Zoekresultaten 1851-1900 van de 44598 resultaten
-
ECLI:NL:TAHVD:2024:201 Hof van Discipline 's Gravenhage 230305
- Datum publicatie: 15-07-2024
- Datum uitspraak: 12-07-2024
- ECLI:NL:TAHVD:2024:201
Klacht over optreden eigen advocaat bij ontbinding arbeidsovereenkomst. De raad verklaarde de klacht grotendeels gegrond met voorwaardelijke schorsing van vier weken. De termijn voor indiening verweerschrift was al verstreken toen verweerder de oproepbrief ontving, in zoverre verklaart het hof de klacht alsnog ongegrond. Verweerder is tekort geschoten in de zorg voor de cliënt: geen opdrachtbevestiging en vastlegging afspraken, ontbreken regie, indienen verweerschrift zonder voorafgaande goedkeuring van de cliënt. Maatregel wordt gematigd tot berisping.
-
ECLI:NL:TNORARL:2024:20 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/428255 / KL RK 23-133 C/05/428281 / KL RK 23-134
- Datum publicatie: 15-07-2024
- Datum uitspraak: 12-06-2024
- ECLI:NL:TNORARL:2024:20
Bij (ongedateerde) koopovereenkomst hebben erflater en zijn partner (moeder) de woning en opstallen verkocht aan één van de kinderen en haar partner (kopende partij). Moeder en klagers hebben een gemachtigde aangesteld en deze heeft de notaris verzocht om de overdracht van de woning op te schorten totdat uitgezocht is of de belangen van moeder en de andere erfgenamen worden geschaad door de overdracht.Op enig moment meldt de notaris dat moeder de volmacht aan gemachtigde heeft herroepen, zodat notaris vanwege zijn geheimhoudingsplicht geen verdere informatie kan verstrekken en wordt de woning geleverd aan de kopende partij. Klagers verwijten de notaris dat (1) ten onrechte gevolmachtigde is buitengesloten door de volmacht die moeder heeft afgegeven (en nooit heeft ingetrokken) in twijfel te trekken, (2) dat er is opgetreden als partijadviseur voor de kopende partij, (3) de kopende partij het eigendom van de woning en het perceel heeft verkregen tegen een te lage prijs en zonder dat dit nog belast is met een recht van erfpacht, (4) hun dienst hebben verleend terwijl er reden was voor dienstweigering, omdat moeder op leeftijd is, en volledig onder invloed staat en afhankelijk is van de kopende partij die haar onder druk zet.De kamer oordeelt dat het moeder vrij stond om de woning en het perceel grond te verkopen aan de kopende partij, ook voor een lager bedrag dan klagers redelijk vinden. Indien de notaris daarbij fouten heeft gemaakt jegens moeder, dan kan alleen zij daarover klagen. Zij is echter geen klaagster in deze procedure. Het voorgaande leidt ertoe dat klagers geen partij zijn bij de transactie en dus geen belang hebben bij hun klacht. Klagers zijn daarom niet-ontvankelijk. Het argument van klagers dat moeder haar volmacht aan gemachtigde nooit heeft ingetrokken (wat door de notaris wordt betwist), maakt het voorgaande niet anders. Ook indien hiervan wordt uitgegaan, dan nog is gemachtigde geen partij in deze procedure. Zij is immers zelf geen klaagster en ook moeder is geen klaagster.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2024:94 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-300/DB/LI
- Datum publicatie: 15-07-2024
- Datum uitspraak: 15-07-2024
- ECLI:NL:TADRSHE:2024:94
