ECLI:NL:TGZCTG:2024:7 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1846
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2024:7 |
---|---|
Datum uitspraak: | 10-01-2024 |
Datum publicatie: | 11-01-2024 |
Zaaknummer(s): | C2023/1846 |
Onderwerp: | Onvoldoende informatie |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een psychiater. Klaagster heeft eerder een klacht ingediend tegen een bij de instelling werkzame gz-psycholoog. Het Regionaal Tuchtcollege heeft deze klacht gedeeltelijk gegrond verklaard en aan de gz-psycholoog een waarschuwing opgelegd. De gz-psycholoog heeft naar het oordeel van het college verzuimd om klaagster toestemming te vragen om informatie aan Veilig Thuis te verstrekken of ten minste de inhoud van de door de gz-psycholoog aan Veilig Thuis verstrekte informatie vooraf met klaagster te delen, zodat zij daarop had kunnen reageren. De gz-psycholoog heeft klaagster daar ook achteraf niet over geïnformeerd. Het college heeft zich niet uitgelaten over de juistheid van de verstrekte informatie. De psychiater is werkzaam als directeur zorg bij de instelling en als psychiater BIG-geregistreerd. Klaagster verwijt de psychiater (en een collega, eveneens aangeklaagd: C2023/1847) dat zij de genoemde uitspraak van het college niet heeft nageleefd. Klaagster wil dat de psychiater op grond van deze beslissing onderschrijft dat de door de gz-psycholoog aan Veilig Thuis verstrekte informatie uit het dossier wordt verwijderd. Voorts verwijt klaagster de psychiater dat er bij de instelling protocollen ontbreken hoe om te gaan met schending van het beroepsgeheim en dat daardoor een datalek is veroorzaakt, alsmede dat afspraken hieromtrent met ketenpartners ontbreken. Daardoor heeft klaagster het door de instelling veroorzaakte datalek zelf moeten dichten. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk niet-ontvankelijk omdat de psychiater uitsluitend in haar bevoegdheid als bestuurder heeft gereageerd op de verzoeken van klaagster. Dit handelen, en wat klaagster de psychiater verwijt te hebben nagelaten, heeft bovendien onvoldoende weerslag op de individuele gezondheidszorg. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2023/1846 van:
A., wonende te B.,
appellante, klaagster in eerste aanleg,
tegen
C., psychiater, werkzaam te B.,
verweerster in beide instanties,
gemachtigde: mr. K. Salomons, werkzaam te Den Haag.
1. Verloop van de procedure
A. – hierna klaagster – heeft op 30 september 2022 bij het Regionaal Tuchtcollege
te Amsterdam tegen C. – hierna de psychiater– een klacht ingediend. Bij beslissing
van 6 februari 2023, onder nummer A2022/4955, heeft de voorzitter van dat college
de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Klaagster is op tijd in beroep gekomen
tegen deze beslissing. De psychiater heeft een verweerschrift in beroep ingediend.
De zaak is op de openbare zitting van het Centraal Tuchtcollege van 8 november 2023
tegelijk behandeld met de zaak A. / I. (C2023/1847). De zaken zijn niet gevoegd. Op
de zitting zijn verschenen klaagster, bijgestaan door haar gemachtigde G., en de psychiater,
bijgestaan door mr. Salomons. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht. Mr.
Salomons heeft dat gedaan aan de hand van spreekaantekeningen die zij aan het Centraal
Tuchtcollege en aan de wederpartij heeft overhandigd.
2. Beslissing in eerste aanleg
De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege heeft het volgende overwogen en geoordeeld:
“ 2. De overwegingen
2.1 De voorzitter moet beoordelen of klaagster in haar klacht kan worden ontvangen.
De voorzitter is van oordeel dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is. Voor die
beslissing is het volgende van belang.
Wat is er gebeurd?
2.2 D. is een instelling voor geestelijke gezondheidszorg (hierna: de instelling).
Klaagster heeft eerder een klacht ingediend tegen een bij de instelling werkzame GZ-psycholoog.
