevaar heeft gebracht of had kunnen brengen. Van belang hierbij is dat het college er niet achter is gekomen waarom de verpleegkundige op deze wijze handelde. Het college gaat ervan uit dat de verpleegkundige niet in staat is tot reflectie en daarmee verandering van het gedrag. Doorhaling inschrijving in BIG-register en directe schorsing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:9 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5640

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een verpleegkundige. Klaagster verwijt de verpleegkundige dat zij in een gesprek met de broer van klaagster, de suggestie van klaagster, hoe zij haar broer goed te woord kon staan heeft genegeerd, wat tot ernstige consequenties voor haar broer heeft geleid. Het college kan niet vaststellen wat de verpleegkundige al dan niet, mogelijk tegen de suggestie van klaagster in, met de broer van klaagster heeft besproken. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:4 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-431/DH/RO

    Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:1 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-730/AL/NN

    Gedeeltelijke tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde schorsing.

  • ECLI:NL:TACAKN:2024:1 Accountantskamer Zwolle 23/645 Wtra AK

    Klacht over wettelijke controle jaarrekening. De accountant heeft een goedkeurende controleverklaring met een continuïteitsparagraaf afgegeven bij de jaarrekening van een B.V. over boekjaar 2018. De AFM heeft een onderzoek uitgevoerd naar deze controle en geconcludeerd dat de accountant geen voldoende en geen geschikte controle-informatie heeft verkregen om het (verhoogde) controlerisico tot een aanvaardbaar laag niveau terug te brengen. Het controledossier was nagenoeg leeg. De accountant was daardoor niet in staat om redelijke conclusies te trekken, waarop hij zijn oordeel kon baseren.De klacht is gegrond. De Accountantskamer legt aan betrokkene de maatregel van doorhaling voor de duur van twee jaren op. De accountant heeft onvoldoende inzicht verkregen in wat er met de investeringen in financiële vaste activa van €1,3 miljard is gebeurd en of de jaarrekening hieromtrent een getrouw beeld geeft. Van de accountant mag een professioneel-kritische instelling worden verwacht, maar daaraan ontbrak het volkomen.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:2 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-326/DH/RO

    Verzet niet-ontvankelijk. Te laat.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:1 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 22-998/DB/OB

    Verzetbeslissing. Klager heeft verzet ingesteld tegen een beslissing van de raad. In de onderwerpregel van klagers brief is vermeld: “Verzet in zaak 22-998/DB/OB volgens artikel 46h lid 1”. In dit bericht deelt klager mede verzet in te stellen tegen de beslissing van de raad, voor zover (althans zo begrijpt de raad klagers brief) de raad de klachtonderdelen 1 en 2 niet-ontvankelijk heeft verklaard. In artikel 46h Advocatenwet is bepaald dat tegen een beslissing van de voorzitter op grond van artikel 46g Advocatenwet verzet kan worden ingesteld. De beslissing d.d. 26 juni 2023 is echter geen beslissing van de voorzitter, maar een beslissing van de raad, waarin de raad met toepassing van artikel 46g Advocatenwet de klachtonderdelen 1 en 2 niet-ontvankelijk heeft verklaard. In artikel 56 Advocatenwet is bepaald dat tegen beslissingen van de raad hoger beroep kan worden ingesteld bij het Hof van Discipline. Tegen beslissingen van de raad kan geen verzet worden ingesteld. Tegen de beslissing van de raad van 26 juni 2023 staat het rechtsmiddel van verzet niet open. Verzet niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:3 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-361/DH/RO

    Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:2 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-279/DB/LI

    Verzetbeslissing. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en voorts rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:5 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5827