Voorzittersbeslissing. Niet kan worden vastgesteld dat verweerder heeft gelogen over de kantoorspecialisaties. Verweerder had de vrijheid om klagers zaak niet aan te nemen. Klacht kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TNORARL:2024:21 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/424323 / KL RK 23-89
- Datum publicatie: 15-07-2024
- Datum uitspraak: 28-05-2024
- ECLI:NL:TNORARL:2024:21
Klagers verwijten de notaris: 1. Dat de notaris onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de wilsbekwaamheid. 2. Dat de notaris onvoldoende waarborg heeft gegeven voor onafhankelijke wilsvorming en/of tegen ongewenste beïnvloeding door één van de kinderen of andere belanghebbenden. 3. Dat de notaris de informatieplicht heeft geschonden door geen rechtstreeks contact te zoeken en door uitsluitend af te gaan op informatie van anderen. 4. dat de akte feitelijke onjuistheden bevat (verwijzing naar onjuist testament) 5. Dat de notaris zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden. 6. Dat de notaris onzorgvuldig heeft gehandeld door in het (concept)testament en in zijn brieven aan te geven dat de bewindvoerder de mogelijkheid heeft om het bewind op te heffen, terwijl de wet die mogelijkheid niet biedt omdat alleen de rechter dit kan (artikel 4:178 lid 2 Burgerlijk Wetboek).Als uitgangspunt voor de behandeling van de klachten onder 1.,2. en 3. stelt de kamer voorop dat iedereen aan wie op grond van de wet de bekwaamheid daartoe niet is ontzegd, bij testament uiterste wilsbeschikkingen kan maken. Een notaris dient daaraan in beginsel zijn ministerie (-dienst) te verlenen en moet op verlangen van een testateur doen wat is vereist om diens uiterste wilsbeschikkingen in een testament vast te leggen. Bij gerede twijfel aan de wilsbekwaamheid is in het algemeen verder onderzoek aangewezen. Het “Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van de notariële dienstverlening” van de KNB biedt hiervoor een handreiking. Het behoort tot de kernverantwoordelijkheden van een notaris om de vrije en onafhankelijke wilsvorming van degene die een testament maakt te bewaken. Verder moet de notaris op grond van artikel 43 lid 1 Wna zich ervan vergewissen dat een comparant de inhoud van de akte(n) begrijpt en dat de inhoud van deze akte(n) overeenstemt met de wil van de verschijnende partij. Deze informatieplicht hoort tot de kerntaken van de notaris en is onderdeel van de zorgplicht van de notaris.De kamer oordeelt dat de door de notaris geschetste gang van zaken rondom het bespreken en het passeren van het testament, voor de notaris aanleiding had moeten zijn om te komen tot een nadere beoordeling van de wilsbekwaamheid. De notaris is in de gegeven omstandigheden onvoldoende alert geweest, ook op de mogelijke beïnvloeding van anderen. Alles overziend acht de kamer klachtonderdelen 1, 2 en 3 gegrond.De kamer acht de omissie met betrekking tot de verwijzing en de schending van de geheimhoudingsplicht tuchtrechtelijk verwijtbaar en acht de klachten (4. en 5.) gegrond.Klachtonderdeel 6. wordt door de kamer ook gegrond verklaard. De notaris heeft zijn informatieplicht /belehrung geschonden door volledig te adviseren over de mogelijkheid om het ingestelde bewind op te heffen. De kamer legt de notaris de maatregel van berisping op.
