ECLI:NL:TGZCTG:2024:8 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1847

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2024:8
Datum uitspraak: 10-01-2024
Datum publicatie: 11-01-2024
Zaaknummer(s): C2023/1847
Onderwerp: Onvoldoende informatie
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een psychiater. Klaagster heeft eerder een klacht ingediend tegen een bij de instelling werkzame GZ-psycholoog. Het Regionaal Tuchtcollege heeft deze klacht gedeeltelijk gegrond verklaard en aan de GZ-psycholoog een waarschuwing opgelegd. De GZ-psycholoog heeft naar het oordeel van het college verzuimd om klaagster toestemming te vragen om informatie aan Veilig Thuis te verstrekken of ten minste de inhoud van de door de GZ-psycholoog aan Veilig Thuis verstrekte informatie vooraf met klaagster te delen, zodat zij daarop had kunnen reageren. De GZ-psycholoog heeft klaagster daar ook achteraf niet over geïnformeerd. Het college heeft zich niet uitgelaten over de juistheid van de verstrekte informatie. De psychiater is werkzaam als geneesheer-directeur kind en jeugd bij de instelling en als psychiater BIG-geregistreerd. Klaagster verwijt de psychiater (en een collega, eveneens aangeklaagd: C2023/1846) dat zij de genoemde uitspraak van het college niet heeft nageleefd. Klaagster wil dat de psychiater op grond van deze beslissing onderschrijft dat de door de GZ-psycholoog aan VT verstrekte informatie uit het dossier wordt verwijderd. Voorts verwijt klaagster de psychiater dat er bij de instelling protocollen ontbreken hoe om te gaan met schending van het beroepsgeheim en dat daardoor een datalek is veroorzaakt, alsmede dat afspraken hieromtrent met ketenpartners ontbreken. Daardoor heeft klaagster het door de instelling veroorzaakte datalek zelf moeten dichten.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2023/1847 van:
A., wonende te B.,
appellante, klaagster in eerste aanleg,
tegen
C., psychiater, werkzaam te B., verweerster in beide instanties,
gemachtigde: mr. K. Salomons, werkzaam te Den Haag. 
1.    Verloop van de procedure
A. – hierna klaagster – heeft op 30 september 2022 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. – hierna de psychiater– een klacht ingediend. Bij beslissing van 6 februari 2023, onder nummer A2022/4956, heeft de voorzitter van dat college de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Klaagster is op tijd in beroep gekomen tegen deze beslissing. De psychiater heeft een verweerschrift in beroep ingediend. 
De zaak is op de openbare zitting van het Centraal Tuchtcollege van 8 november 2023 tegelijk behandeld met de zaak A. / I. (C2023/1846). De zaken zijn niet gevoegd. Op de zitting zijn verschenen klaagster, bijgestaan door haar gemachtigde D., en de psychiater, bijgestaan door mr. Salomons. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht. Mr. Salomons heeft dat gedaan aan de hand van spreekaantekeningen die zij aan het Centraal Tuchtcollege en aan de wederpartij heeft overhandigd.
2.    Beslissing in eerste aanleg
De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege heeft het volgende overwogen en geoordeeld:
    “2.    De overwegingen
2.1    De voorzitter moet beoordelen of klaagster in haar klacht kan worden ontvangen. De voorzitter is van oordeel dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is. Voor die beslissing is het volgende van belang.
Wat is er gebeurd?
2.2    D. is een instelling voor geestelijke gezondheidszorg (hierna: de instelling). Klaagster heeft eerder een klacht ingediend tegen een bij de instelling werkzame GZ-psycholoog. Het college heeft deze klacht bij beslissing van 22 juli 2022 gedeeltelijk gegrond verklaard en aan de GZ-psycholoog een waarschuwing opgelegd. De GZ-psycholoog heeft naar het oordeel van het college verzuimd om klaagster toestemming te vragen om informatie aan E. te verstrekken of ten minste de inhoud van de door de GZ-psycholoog aan E. verstrekte informatie vooraf met klaagster te delen, zodat zij daarop had kunnen reageren. De GZ-psycholoog heeft klaagster daar ook achteraf niet over geïnformeerd. Het college heeft zich niet uitgelaten over de juistheid van de verstrekte informatie.
2.3    De psychiater is werkzaam als geneesheer-directeur kind en jeugd bij de instelling en als psychiater BIG-geregistreerd. Vóór de indiening van de klacht tegen de GZ-psycholoog en na de afdoening daarvan is herhaaldelijk contact geweest tussen klaagster en de psychiater. 
De klacht en het verweer
2.4    Klaagster verwijt de psychiater - en een collega van haar, deze zaak is bekend onder zaaknumer A2022/4955 - dat zij de genoemde uitspraak van het college niet heeft nageleefd. Klaagster wil dat de psychiater op grond van deze beslissing onderschrijft dat de door de GZ-psycholoog aan E. verstrekte informatie onjuist was en ervoor zorgt dat die informatie uit het dossier wordt verwijderd. Voorts verwijt klaagster de psychiater dat er bij de instelling protocollen ontbreken hoe om te gaan met schending van het beroepsgeheim en dat daardoor een datalek is veroorzaakt (in de vorm van de verstrekking van onjuiste informatie aan E.), alsmede dat afspraken hieromtrent met ketenpartners ontbreken. Daardoor heeft klaagster de door de instelling veroorzaakte datalek zelf moeten dichten. 