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een chirurg. De plastisch chirurg heeft bij klaagster een lipoom aan de linkerzijde van de heup operatief verwijderd. Klaagster verwijt de plastisch chirurg onder andere dat hij het operatiegebied niet gedesinfecteerd heeft en dat de nazorg onvoldoende was. Het is volgens het college niet aannemelijk dat de plastisch chirurg het operatiegebied niet ontsmet heeft. Bovendien betekent het ontstaan van een infectie niet zonder meer dat het niet ontsmet is. Dat klaagster is geïnformeerd over de ingreep vindt steun in het medisch dossier. Niet kan worden vastgesteld dat de plastisch chirurg te weinig aandacht aan klaagster heeft besteed. Hij kan voorts niet verantwoordelijk worden gehouden voor het handelen van een andere zorgverlener (verpleegkundige). Klacht is kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:6 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5707

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een chirurg. De chirurg heeft bij klager een liesbreukcorrectie verricht. Klager verwijt de chirurg dat hij tijdens de operatie zijn lymfeklieren heeft doorgesneden waardoor klager tot op heden verschillende lichamelijke klachten heeft. Het college is van oordeel dat de chirurg adequaat onderzoek heeft gedaan naar de klachten die klager ervaarde na de liesbreukcorrectie en naar de vraag of deze daarvan een gevolg zouden kunnen zijn. Het college kan niet vaststellen de chirurg bij de liesbreukcorrectie de lymfeklieren van klager beschadigd dan wel doorgesneden heeft. Klacht is kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:7 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5779

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een chirurg. De chirurg heeft bij klaagster een nodulair basaalcelcarcinoom op het voorhoofd weggehaald. Klaagster verwijt de chirurg dat zij haar toen, bij het verdoven van haar voorhoofd, blijvende schade heeft toegebracht. Het college overweegt dat het raken van een zenuw bij het verdoven iets is dat kan voorkomen. Dit is vervelend voor de patiënt maar betekent op zichzelf niet dat de chirurg onzorgvuldig te werk is gegaan. Het college kan niet vaststellen dat de klachten het gevolg zijn van het raken van een zenuw door de chirurg. Klacht is kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:3 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5531

    Deels gegronde klacht tegen een plastisch chirurg. De plastisch chirurg heeft bij klaagster een operatie uitgevoerd welke bestond uit het verwijderen van een zwelling, op de plek waar de plastisch chirurg eerder een lipofilling uitvoerde. Klaagster verwijt de plastisch chirurg dat hij haar onvoldoende heeft geïnformeerd over de aard en de ernst van de operatie en de gevolgen daarvan, dat er onjuistheden in haar medisch dossier en de ontslagbrieven zijn opgenomen en dat de plastisch chirurg onvoldoende nazorg heeft geboden. Klaagster besloot zelf eerder weg te gaan op haar ontslagdatum en niet het ontslaggesprek met de plastisch chirurg af te wachten. Ook de controleafspraak een week later is door klaagster geannuleerd. Dat de leefregels na de operatie niet zijn besproken en dat de plastisch chirurg geen nazorg heeft kunnen leveren is de plastisch chirurg daarom niet te verwijten. Wel stelt het college vast dat er onjuistheden in de ontslagbrieven zijn vermeld. Deze zijn ontstaan door het automatisch genereren van deze brieven. Deze omissie heeft geen consequenties gehad. Klacht gegrond, geen maatregel.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:4 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5769

    Deels gegronde klacht tegen een plastisch chirurg. De plastisch chirurg heeft een borstvergroting bij klaagster uitgevoerd. Klaagster vindt dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld door heeft geweigerd haar medisch dossier te verstrekken, de nacontroles door een ondeskundig persoon heeft laten uitvoeren en de consulente de gelegenheid heeft gegeven foto’s van klaagster met ontbloot bovenlijf te maken en deze openbaar te maken. De plastisch chirurg heeft nacontroles laten uitvoeren door iemand die geen medische opleiding heeft gevolgd en voor de door haar uitgevoerde nacontroles niet bevoegd was. Het is moeilijk te begrijpen dat de controles niet werden verricht door de blijkbaar aanwezige bevoegde en bekwame arts of verpleegkundige. De nazorg en de nacontroles dienen door de chirurg zelf of door bevoegd en bekwaam personeel te worden uitgevoerd. De plastisch chirurg is niet betrokken geweest bij het openbaar maken van foto’s en kan daar niet verantwoordelijk voor worden gehouden. Tot slot kan niet worden vastgesteld dat de plastisch chirurg heeft geweigerd een afschrift van het medisch dossier van klaagster te verstrekken. Klacht deels gegrond. Berisping.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:1 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-660/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in een bouwgeschil kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:1 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6014