-
ECLI:NL:TNORARL:2024:22 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/425409 / KL RK 23-102
- Datum publicatie: 15-07-2024
- Datum uitspraak: 28-05-2024
- ECLI:NL:TNORARL:2024:22
Klager verwijt de kandidaat-notaris 1. dat hij in opdracht van de broer heeft meegewerkt aan vestiging van een hypotheekrecht en aan de levering van de woning zonder klager – die economisch eigenaar was van de woning en de woning aan het verbouwen was – hier over te informeren en hierbij te betrekken, 2. dat hij dreigde mee te werken aan de levering van de andere woning op grond van de eerste koopovereenkomst (gesloten door de broer van klager) en dat klager rechtsmaatregelen moest treffen om dit te voorkomen, 3. dat hij ten aanzien van beide woningen heeft meegewerkt aan verduistering en diefstal door de broer van klager. 4. dat hij zijn zorgplicht niet is nagekomen en in strijd met artikel 2 wet op het notarisambt (Wna) heeft gehandeld, aangezien hij geen onderzoek heeft gedaan naar de waarde van het huis en klager en de andere erfgenamen niet heeft ingelicht en heeft gevraagd of zij akkoord waren met de verkoopHet oordeel van de kamer is dat de kandidaat-notaris naar eigen zeggen bij de waardebepaling van de woning volledig is afgegaan op zijn eigen inschatting van de staat waarin de woning verkeerde. De kandidaat-notaris kende echter ten tijde van het opstellen van de eerste koopovereenkomst en ook voorafgaand aan de levering wel de WOZ waarde van de woning. Dit bedrag was aanzienlijk veel hoger dan de koopprijs. Voorafgaand aan de levering wist de kandidaat-notaris bovendien inmiddels ook van de discussie tussen klager en zijn broer over de verkoop door de broer. Gelet op het voorgaande was er dan ook wel degelijk aanleiding voor de kandidaat-notaris om nader onderzoek in te stellen naar de koopprijs in de eerste koopovereenkomst en om – tot dit was afgerond – uit eigen beweging de levering op te schorten. De kandidaat-notaris had hier niet mee mogen wachten tot de tweede koopovereenkomst aan hem werd gestuurd door (de advocaat van) klager. Dit onderdeel van de klacht is gegrond maar er wordt geen maatregel opgelegd. Andere onderdelen van de klacht waren ongegrond.
-
ECLI:NL:TAHVD:2024:192 Hof van Discipline 's Gravenhage 230020
- Datum publicatie: 12-07-2024
- Datum uitspraak: 01-07-2024
- ECLI:NL:TAHVD:2024:192
Klacht over advocaat wederpartij. Verweerder heeft, door niet alleen over te gaan tot het leggen van executoir beslag maar ook door vervolgens in de uitvoering van deze beslagmaatregel na te laten te verifiëren of het deurwaardersexploot op juiste wijze was opgesteld, de belangen van klaagster onevenredig geschaad. Verweerder had , gelet op de omstandigheid dat het middel van executoriaal beslag als zeer ingrijpend moet worden beschouwd, voor een beslagmogelijkheid kunnen kiezen, die voor klaagster minder bezwarend was geweest en de benoemingsprocedure van de vereffenaar in de nalatenschap van erflater na het leggen van een conservatoir beslag kunnen afwachten. Het hof acht, mede gelet op de familierechtelijke sfeer waarin de strijd tussen klaagster en de cliënt van verweerder zich bevond, de handelwijze van verweerder, gelet op het daarmee beoogde doel, oneigenlijk en disproportioneel en daarmee onbetamelijk. Verweerder heeft de belangen van klaagster hiermee onevenredig geschaad. Klacht deels gegrond. (Deels) vernietiging raadbeslissing. Maatregel van waarschuwing.
-
ECLI:NL:TDIVBC:2024:10 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2024/03
- Datum publicatie: 12-07-2024
- Datum uitspraak: 11-07-2024
- ECLI:NL:TDIVBC:2024:10
Hond. De zaak gaat over een klacht van een Stichting tegen een dierenarts die diergeneeskundige handelingen heeft verricht met kortsnuitige honden, waarbij de zogenoemde Cambridge-methode is toegepast. De vraag is of de dierenarts daarmee heeft gehandeld in overeenstemming met de open norm van artikel 3.4 van het Besluit houders van dieren. Het Veterinair beroepscollege beantwoordt die vraag in de uitspraak ontkennend. Het Veterinair beroepscollege is van oordeel dat de dierenarts ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan de methode zoals beschreven in het rapport van de Universiteit Utrecht, faculteit diergeneeskunde, van 21 januari 2019 waarin een van de Cambridge-methode deels afwijkende methode voor de keuring van kortsnuitige honden wordt beschreven. De stichting meent dat de dierenarts bij zijn handelingen die laatste, Utrechtse methode had moeten volgen, ook gelet op de aan het onderzoek van de dierenarts verbonden potentiële nadelige gevolgen voor het fokken met kortsnuitige honden die met toepassing van de Cambridge-methode zijn goedgekeurd maar bij toepassing van de met het rapport van de Universiteit Utrecht beschreven methode niet zouden zijn goedgekeurd. Het Veterinair Beroepscollege heeft aan de dierenarts de maatregel van een waarschuwing opgelegd.[Beroep gegrond.]