Het college heeft deze klacht bij beslissing van 22 juli 2022 gedeeltelijk gegrond
verklaard en aan de GZ-psycholoog een waarschuwing opgelegd. De GZ-psycholoog heeft
naar het oordeel van het college verzuimd om klaagster toestemming te vragen om informatie
aan E. te verstrekken of ten minste de inhoud van de door de GZ-psycholoog aan E.
verstrekte informatie vooraf met klaagster te delen, zodat zij daarop had kunnen reageren.
De GZ-psycholoog heeft klaagster daar ook achteraf niet over geïnformeerd. Het college
heeft zich niet uitgelaten over de juistheid van de verstrekte informatie.
2.3 De psychiater is werkzaam als directeur zorg bij de instelling en als psychiater
BIG-geregistreerd. Vóór de indiening van de klacht tegen de GZ-psycholoog en na de
afdoening daarvan is er herhaaldelijk contact geweest tussen klaagster en de psychiater.
De klacht en het verweer
2.4 Klaagster verwijt de psychiater - en een collega van haar, deze zaak is bekend
onder zaaknumer A2022/4956 - dat zij de genoemde uitspraak van het college niet heeft
nageleefd. Klaagster wil dat de psychiater op grond van deze beslissing onderschrijft
dat de door de GZ-psycholoog aan E. verstrekte informatie onjuist was en ervoor zorgt
dat die informatie uit het dossier wordt verwijderd. Voorts verwijt klaagster de psychiater
dat er bij de instelling protocollen ontbreken hoe om te gaan met schending van het
beroepsgeheim en dat daardoor een datalek is veroorzaakt (in de vorm van de verstrekking
van onjuiste informatie aan E.), alsmede dat afspraken hieromtrent met ketenpartners
ontbreken. Daardoor heeft klaagster de door de instelling veroorzaakte datalek zelf
moeten dichten.
2.5 De psychiater voert verweer en heeft verzocht de klacht niet-ontvankelijk of
ongegrond te verklaren.
De beoordeling van de ontvankelijkheid
De eerste tuchtnorm
2.6 Ten eerste moet worden beoordeeld of er sprake is (geweest) van een behandelrelatie
en daarmee van toepasselijkheid van de zogenoemde eerste tuchtnorm. Deze eerste tuchtnorm
staat omschreven in artikel 47 lid 1 sub a van de Wet op de beroepen van de individuele
gezondheidszorg (Wet BIG). Vast staat dat de psychiater niet bij de zorg voor klaagster
of haar kinderen betrokken is geweest. Er heeft dus geen behandelrelatie tussen klaagster
en de psychiater bestaan en klaagster kan ook niet als een naaste betrekking van een
cliënt van de psychiater worden beschouwd. De eerste tuchtnorm is daarom niet van
toepassing op deze klacht.
De tweede tuchtnorm
2.7 De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden, is of de gedragingen waarover
geklaagd wordt, gebracht kunnen worden onder de tweede tuchtnorm (artikel 47 lid 1
sub b Wet BIG). Volgens vaste rechtspraak van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
(ECLI:NL:TGZCTG:2016:316) kan een BIG-geregistreerde zorgverlener in een bestuurlijke
of leidinggevende functie voor haar/zijn handelen tuchtrechtelijk aansprakelijk zijn.
De zorgverlener moet dan wel hebben gehandeld in de hoedanigheid waarvoor zij BIG-geregistreerd
is. Verder is vereist dat dit handelen voldoende weerslag heeft op de individuele
gezondheidszorg.