    Deels gegronde klacht tegen een (basis)arts. Bij een bezoek van klaagster aan de spoedeisende hulp van het ziekenhuis heeft een arts in overleg met zijn supervisor de diagnose migraine gesteld en klaagster diezelfde nacht ontslagen, terwijl later is gebleken dat sprake was van een herseninfarct. De arts wordt met name de manier verweten waarop hij tot de onjuiste diagnose is gekomen, dat hij klaagster prematuur heeft ontslagen uit het ziekenhuis en dat hij onvoldoende dossier heeft gevoerd. Het college vindt het missen van de diagnose herseninfarct niet onzorgvuldig of verwijtbaar, maar is van oordeel dat het wel onzorgvuldig is dat de arts onvoldoende blijk heeft gegeven van bredere diagnostische overwegingen en met te veel zekerheid aan de diagnose migraine heeft vastgehouden. De arts had niet met voldoende zekerheid de diagnose migraine kunnen stellen, hetgeen een klinische observatie rechtvaardigde. Klaagster is dus prematuur ontslagen. Ten slotte is de verslaglegging in het dossier dusdanig summier dat de gedachtegang die de arts en zijn supervisor naar eigen zeggen hebben gemaakt, niet te volgen is. Klacht in zoverre gegrond, voor het overige ongegrond. Het college ziet geen aanleiding om een maatregel op te leggen, nu de arts wel adequaat en consequent met zijn supervisor heeft overlegd.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:2 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6015

    Deels gegronde klacht tegen een neuroloog. Bij een bezoek van klaagster aan de spoedeisende hulp van het ziekenhuis heeft een basisarts in overleg met de dienstdoende neuroloog als zijn supervisor de diagnose migraine gesteld en klaagster diezelfde nacht ontslagen, terwijl later is gebleken dat sprake was van een herseninfarct. De neuroloog wordt met name de manier verweten waarop tot de onjuiste diagnose is gekomen en dat zij onvoldoende supervisie heeft gevoerd. Het college vindt het missen van de diagnose herseninfarct niet onzorgvuldig of verwijtbaar, maar is van oordeel dat het wel onzorgvuldig is dat de neuroloog onvoldoende blijk heeft gegeven van bredere diagnostische overwegingen en met te veel zekerheid aan de diagnose migraine heeft vastgehouden. De neuroloog had niet met voldoende zekerheid de diagnose migraine kunnen stellen, hetgeen een klinische observatie rechtvaardigde. Klaagster is dus prematuur ontslagen. Gelet op de differentiaal diagnostische overwegingen en de mate van onzekerheid over de diagnose, was het gerechtvaardigd dat de neuroloog klaagster zelf zou onderzoeken alvorens te besluiten over het te voeren beleid. Ten slotte is de verslaglegging in het dossier dusdanig summier dat de gedachtegang die de basisarts en de neuroloog naar eigen zeggen hebben gemaakt, niet te volgen is. Klacht in zoverre gegrond, voor het overige ongegrond. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGDKG:2025:2 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/675525 / DW RK 19/613

    De gerechtsdeurwaarder heeft zijn reactie op een op 11 februari 2019 door klager ingediende klacht naar een verkeerd adres gestuurd. Het verzet is gegrond. Gelet op de door de gerechtsdeurwaarder aangeboden excuses, acht de kamer de gemaakte fout onvoldoende om tuchrechtelijk verwijtbaar handelen vast te kunnen stellen. De aanvankelijke klacht wordt daarom ongegrond verklaard.