-
ECLI:NL:TACAKN:2024:19 Accountantskamer Zwolle 23/299 Wtra AK 23/300 Wtra AK 23/583 Wtra AK 23/700 Wtra AK
- Datum publicatie: 12-07-2024
- Datum uitspraak: 12-07-2024
- ECLI:NL:TACAKN:2024:19
Klacht over handelen accountant als bindend adviseur in het kader van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden van klaagster en haar voormalige echtgenoot. Klaagster meent dat betrokkene bij het uitvoeren van zijn opdracht onzorgvuldig heeft gehandeld en ten onrechte zijn werkzaamheden na haar wrakingsverzoek heeft voortgezet. De klacht is ongegrond. Betrokkene mocht zijn werkzaamheden als bindend adviseur voortzetten. Betrokkene heeft bij het uitvoeren van zijn opdracht niet gehandeld in strijd met enig fundamenteel beginsel.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2023:175 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1601 en C2022/1602
- Datum publicatie: 12-07-2024
- Datum uitspraak: 05-07-2023
- ECLI:NL:TGZCTG:2023:175
Wrakingsverzoek gericht tegen de voorzitter, de twee leden-juristen en de twee leden‑beroepsgenoten (1e wrakingsverzoek). Nadien volgt een wrakingsverzoek gericht tegen de drie leden van de wrakingskamer (2e wrakingsverzoek). Opeenstapeling van wrakingsverzoeken. De wrakingskamer ziet het tweede wrakingsverzoek als misbruik van het middel van wraking en laat dit tweede verzoek buiten behandeling. De wrakingskamer is van oordeel dat het eerste wrakingsverzoek te laat is ingediend (20 dagen na zitting) en verklaart dit eerste verzoek niet-ontvankelijk. De wrakingskamer bepaalt verder dat een volgend verzoek om wraking niet in behandeling zal worden genomen.
-
ECLI:NL:TAHVD:2024:193 Hof van Discipline 's Gravenhage 230021
- Datum publicatie: 12-07-2024
- Datum uitspraak: 01-07-2024
- ECLI:NL:TAHVD:2024:193
Klacht tegen advocaat wederpartij.Evenals de raad is het hof, onder verwijzing naar en het overnemen van de overwegingen van de raad als weergegeven onder 5.2 en 5.3, van oordeel dat klaagster geen rechtstreeks eigen belang heeft. De raad heeft klaagster dan ook op juiste gronden niet-ontvankelijk verklaard. De vermeende normschending heeft immers betrekking op een norm die primair de belangen van de Holding beoogt te beschermen. Klaagster vertegenwoordigt niet de belangen van de Holding maar heeft als aandeelhouder slechts een van de Holding afgeleid belang, hetgeen een te ver verwijderd verband vormt om daarmee te kunnen worden gelijkgesteld. De omstandigheid dat klaagster, evenals haar broer, 50% aandeelhouder van de Holding is, maakt naar het oordeel van het hof evenmin dat daarmee een meer rechtstreeks belang van klaagster wordt gecreëerd. Ook de overige door klaagster gestelde feiten en omstandigheden kunnen niet tot een ander oordeel leiden. Het beroep slaagt derhalve niet. De uitspraak van de raad zal worden bekrachtigd.Beroep ongegrond. Bekrachtiging raadbeslissing.
