ECLI:NL:TADRSGR:2024:3 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-361/DH/RO
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2024:3 |
---|---|
Datum uitspraak: | 08-01-2024 |
Datum publicatie: | 08-01-2024 |
Zaaknummer(s): | 23-361/DH/RO |
Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Verzet ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 8 januari 2024 in de zaak 23-361/DH/RO naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 26 juli 2023 op de klacht van:
klager
gemachtigde: mr. I. van der Hoeven
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 12 januari 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 25 mei 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2023/34 van de
deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 26 juli 2023 heeft de voorzitter van de raad (hierna ook:
de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is diezelfde
dag verzonden aan partijen.
1.4 Op 24 augustus 2023 is namens klager verzet ingesteld tegen de beslissing van
de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 25 augustus 2023 ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 27 november 2023. Daarbij
waren klager en zijn gemachtigde, alsmede verweerder aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het
verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en
van het verzetschrift.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich
met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen.
Klager stelt dat de beslissing uitgaat van onjuiste informatie en niet ingaat op de
feiten en argumenten zoals aangedragen door klager, maar zonder nadere argumentatie
anders concludeert.
2.2 In verzet wordt met name ingegaan op de kwestie over (het informeren over)
de tekening(en). Klager stelt dat verweerder op dit punt gedragsregels 6 en 9 heeft
geschonden. De voorzitter gaat in overweging 4.2 in op dit punt, maar motivering ontbreekt.
De voorzitter is onder meer niet ingegaan op:
- het feit dat verweerder in de klachtprocedure heeft gesteld dat de tekening van
22 januari 2018 de verkooptekening is, wat een evidente leugen is danwel een bewust
suggestieve onjuiste voorstelling van zaken;
- het feit dat verweerder heeft nagelaten te vermelden dat er tekeningen van latere
data zijn, waardoor verweerder een onvolledig/onjuist beeld heeft neergezet;
- het feit dat de tekeningen van latere data (in tegenstelling tot de tekening
van 22 januari 2018) wel zijn geduid als verkooptekening;
- het feit dat verweerder de verkooptekeningen in zijn bezit had en deze dus had
kunnen en moeten inbrengen om een eerlijk beeld neer te zetten;
- het feit dat verweerder tijdens de zitting in de klachtprocedure valselijk heeft
verklaard door te verklaren dat zijn cliënten niet in het bezit waren van de verkooptekening
terwijl verweerder die op dat moment reeds in bezit had.
2.3 Klager komt in verzet verder op tegen de beslissing van de voorzitter over
verweerders brief aan het Kadaster (onder 4.5). Klager meent dat dit evident onjuist
is en voorbij gaat aan de klacht.
2.4 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet
niet op.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad
naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een
gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen;
de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening
gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval.
4.3 Verweerder heeft gesteld dat zijn cliënten er steeds van uit zijn gegaan dat
de tekening van 22 januari 2018 de verkooptekening was. Dit was de enige tekening
die zij kenden. Verweerder mocht dat standpunt namens zijn cliënten verwoorden. De
behandeling van het verzet en hetgeen door klager is aangevoerd heeft hierover geen
nieuwe gezichtspunten opgeleverd. De raad volgt de voorzitter in zijn oordeel dat
niet is gebleken dat verweerder onjuiste informatie heeft verstrekt over de vermeende
verkooptekening. Dat verweerder de later opgemaakte formele verkooptekening kennelijk
op enig moment in een procedure (als bijlage bij een door hem ingebrachte kaartvergelijking)
heeft ingebracht, doet aan het voorgaande niet af nu hiermee niet kan worden vastgesteld
dat verweerder ook eerder al in het bezit was van deze tekening.
4.4 De raad is dan ook van oordeel dat de voorzitter de beslissing toereikend heeft
gemotiveerd. Datzelfde geldt voor zover het verzet ziet op het oordeel van de voorzitter
over verweerders brief aan het kadaster.
4.5 De voorzitter heeft de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond
bevonden. Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe
gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De
raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. A. van Luijck, voorzitter, mrs. M.F. Laning en D.M. de Knijff, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 januari 2024.