2.5    De psychiater voert verweer en heeft verzocht de klacht niet-ontvankelijk of ongegrond te verklaren.
De beoordeling van de ontvankelijkheid
De eerste tuchtnorm
2.6    Ten eerste moet worden beoordeeld of er sprake is (geweest) van een behandelrelatie en daarmee van toepasselijkheid van de zogenoemde eerste tuchtnorm. Deze eerste tuchtnorm staat omschreven in artikel 47 lid 1 sub a van de Wet op de beroepen van de individuele gezondheidszorg (Wet BIG). Vast staat dat de psychiater niet bij de zorg voor klaagster of haar kinderen betrokken is geweest. Er heeft dus geen behandelrelatie tussen klaagster en de psychiater bestaan en klaagster kan ook niet als een naaste betrekking van een cliënt van de psychiater worden beschouwd. De eerste tuchtnorm is daarom niet van toepassing op deze klacht.
De tweede tuchtnorm
2.7    De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden, is of de gedragingen waarover geklaagd wordt, gebracht kunnen worden onder de tweede tuchtnorm (artikel 47 lid 1 sub b Wet BIG). Volgens vaste rechtspraak van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (ECLI:NL:TGZCTG:2016:316) kan een BIG-geregistreerde zorgverlener in een bestuurlijke of leidinggevende functie voor haar/zijn handelen tuchtrechtelijk aansprakelijk zijn. De zorgverlener moet dan wel hebben gehandeld in de hoedanigheid waarvoor zij BIG-geregistreerd is. Verder is vereist dat dit handelen voldoende weerslag heeft op de individuele gezondheidszorg.
2.8    In de onderhavige zaak heeft de psychiater contact onderhouden met klaagster in de vorm van gesprekken en e-mails. Daaruit blijkt voldoende dat de psychiater na de genoemde uitspraak van het college namens de instelling excuses heeft aangeboden aan klaagster en geprobeerd heeft met haar tot overeenstemming te komen. Uit de stukken kan de voorzitter niet afleiden dat de psychiater daarbij iets heeft gedaan of nagelaten op het deskundigheidsgebied waarvoor zij BIG-geregistreerd is (psychiatrie). De verwijten van klaagster richten zich in feite tegen de instelling, waarvan de psychiater als geneesheer-directeur kind en jeugd de vertegenwoordiger is; klaagster spreekt in haar klacht ook geregeld over handelen of nalaten door de instelling. Wat klaagster de psychiater verwijt te hebben nagelaten, zoals het opstellen van protocollen en afspraken met ketenpartners omtrent datalekken, ligt op de weg van het bestuur van een instelling en in ieder geval niet op de weg van verweerster in haar hoedanigheid van psychiater. Deskundigheid op het gebied van de psychiatrie is voor optreden in dit verband ook niet vereist.    
2.9    De psychiater is als bestuurder (en in haar hoedanigheid van psychiater) ook niet inhoudelijk verantwoordelijk voor door anderen verleende zorg aan klaagster of haar kinderen bij de instelling, ook niet waar het gaat om het verwijderen van informatie uit een dossier. Een BIG-geregistreerde zorgverlener kan namelijk alleen worden aangesproken voor persoonlijke handelingen of persoonlijk nalaten. Er zijn uitzonderingen, zoals opleidingssituaties, maar die spelen hier niet.    
2.10    Het voorgaande betekent dat de psychiater geacht moet worden uitsluitend in haar hoedanigheid als bestuurder te hebben gereageerd op de verzoeken van klaagster. Dit handelen van de psychiater, en wat klaagster haar verwijt te hebben nagelaten, heeft bovendien onvoldoende weerslag op de individuele gezondheidszorg.
2.11    De tweede tuchtnorm is dus ook niet van toepassing op het handelen van de psychiater. Dat brengt mee dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is.”
3.    Vaststaande feiten en omstandigheden
Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de feiten die de voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege heeft vastgesteld, met uitzondering van de feitelijke vaststelling dat vóór de indiening van de klacht tegen de GZ-psycholoog en na de afdoening daarvan herhaaldelijk contact is geweest tussen klaagster en de psychiater. 
4.    Beoordeling van het beroep
Omvang van de zaak in beroep
4.1    Klaagster is het niet eens met de beslissing van de voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege. Zij wil met haar beroep de klacht in volle omvang door het Centraal Tuchtcollege laten beoordelen. Het beroep van klaagster strekt ertoe dat het Centraal Tuchtcollege de klacht alsnog ontvankelijk en gegrond verklaart.
4.2    De psychiater heeft in beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Zij is van mening dat het beroep van klaagster moet worden verworpen en de beslissing van de voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege moet worden bevestigd. 
Inhoudelijke beoordeling
4.3    Het Centraal Tuchtcollege is net als de voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege van oordeel dat de klacht van klaagster niet-ontvankelijk is. Het Centraal Tuchtcollege licht dat hierna toe. 
4.4    De bespreking van de zaak in raadkamer na de mondelinge behandeling in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van de voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege sluit zich aan bij dat wat de voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege onder 2.6 tot en met 2.11 over de ontvankelijkheid heeft overwogen en neemt dat hier over. Ook het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de psychiater uitsluitend in haar hoedanigheid als bestuurder heeft gereageerd op de verzoeken van klaagster. Het handelen van de psychiater en wat klaagster haar verwijt te hebben nagelaten, heeft onvoldoende weerslag op de individuele gezondheidszorg. Dit betekent dat het beroep van klaagster zal worden verworpen. 

5.    Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep. 
Deze beslissing is gegeven door R. Prakke-Nieuwenhuizen, voorzitter, B.J.M. Frederiks en H.M. Wattendorff, leden-juristen, I.A. de Boer en J.A.M. Rutgers, leden-beroepsgenoten, en E. van der Linde, secretaris.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 januari 2024. 
Voorzitter  w.g.     Secretaris  w.g.