-
ECLI:NL:TDIVBC:2024:9 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2023/17 VB 2023/18
- Datum publicatie: 12-07-2024
- Datum uitspraak: 11-07-2024
- ECLI:NL:TDIVBC:2024:9
Hond. Beroep van diereigenaar tegen uitspraak in twee klachten tegen dierenartsen. De beslissing van het Veterinair Tuchtcollege wordt vernietigd in de zaak tegen dierenarts 1. Het Veterinair Tuchtcollege had de ondubbelzinnige uitlating van appellante in eerste aanleg moeten beschouwen als het intrekken van die klacht tegen dierenarts 1 door appellante en de behandeling van de klacht moeten staken.Het beroep in de zaak tegen dierenarts 2 wordt verworpen. Dierenarts 2 is jegens de hond niet tekortgeschoten in de veterinaire zorg die zij heeft verleend als bedoeld in artikel 4.2 van de Wet dieren.[Beroepen ongegrond.]
-
ECLI:NL:TAHVD:2024:194 Hof van Discipline 's Gravenhage 230075
- Datum publicatie: 12-07-2024
- Datum uitspraak: 01-07-2024
- ECLI:NL:TAHVD:2024:194
Klacht eigen advocaat.In zijn beroepschrift heeft klager een aantal nieuwe klachten geformuleerd. Zo verwijt klager dat verweerster contact heeft gezocht met de mediator en een notaris en daarbij haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden. De beoordeling in hoger beroep is beperkt tot de klachtomschrijving voor zover die aan de raad is voorgelegd in eerste aanleg, en partijen beroep instellen tegen het oordeel van de raad daarover. Nieuwe verwijten en klachten over verweerster moeten eerst worden ingediend bij de deken (artikel 46c lid 1 Advocatenwet), zodat de deken daarnaar onderzoek kan doen voordat die klacht aan de tuchtrechter wordt voorgelegd. In dit geval betekent dit dat het hof de nieuwe verwijten van klager buiten beschouwing laat. In zoverre is het beroep van klager niet-ontvankelijk.Klager is voorts in beroep gekomen tegen de ongegrond verklaarde klachtonderdelen b), c) en het gegrond verklaarde klachtonderdeel a).In het door klager ingestelde beroep kan hij niet worden ontvangen voor zover het beroep zich richt tegen de beslissing van de raad met betrekking tot klachtonderdeel a). Op grond van artikel 56 lid 1 onder a Advocatenwet staat tegen gegrond verklaarde klachtonderdelen aan klager geen beroep open. Klager zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn hoger beroep voor zover het klachtonderdeel a) betreft.Klacht van klager niet-ontvankelijk, voor zover hij nieuwe klachtonderdelen in hoger beroep heeft geformuleerd en beroep van klager betreffende klachtonderdeel a) niet ontvankelijk. Bekrachtiging van de beslissing van 5 juni 2023 van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden, voor zover onderworpen aan het oordeel van het hof.
-
ECLI:NL:TNORARL:2024:19 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/421724 KL RK 23-65
- Datum publicatie: 12-07-2024
- Datum uitspraak: 26-06-2024
- ECLI:NL:TNORARL:2024:19
Klaagster verwijt de kandidaat-notaris dat hij ten onrechte niet de zelfbewoningsplicht en het speculatieverbod als kettingbeding heeft opgenomen in de leveringsaktes van twee woningen.Door het handelen van de kandidaat-notaris werd de goede naam van klaagster op het spel gezet en liep zij het risico om tegenover de gemeente een boete te verbeuren.De kamer was van mening dat klaagster een professionele partij is met eigen juristen in dienst en klaagster heeft de doorhaling van het kettingbeding geaccepteerd en de kamer acht de klacht daarom ongegrond.
