ECLI:NL:TGZRAMS:2024:11 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5598
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2024:11 |
---|---|
Datum uitspraak: | 12-01-2024 |
Datum publicatie: | 12-01-2024 |
Zaaknummer(s): | A2023/5598 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Ongegronde klacht tegen een verloskundige. Klager vindt dat de verloskundige zijn ex-partner geen gegevens uit haar medisch dossier mocht verstrekken. De passages bevatten opvattingen van de verloskundige op basis van onjuistheden die zijn ex-partner heeft verteld. Tot deze opvattingen heeft de verloskundige - zeker nu klager niet in de gelegenheid is gesteld zijn kant van het verhaal te vertellen - niet mogen komen. Klager is, doordat zijn ex-partner delen van haar medisch dossier in rechte heeft overgelegd en doordat de opvattingen van een verloskundige extra gewicht in de schaal leggen, in de echtscheidingsprocedure benadeeld. Het college is van oordeel dat er geen sprake is van het verstrekken van een verklaring en het verzoek van een behandelde om het dossier in te zien en/of daarvan een kopie te verkrijgen niet mag worden geweigerd. Klacht ongegrond verklaard. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM
Beslissing van 12 januari 2024 op de klacht van:
A,
wonende te B,
klager,
tegen
C,
verloskundige,
werkzaam te B,
verweerster, hierna ook: de verloskundige,
gemachtigde: mr. C.J. van den Ham, werkzaam te Utrecht.
1. Waar gaat de zaak over?
1.1 De verloskundige heeft aan de ex-partner van klager informatie uit haar medisch
dossier verstrekt. Klager is van opvatting dat de verloskundige dit niet had mogen
doen. De passages bevatten opvattingen van de verloskundige op basis van onjuistheden
die zijn ex-partner heeft verteld. Tot deze opvattingen heeft de verloskundige – zeker
nu klager niet in de gelegenheid is gesteld zijn kant van het verhaal te vertellen
– niet mogen komen. Hij is, doordat zijn ex-partner delen van haar medisch dossier
in rechte had overgelegd en doordat de opvattingen van een verloskundige extra gewicht
in de schaal leggen, in de echtscheidingsprocedure benadeeld.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de verloskundige niet tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld. Hierna licht het college dat toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 2 mei 2023;
- het verweerschrift;
- de brief van de gemachtigde van de verloskundige met bijlagen van 6 oktober 2023;
- het proces-verbaal van het op 26 september 2023 gehouden mondelinge vooronderzoek.
2.2 In verband met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer heeft de voorzitter van het tuchtcollege met toepassing van artikel 67, derde lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) bepaald dat kennisneming van de bijlagen bij de brief van 6 oktober 2023 – stukken omtrent de gezondheidstoestand van de ex-partner van klager – niet aan de klager persoonlijk wordt toegestaan. 2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 1 december 2023. Partijen zijn verschenen. De verloskundige werd bijgestaan door haar gemachtigde. Klager alsmede de verloskundige en haar gemachtigde hebben hun standpunten nader toegelicht.
3. Wat is er gebeurd?
3.1 Aan de ex-partner van klager is in de periode van februari tot november 2021 door
de praktijk waarin de verloskundige werkzaam was zorg verleend. De verloskundige is
als verloskundig-echoscopiste bij deze zorg betrokken geweest.
3.2 Op 20 mei 2022 heeft de ex-partner van klager de praktijk bezocht. De verloskundige was die dag het aanspreekpunt voor patiënten.
3.3 De verloskundige heeft van dit bezoek aantekeningen gemaakt in het dossier van
de ex-partner van klager, delen van het dossier uitgedraaid en meegegeven en een schriftelijk
stuk voor de huisarts opgesteld.
4. De klacht en de reactie van de verloskundige
4.1 Volgens klager heeft de verloskundige onjuist gehandeld, omdat zij zich met een
geneeskundige verklaring heeft gemengd in een gaande vechtscheiding en zij de valse
beschuldigingen van zijn ex-partner klakkeloos heeft overgenomen. De verloskundige
heeft de aantekeningen in het dossier volgens klager zo gemaakt dat de advocaat van
zijn ex-partner deze als extra bewijs zou kunnen gebruiken in de vechtscheiding. De
verloskundige heeft ook op eigen initiatief de huisarts verzocht of hij informatie
kon leveren die zijn ex-partner bij de scheiding zou kunnen helpen.
4.2 De verloskundige heeft naar voren gebracht dat zij de ex-partner van klager slechts éénmaal heeft gezien en wel op 20 mei 2022. Zij heeft van dit bezoek verslag gedaan in het dossier. Zij was op die dag het aanspreekpunt voor patiënten. De ex-partner heeft haar verzocht een verklaring op te stellen over haar sociale situatie. Volgens de verloskundige heeft zij de ex-partner van klager gemeld dat zij dat niet kon doen, omdat zij daarop geen zicht had. Wel heeft zij haar gemeld dat zij recht heeft op een afschrift van haar eigen dossier. Omdat de ex-partner geen mogelijkheden had haar dossier zelf uit te draaien, heeft de verloskundige dit voor haar gedaan. Op verzoek van de ex-partner is toen het gehele dossier met uitzondering van de gezondheidsgegevens uitgedraaid. De verloskundige heeft voorts aangegeven dat de praktijk geen aanspreekpunt voor haar meer was en dat de regie bij de huisarts ligt. Zij heeft daarom een briefje voor de huisarts opgesteld. Zij kan zich niet herinneren wat zij precies heeft geschreven. Omdat zij het briefje niet in het geautomatiseerd systeem van de praktijk kan terugvinden – ook niet bij de verwijderde items – neemt zij aan dat zij, zoals zij wel vaker doet, een kort handgeschreven briefje heeft meegegeven met het verzoek aan de huisarts de regie te nemen. 4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 Bij het antwoord op de vraag of de verloskundige tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft
gehandeld in de zin van art. 47, eerste lid, van de Wet BIG staat het persoonlijk
handelen van de verloskundige centraal. De verloskundige is niet verantwoordelijk
voor hetgeen in de praktijk waarin zij werkzaam is door andere verloskundigen is gedaan.
