ECLI:NL:TGZCTG:2024:9 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1867
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2024:9 |
---|---|
Datum uitspraak: | 10-01-2024 |
Datum publicatie: | 11-01-2024 |
Zaaknummer(s): | C2023/1867 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een psychiater. De klacht gaat over de behandeling van klaagster bij een GGZ-instelling in verband met de bijzondere voorwaarden die opgelegd zijn bij een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. De psychiater behandelde klaagster. Onderdeel van het behandelplan was het opstellen van een Delictscenario (DS) en Delict-terugval-preventieplan (DTPP). Klaagster verwijt de psychiater een onzorgvuldige behandeling en onheuse bejegening in een vijfgesprek in het voorjaar van 2021. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2023/1867 van:
A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,
gemachtigde: mr. A.E.M.C. Koudijs, advocaat te Utrecht,
tegen
C., psychiater, (destijds) werkzaam te D.,
verweerder in beide instanties,
gemachtigde: mr. C. Grondsma, advocaat te Leeuwarden.
1. Verloop van de procedure
A.– hierna klaagster – heeft op 1 februari 2022 bij het Regionaal Tuchtcollege te
Zwolle tegen C. – hierna de psychiater– een klacht ingediend. Bij beslissing van
27 januari 2023, onder nummer Z2022/3877, heeft dat college de klacht kennelijk ongegrond
verklaard. Klaagster is op tijd in beroep gekomen tegen deze beslissing. De psychiater
heeft een verweerschrift in beroep ingediend.
Op 23 oktober 2023 heeft het Centraal Tuchtcollege nog een brief ontvangen van klaagster
(brief d.d. 18 oktober 2023 met bijlagen).
De zaak is op de openbare zitting van het Centraal Tuchtcollege van 8 november 2023
behandeld. Op de zitting zijn verschenen klaagster, bijgestaan door mr. Koudijs en
de psychiater, bijgestaan door mr. Grondsma. Partijen hebben hun standpunten nader
toegelicht. Klaagster en mr. Grondsma hebben dat gedaan aan de hand van spreekaantekeningen
die zij aan het Centraal Tuchtcollege en aan de wederpartij hebben overhandigd. Klaagster
heeft haar spreekaantekeningen gedeeltelijk voorgedragen.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft het volgende overwogen en geoordeeld:
“2. DE PROCEDURE
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
• het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 1 februari 2022;
• het aanvullende klaagschrift, ontvangen op 25 maart 2022;
• het verweerschrift, ontvangen op 30 mei 2022;
• het proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek d.d. 30 augustus 2022.
2.2 Daarna is besloten dat het niet nodig was om de zaak op een zitting te behandelen.
De zaak werd naar een college in raadkamer verwezen. Dit betekent dat het college
de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig
waren.
3. UITLEG VAN DE BESLISSING
3.1 De normen die gelden bij de beoordeling
Het college moet de vraag beantwoorden of de psychiater de zorg heeft verleend die
van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een ‘redelijk bekwame beroepsuitoefening’.
3.2 De feiten
Klaagster, geboren in 1960, is op 14 november 2019 door de rechtbank veroordeeld voor
brandstichting. Klaagster is naar GGZ E. verwezen, door de reclassering van het Leger
des Heils, in verband een (deels) voorwaardelijk opgelegde straf. Als bijzondere,
dadelijk uitvoerbaar verklaarde voorwaarde is door de rechtbank onder meer gesteld
dat klaagster medewerking verleent aan reclasseringstoezicht, met opdracht aan de
reclassering om toezicht op klaagster te houden en haar te begeleiden. Ook is bepaald
dat klaagster zich moet laten behandelen door een forensische polikliniek of soortgelijke
zorgverlener. Klaagster diende zich daarbij te houden aan de aanwijzingen van de zorgverlener
voor de behandeling.
Op 16 december 2019 is er een intakegesprek geweest met een psycholoog.
