ECLI:NL:TGZCTG:2024:4 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1938 en C2023/1939

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2024:4
Datum uitspraak: 10-01-2024
Datum publicatie: 11-01-2024
Zaaknummer(s): C2023/1938 en C2023/1939
Onderwerp: Geestelijke toestand
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voordracht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) tot doorhaling vanwege ongeschiktheid tot het uitoefenen van het beroep van verpleegkundige én een tuchtklacht van IGJ tegen dezelfde verpleegkundige omdat zij volgens de IGJ in haar werkzame periode gehandeld heeft in strijd met artikel 47 lid 1 van de Wet BIG. Het Regionaal Tuchtcollege beveelt de doorhaling van de inschrijving van de verpleegkundige in het BIG-register, dan wel ontzegt de verpleegkundige, voor het geval zij op het moment van onherroepelijk worden van deze beslissing niet is ingeschreven in het BIG-register, het recht om wederom in dit register te worden ingeschreven en schorst bij wijze van voorlopige voorziening de bevoegdheid van de verpleegkundige om de aan de inschrijving in het BIG-register verbonden bevoegdheden uit te oefenen totdat de beslissing tot doorhaling van de inschrijving onherroepelijk is geworden dan wel in beroep is vernietigd. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de tuchtklacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege heeft de zaak ter terechtzitting behandeld, maar acht het onwenselijk dat de verpleegkundige geen juridische bijstand heeft in een ingrijpende juridische procedure die mogelijk een grote impact heeft op het verdere leven van de verpleegkundige. In deze tussenbeslissing wordt het onderzoek heropend en de behandeling van de zaak aangehouden.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaken onder nummer C2023/1938 en C2023/1939 van:
In de zaak met nummer C2023/1938

A., verpleegkundige, wonende te B., appellante, verweerster in eerste aanleg,
tegen
de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, kantoorhoudend in Utrecht, verweerster, klaagster eerste aanleg, vertegenwoordigd door mr. R.H. Algera, E.L. van Slooten en K. Hamoen, 
In de zaak met nummer C2023/1939
de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, kantoorhoudend in Utrecht, klaagster in beide instanties, vertegenwoordigd door mr. R.H. Algera, E.L. van Slooten en K. Hamoen 
tegen
A., verpleegkundige, wonende te B., verweerster in beide instanties.
1.    Verloop van de procedure
C2023/1938
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd – hierna de Inspectie - heeft op 19 december 2022 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen A. - hierna de verpleegkundige - een voordracht ingediend om een voorziening wegens ongeschiktheid tot het uitoefenen van het beroep van verpleegkundige te treffen. Bij beslissing van 21 april 2023, onder nummer A2022/5209 heeft dat college de voordracht toegewezen, aan de verpleegkundige de maatregel van doorhaling van de inschrijving in het BIG-register opgelegd en, voor het geval de verpleegkundige niet is ingeschreven in het BIG-register, het recht op wederinschrijving ontzegd. Verder is de verpleegkundige bij wijze van voorlopige voorziening geschorst in de bevoegdheid om de aan haar inschrijving in het BIG-register verbonden bevoegdheden uit te oefenen. 
De verpleegkundige is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De Inspectie heeft een verweerschrift in beroep ingediend. 
C2023/1939
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd – hierna de Inspectie - heeft op 19 december 2022 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen A. - hierna de verpleegkundige – een tuchtklacht ingediend. Bij beslissing van 21 april 2023, onder nummer A2022/5211 heeft dat college de klacht ongegrond verklaard. 
De Inspectie is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De verpleegkundige heeft geen verweerschrift in beroep ingediend. 
De zaken zijn op de zitting van het Centraal Tuchtcollege van 6 december 2023 tegelijk en gevoegd behandeld. Daar is de verpleegkundige verschenen en namens de Inspectie zijn verschenen, mr. R.H. Algera, E.L. van Slooten en K. Hamoen.
2.    Heropening van het onderzoek
2.1    Het is het Centraal Tuchtcollege gebleken dat de gemachtigde van de verpleegkundige zich, nadat het beroepschrift in zaak C2023/1938 was ingediend, heeft onttrokken. Het is haar vervolgens niet gelukt nieuwe juridische bijstand te vinden. Daarnaast werd tijdens de behandeling op de zitting van 6 december 2023 duidelijk dat de verpleegkundige intensieve behandeling ondergaat, waardoor zij zich niet goed voelt en niet de volledige aandacht kan hebben voor de aanhangige zaken. Deze situatie vindt het Centraal Tuchtcollege onwenselijk in een ingrijpende juridische procedure, die mogelijk een grote impact heeft op het verdere leven van de verpleegkundige.
2.2    Voor een behandeling, waarin het evenwicht tussen partijen zoveel is gewaarborgd en in het licht van het beginsel van hoor en wederhoor acht het Centraal Tuchtcollege het van belang dat de verpleegkundige wordt bijgestaan door een (juridische) gemachtigde. In verband hiermee wordt het onderzoek in de beide zaken heropend en geschorst om de verpleegkundige in de gelegenheid te stellen op zoek te gaan naar juridische bijstand. Zodra de verpleegkundige juridische bijstand heeft gevonden, dient deze gemachtigde zowel de Inspectie als het Centraal Tuchtcollege te laten weten dat hij/zij de verpleegkundige vertegenwoordigt. De behandeling zal daarom over een half jaar worden voortgezet op een latere datum waarvoor partijen nog een uitnodiging zullen ontvangen. Van het verhandelde ter terechtzitting is een proces-verbaal opgemaakt.
2.3    In de tussenliggende periode blijven de beslissingen van het Regionaal Tuchtcollege in stand. Dit betekent dat de door het Regionaal Tuchtcollege uitgesproken voorlopige voorziening blijft gelden totdat het Centraal Tuchtcollege definitief op het beroep van de verpleegkundige en het beroep van de Inspectie heeft beslist. 
3.    Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
heropent en schorst het onderzoek ter zitting;
beveelt dat het onderzoek zal worden hervat op de nader te bepalen zitting;
verstaat dat de voorlopige voorziening waarbij de verpleegkundige is geschorst in de bevoegdheid om de aan haar inschrijving in het BIG-register verbonden bevoegdheden uit te oefenen, gehandhaafd blijft;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beslissing is gegeven door: S.M. Evers, voorzitter; J. Legemaate en T.W.H.E. Schmitz, leden-juristen en I.A. de Boer en E.J. Stevelmans, M.J.E. van Haren en H.A. de Visser leden-
beroepsgenoten en C.J.M. Manders, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 10 januari 2024.
        Voorzitter   w.g.                    Secretaris  w.g.