De vraag is of de verloskundige de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht
worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende verloskundige.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen
en andere professionele standaarden.
Een geneeskundige verklaring?
5.2 Het standpunt van klager is voor een belangrijk deel gebaseerd op de opvatting
dat een zorgverlener op zijn minst zeer terughoudend moet zijn met het verstrekken
van (geneeskundige) verklaringen. In dit geval is echter geen sprake van het verstrekken
van een verklaring. De verloskundige heeft op verzoek van de ex-partner van klager
een deel van haar medisch dossier uitgedraaid. Het betreft het volledige dossier met
uitzondering van de gegevens over de gezondheid van de ex-partner en de namen van
de collega-verloskundigen. Er is geen tekst aan toegevoegd. De ex-partner had, als
zij de middelen zou hebben gehad, deze uitdraai ook zelf hebben kunnen maken. De gronden
van klager, voor zover deze zijn terug te voeren tot de rechtspraak van het college
op het gebied van het verstrekken van geneeskundige verklaringen treffen al daarom
geen doel.
Recht op het dossier?
5.3 De KNMG-richtlijn “Omgaan met medische gegevens” (de richtlijn) is in dit geval
niet rechtstreeks van toepassing. De richtlijn bevat echter wel de neerslag van regels
die meer in zijn algemeenheid gelden ter zake van de wijze waarop met gegevens in
de gezondheidszorg wordt omgegaan en is daarom ook in dit geval van belang. In de
richtlijn is opgenomen dat het recht van de behandelde om kennis te nemen van zijn
of haar gegevens die zijn opgeslagen een fundamenteel karakter heeft. Dit betekent,
voor zover hier van belang en uitzonderingen daargelaten, dat een verzoek van een
behandelde om het dossier in te zien en/of daarvan een kopie te verkrijgen niet mag
worden geweigerd. De hiervoor bedoelde uitzonderingen zijn in dit geval niet aan de
orde. Het dossier bevat geen gegevens verstrekt dóór derden. De gronden van klager
die zijn terug te voeren tot het recht op het verkrijgen van het dossier treffen geen
doel.
Inhoud van het dossier onjuist?
5.4 Uit de richtlijn volgt dat naast de inhoud van het verloskundig handelen moeten
worden opgenomen die gegevens die een rol spelen bij het borgen van de continuïteit
van de zorg en bij een volgende behandeling of een volgend onderzoek relevant zijn.
Tot deze gegevens behoren in verband met het welzijn van moeder en kind zonder meer
gegevens over de sociale omgeving. Dit neemt echter niet weg dat het niet aan de verloskundige
is om wat haar wordt verteld te voorzien van een oordeel. Dit reeds omdat de verloskundige
geen totaalbeeld zal kunnen hebben van al hetgeen speelt in de sociale omgeving. Veelal
zal de verloskundige afhankelijk zijn van de informatie die de vrouw die zij begeleidt
haar verstrekt.
5.5 De verloskundige heeft de ex-partner van klager slechts éénmaal gezien en wel
op 20 mei 2022. Dit betekent dat de verloskundige slechts verantwoordelijk is voor
hetgeen bij die datum is vermeld. Uit de van de in dat onderdeel van het dossier gekozen
bewoordingen blijkt dat hetgeen over klager is vermeld niet de opvatting van de verloskundige
is. Uit de gekozen tekst volgt voldoende dat is beoogd een samenvatting te geven van
wat haar door de ex-partner is verteld. Dit betekent dat voor zover de klacht ziet
op het onjuist voeren van het dossier door de verloskundige, dit klachtonderdeel niet
slaagt.
Ten onrechte een brief naar de huisarts?
5.6 Voor zover de klacht ook ziet op het zenden door de verloskundige van een brief
aan de huisarts treft ook die klacht geen doel. Het moet ervoor worden gehouden dat
de verloskundige geen brief rechtstreeks naar de huisarts heeft gezonden, maar een
handgeschreven briefje heeft meegegeven aan de ex-partner van klager. Een brief aan
de huisarts is niet terug te vinden in het systeem van de praktijk. Daarbij komt dat
klager tijdens het mondeling vooronderzoek heeft verklaard dat de huisarts achteraf
van niets bleek te weten. Blijkbaar heeft de ex-partner zich ook niet met het briefje
tot de huisarts gewend en is het briefje ook nimmer bij de huisarts terecht gekomen.
Het college heeft geen enkel aanknopingspunt om ervan uit te gaan dat het briefje
aan de huisarts een andere inhoud had dan een verzoek om de regie over de ex-partner
van klager inzake haar sociale problemen te nemen, omdat er geen behandelrelatie meer
was tussen (de praktijk van) de verloskundige en de ex-partner. Dat de verloskundige
de aard van de sociale problemen heeft geduid ter voorlichting voor de huisarts maakt
dit niet anders.
Slotsom
5.7 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht ongegrond is.
6. De beslissing
Het college verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door J. Brand, voorzitter, E. Pans, lid-jurist, M.R. Konijn,
M. Maas en M.A.E. van de Westerlo, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door E.A. Weiland,
secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2024.