In het intakeverslag is als beleid en advies opgenomen:
“Betrokkene zal vooreerst de delict-scenario/analyse-procedure doorlopen met ondergetekende
[naam psycholoog, RTG]. Hierbij zal uitdrukkelijk stilgestaan worden bij alle relevante
informatie, waarover betrokkene reeds beschikt; zoals haar vonnis, rapportages pro
Justitia en zo mogelijk processen verbaal. Vervolgens wordt een Delict-terugval-preventieplan
opgesteld en geoefend.”
Over klaagster is een Pro Justitia-rapportage uitgebracht door het Pieter Baan Centrum
(PBC).
De psychiater noteerde op 25 juni 2020 dat klaagster bereid is om DS en DTPP op te
stellen maar dat zij zich onveilig voelde in de werkrelatie op dat moment met een
psycholoog. Klaagster gaf de voorkeur aan een mannelijke hulpverlener. De psychiater
raakte vanaf 2 juli 2020 betrokken bij de behandeling van klaagster en heeft klaagster
een aantal keren gesproken over DS en DTPP.
Op 7 april 2021 noteerde de psychiater dat hij de reactie van klaagster op het
concept-DTPP zo goed mogelijk heeft verwerkt in een nieuwe versie.
Op 8 april 2021 vond een vijfgesprek plaats. Klaagster, de psychiater, een reclasseringsmedewerker,
een begeleider vanuit het Leger des Heils en een arbeidsdeskundige (namens de gemeente)
waren bij dit gesprek aanwezig.
Op 6 mei 2021 stuurde klaagster de psychiater een e-mailbericht waarin zij onder andere
klaagt dat de psychiater reacties aan klaagster stuurt die ‘geknipt’ en ‘geplakt’
zijn. Uit het bericht blijkt dat klaagster niet tevreden is over de behandeling door
de psychiater.
De psychiater heeft de concept-afsluitbrief niet verzonden. Op 18 mei 2021 is het
dossier van klaagster afgesloten.
3.3 De klacht en het verweer
Klaagster verwijt de psychiater niet professioneel handelen bestaande uit:
1. Onheuse bejegening van klaagster tijdens het vijfgesprek op 8 april 2021;
2. Beschuldigen en terechtwijzen van klaagster over het strafbare feit en alcoholisme;
3. Onthouden van inzage(recht) van verslag aan het Gerechtshof;
4. Onterecht veranderen van afspraken kort voor de geplande verhuizing van klaagster
naar haar huidige woonplaats;
5. Niet verifiëren van het financiële verhaal van klaagster, maar daar wel over
rapporteren;
6. Onjuiste handelwijze bij het delict-scenario en het delict-terugval-preventieplan
en klaagster niet in de gelegenheid stellen vragen te stellen in verband met de onschuldpresumptie;
7. Selectief knippen en plakken uit verslagen van derden, waaronder het PBC-rapport
en het verslag van klaagster.
De psychiater voert aan dat hij klaagster heeft behandeld in het kader van delictpreventie
na een strafrechtelijke veroordeling en binnen de grenzen van een redelijk bekwame
beroepsuitoefening is gebleven. De periode dat klaagster behandeld werd in het kader
van het voorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf was van 16 mei 2019
tot mei 2021. De psychiater heeft in juni 2020 de behandeling overgenomen van een
collega (psycholoog). Op 8 april 2021 heeft een vijfgesprek plaatsgevonden. Dat gesprek
is onplezierig verlopen omdat de andere aanwezigen al voorbesproken hadden. Voor zover
nodig zal nader ingegaan worden op het verweer in de overwegingen.
3.4 De overwegingen van het college
3.4.1 Klachtonderdeel 1 (vijfgesprek op 8 april 2021)
Op 8 april 2021 heeft een vijfgesprek plaatsgevonden waar klaagster en de psychiater
bij aanwezig waren. Tijdens dit gesprek is een confrontatie ontstaan, volgens de psychiater
omdat hij zich overvallen voelde door het aantal aanwezigen die voorafgaand aan het
gesprek gesproken hadden over de inhoud van het gesprek, waarna het gesprek een onaangename
wending nam. De psychiater geeft zelf toe dat zijn communicatie in dit gesprek beter
had gekund. De psychiater wilde helder krijgen of de risicofactoren en beschermende
factoren feitelijk afdoende waren geregeld in de regio waar klaagster naar toe zou
verhuizen. Wellicht is de psychiater in zijn ongerustheid en strengheid qua toonzetting
het doel voorbijgeschoten maar dit was mede een gevolg van een verschil in verwachtingen
in het gesprek. Het college is van oordeel dat de communicatie wellicht beter had
gekund maar dat gaat niet zo ver dat de psychiater hier in de gegeven omstandigheden
een gegrond tuchtrechtelijk verwijt van kan worden gemaakt. Hij heeft gehandeld conform
de verantwoordelijkheid die hij als psychiater onder de gegeven omstandigheden had.