2.8 In de onderhavige zaak heeft de psychiater contact onderhouden met klaagster
in de vorm van gesprekken en e-mails. Daaruit blijkt voldoende dat de psychiater na
de genoemde uitspraak van het college namens de instelling excuses heeft aangeboden
aan klaagster en geprobeerd heeft met haar tot overeenstemming te komen. Uit de stukken
kan de voorzitter niet afleiden dat de psychiater daarbij iets heeft gedaan of nagelaten
op het deskundigheidsgebied waarvoor zij BIG-geregistreerd is (psychiatrie). De verwijten
van klaagster richten zich in feite tegen de instelling, waarvan de psychiater als
directeur zorg de vertegenwoordiger is; klaagster spreekt in haar klacht ook geregeld
over handelen of nalaten door de instelling. Wat klaagster de psychiater verwijt te
hebben nagelaten, zoals het opstellen van protocollen en afspraken met ketenpartners
omtrent datalekken, ligt op de weg van het bestuur van een instelling en in ieder
geval niet op de weg van verweerster in haar hoedanigheid van psychiater. Deskundigheid
op het gebied van de psychiatrie is voor optreden in dit verband ook niet vereist.
2.9 De psychiater is als bestuurder (en in haar hoedanigheid van psychiater) ook
niet inhoudelijk verantwoordelijk voor door anderen verleende zorg aan klaagster of
haar kinderen bij de instelling, ook niet waar het gaat om het verwijderen van informatie
uit een dossier. Een BIG-geregistreerde zorgverlener kan namelijk alleen worden aangesproken
voor persoonlijke handelingen of persoonlijk nalaten. Er zijn uitzonderingen, zoals
opleidingssituaties, maar die spelen hier niet.
2.10 Het voorgaande betekent dat de psychiater geacht moet worden uitsluitend in
haar hoedanigheid als bestuurder te hebben gereageerd op de verzoeken van klaagster.
Dit handelen van de psychiater, en wat klaagster haar verwijt te hebben nagelaten,
heeft bovendien onvoldoende weerslag op de individuele gezondheidszorg.
2.11 De tweede tuchtnorm is dus ook niet van toepassing op het handelen van de
psychiater. Dat brengt mee dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de feiten
die de voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege heeft vastgesteld, met uitzondering
van de feitelijke vaststelling dat vóór de indiening van de klacht tegen de GZ-psycholoog
en na de afdoening daarvan herhaaldelijk contact is geweest tussen klaagster en de
psychiater.
4. Beoordeling van het beroep
Omvang van de zaak in beroep
4.1 Klaagster is het niet eens met de beslissing van de voorzitter van het Regionaal
Tuchtcollege. Zij wil met haar beroep de klacht in volle omvang door het Centraal
Tuchtcollege laten beoordelen. Het beroep van klaagster strekt ertoe dat het Centraal
Tuchtcollege de klacht alsnog ontvankelijk en gegrond verklaart.
4.2 De psychiater heeft in beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Zij is van mening
dat het beroep van klaagster moet worden verworpen en de beslissing van de voorzitter
van het Regionaal Tuchtcollege moet worden bevestigd.
Inhoudelijke beoordeling
4.3 Het Centraal Tuchtcollege is net als de voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege
van oordeel dat de klacht van klaagster niet-ontvankelijk is. Het Centraal Tuchtcollege
licht dat hierna toe.
4.4 De bespreking van de zaak in raadkamer na de mondelinge behandeling in beroep
heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot andere beschouwingen en beslissingen
dan die van de voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege
sluit zich aan bij dat wat de voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege onder 2.6
tot en met 2.11 over de ontvankelijkheid heeft overwogen en neemt dat hier over. Ook
het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de psychiater uitsluitend in haar hoedanigheid
als bestuurder heeft gereageerd op de verzoeken van klaagster. Het handelen van de
psychiater en wat klaagster haar verwijt te hebben nagelaten, heeft onvoldoende weerslag
op de individuele gezondheidszorg. Dit betekent dat het beroep van klaagster zal worden
verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door R. Prakke-Nieuwenhuizen, voorzitter, B.J.M. Frederiks
en H.M. Wattendorff, leden-juristen, I.A. de Boer en J.A.M. Rutgers, leden-beroepsgenoten,
en E. van der Linde, secretaris.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 januari 2024.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.