3.4.2 Klachtonderdeel 2 (beschuldigen strafbaar feit en alcoholisme)
De psychiater moest uitgaan van het (direct uitvoerbaar verklaarde) vonnis van de
rechtbank en later het gerechtshof waarbij klaagster was veroordeeld voor brandstichting.
In de bij die veroordeling verplicht opgelegde behandeling is gekozen voor het opstellen
van een DS en DTPP, hetgeen in deze context voor de hand ligt. Daar is klaagster ook
akkoord mee gegaan. Dat klaagster de brandstichting achteraf ontkende (terwijl zij
volgens het vonnis van de rechtbank op 1 december 2018 een bekennende verklaring had
afgelegd) maakt het gesprek over een DS ingewikkeld. Uit de stukken blijkt echter
niet dat de psychiater klaagster onnodig terecht wijst. De psychiater heeft met klaagster
gesproken over risicofactoren en beschermende factoren die een aanleiding zouden kunnen
zijn voor delictgedrag. In het eerder uitgevoerde PBC-rapport is alcoholgebruik in
de voorgeschiedenis van klaagster wel beschreven en niet is vast te stellen welke
termen de psychiater daar precies voor heeft gebruikt tijdens het gesprek van 8 april
2021. Maar dat alcohol als risicofactor is besproken tijdens de DS en DTPP is de psychiater
niet tuchtrechtelijk te verwijten.
3.4.3 Klachtonderdeel 3 (geen inzage in verslag aan gerechtshof)
In het dossier is vermeld dat de voortgangsbrief van de psychiater op 18 november
2020 naar de reclassering is verstuurd. Onder het voortgangsverslag is vermeld dat
klaagster daar een afschrift van heeft ontvangen. Klaagster geeft aan dat zij het
verslag niet heeft ontvangen. Het college kan niet vaststellen of klaagster het feitelijk
ontvangen heeft. Dat klaagster het verslag, ondanks verzending door de psychiater
aan haar, mogelijk niet heeft ontvangen kan het college niet vaststellen en is daarom
ongegrond.
3.4.4 Klachtonderdeel 4 (wijzigen afspraken kort voor verhuizing)
Tijdens het vijfgesprek op 8 april 2021 is gesproken over de aanstaande verhuizing
van klaagster. Dat dit geen plezierig gesprek is geweest is in 3.4.1 al beschreven.
Dat de psychiater daadwerkelijk concrete afspraken heeft gewijzigd blijkt niet uit
het dossier. Wel blijkt dat de psychiater vanuit zijn rol en deskundigheid heeft aangegeven
dat hij zich zorgen maakte over de borging van voornemens naar de toekomst. Dit is
onderdeel van de rol die de psychiater had bij de behandeling van klaagster. Van een
gegrond tuchtrechtelijk verwijt blijkt niet.
3.4.5 Klachtonderdeel 5 (financiën van klaagster onderzoeken)
In de stukken blijkt dat op verschillende momenten wel gesproken is met klaagster
over haar financiële situatie. Dat de psychiater geen verder onderzoek heeft gedaan
komt voort uit het feit dat hij klaagsters informatie daarover geloofde. Er is geen
verplichting voor de psychiater om financiële informatie verder te onderzoeken als
daar geen aanleiding voor is. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
3.4.6 Klachtonderdeel 6 (DS en DTPP)
Uit de stukken blijkt dat er tijdens de gesprekken over het DS en DTPP vaak discussies
ontstonden. Het DS en het DTPP waren wel onderdeel van de (verplichte) behandeling
van klaagster. Zoals in 3.4.2 al beschreven kan dat ingewikkeld zijn als de betrokkene
het strafbare feit (alsnog) ontkent. Dat de psychiater daarbij uitging van de uitspraak
van de rechtbank en het gerechtshof valt hem niet aan te rekenen, omdat de bewezenverklaring
maatgevend was. Dat klaagster daarin haar vragen niet beantwoord kreeg is niet tuchtrechtelijk
te verwijten aan de psychiater. De behandeling was gericht op het in kaart brengen
van de risicofactoren en preventie naar de toekomst toe.
3.4.7 Klachtonderdeel 7 (knippen en plakken uit verslagen)
In het DS en het DTPP wordt naast de informatie van klaagster ook genoteerd wat aan
risico- en beschermende factoren uit andere onderzoeken is gebleken. Die rapporten
stonden ter beschikking van de psychiater en hij mocht daarvan delen overnemen. Dat
geldt ook voor de PBC-rapportage die de psychiater had. Dat de psychiater daarbij
alleen negatieve informatie over klaagster heeft overgenomen uit die onderzoeken/verslagen
is het college niet gebleken. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
3.5. Conclusie
De klachtonderdelen zijn kennelijk ongegrond.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de feiten
die het Regionaal Tuchtcollege heeft vastgesteld en hierboven onder 3.2 zijn weergegeven,
met uitzondering van de feitelijke vaststelling dat op 19 december 2019 een intakegesprek
is geweest met een psycholoog. Het Centraal Tuchtcollege stelt in plaats daarvan vast
dat op 16 december 2019 een introductiegesprek heeft plaatsgevonden en op 16 januari
2019 een intakegesprek met een psycholoog.
4. Beoordeling van het beroep
Omvang van de zaak in beroep
4.1 Klaagster is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege.
Zij wil met haar beroep de klacht in volle omvang door het Centraal Tuchtcollege laten
beoordelen. Het beroep van klaagster strekt ertoe dat het Centraal Tuchtcollege de
klacht alsnog gegrond verklaart.
4.2 De psychiater heeft in beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Hij is van mening
dat het beroep van klaagster moet worden verworpen en de beslissing van het Regionaal
Tuchtcollege moet worden bevestigd.
Inhoudelijke beoordeling
4.3 Het Centraal Tuchtcollege is net als het Regionaal Tuchtcollege van oordeel
dat de klacht van klaagster ongegrond is. Het Centraal Tuchtcollege licht dat hierna
toe.
4.4 Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de aan het
Regionaal Tuchtcollege voorgelegde klacht en het debat dat partijen daarover schriftelijk
en mondeling bij dat tuchtcollege hebben gevoerd. Het door het Regionaal Tuchtcollege
opgebouwde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd en door het Centraal
Tuchtcollege bestudeerd. In beroep hebben partijen het debat schriftelijk nog een
keer gevoerd. Daarbij heeft ieder van hen standpunten ingenomen over de door het Regionaal
Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat college gegeven beschouwingen en beslissingen.
Tijdens de mondelinge behandeling op
8 november 2023 is dat debat voortgezet.
4.5 Het Centraal Tuchtcollege komt op grond van het schriftelijk en mondeling
debat ter terechtzitting in beroep over het handelen van de psychiater tot dezelfde
constateringen als het Regionaal Tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege neemt datgene
wat het Regionaal Tuchtcollege onder 3.4 ‘De overwegingen van het college’ heeft overwogen
hier over. Daarmee sluit het Centraal Tuchtcollege zich aan bij het oordeel van het
Regionaal Tuchtcollege dat de psychiater niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
Dit betekent dat de klacht van klaagster faalt en het beroep zal worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door R. Prakke-Nieuwenhuizen, voorzitter, B.J.M. Frederiks
en H.M. Wattendorff, leden-juristen, I.A. de Boer en J.A.M. Rutgers, leden-beroepsgenoten,
en E. van der Linde, secretaris.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 januari 2024.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.