-
ECLI:NL:TAHVD:2024:195 Hof van Discipline 's Gravenhage 230185
- Datum publicatie: 12-07-2024
- Datum uitspraak: 01-07-2024
- ECLI:NL:TAHVD:2024:195
Klacht eigen advocaat.Het hof begrijpt uit de stellingen van klagers dat volgens hen sprake is van schending vanfundamentele rechtsbeginselen, te weten (a) schending van het recht op een eerlijk proces en (b) schending van het motiveringsbeginsel.Klagers zijn door de raad voor de mondelinge behandeling uitgenodigd en zijn hierbij aanweziggeweest. Gesteld noch gebleken is dat klagers hun standpunten niet naar voren hebben kunnen brengen en/of dat zij zich niet over het standpunt van verweerder hebben kunnen uitlaten. Dat de raad het door klagers ingediende wrakingsverzoek (onder verwijzing naar het wrakingsprotocol) op de zitting niet in behandeling heeft genomen, maakt dit niet anders. Klager heeft er vervolgens zelf voor gekozen om de zittingszaal te verlaten. Voorts staat vast dat klagers via een per e-mail toegezonden link het klachtdossier op 7 september 2022 hebben ontvangen. Ook overigens is het hof niet gebleken dat klagers geen eerlijk proces bij de raad hebben gehad.Het hof overweegt dat grond (b) is terug te voeren op het feit dat klagers het niet eens zijn metde inhoud van de beslissing van de raad, zowel waar het de vastgestelde feiten betreft als de motivering van de beslissing. Deze (motiverings)klachten raken geen fundamentele rechtsbeginselen maar de inhoudelijke beslissing van de zaak.Beroep ongegrond. Bekrachtiging raadbeslissing.
-
ECLI:NL:TAHVD:2024:196 Hof van Discipline 's Gravenhage 230300
- Datum publicatie: 12-07-2024
- Datum uitspraak: 01-07-2024
- ECLI:NL:TAHVD:2024:196
Klacht tegen advocaat wederpartij.Een advocaat dient in de contacten met getuigen grote prudentie aan de dag te leggen en zich in het bijzonder verre te houden van ongeoorloofde beïnvloeding van getuigen. Dit integer handelen is noodzakelijk om het vertrouwen in de beroepsgroep te waarborgen en is inherent aan de uitoefening waaraan in het kader van het algemeen belang rechten en verplichtingen zijn verbonden. Vast staat dat verweerder zijn brief rechtstreeks aan getuige C heeft gestuurd, terwijl hij in het bezit was van de conceptdagvaarding waarin was vermeld dat deze getuige door klager zou worden opgevoerd in de komende kort gedingprocedure.In zijn brief heeft verweerder bovendien niet alleen verzocht om een schriftelijke verklaring op te stellen - wat op grond van de onder 7.2 weergegeven maatstaf in beginsel is toegestaan – maar heeft hij in feite gedicteerd in welke bewoordingen de verklaring moest worden opgesteld en heeft verweerder ook de gevolgen van niet-voldoening aan het verzoek uitdrukkelijk benoemd. Daarbij heeft verweerder kwalificaties gebruikt als “kan de politie bevelen om u op te halen” en “kunt u maximaal een jaar worden gegijzeld”.Verweerder heeft ter zitting verklaard dat de door hem beoogde verklaring niet noodzakelijkerwijs vals behoefde te zijn en dat daar het integriteitspunt op ziet. Daarmee slaat verweerder de plank echter mis. Of verweerder heeft geprobeerd de getuige C een valse verklaring te laten afleggen, kan het hof niet vaststellen. Wel kan worden vastgesteld dat verweerder heeft getracht de getuige te beïnvloeden een verklaring af te leggen op een wijze die in strijd is met de kernwaarde integriteit, zoals (onder meer) uitgewerkt in gedragsregel 22. Een getuige moet in volledige vrijheid, onafhankelijkheid en naar waarheid een verklaring kunnen afleggen. Het hof is van oordeel dat een zo mogelijk nog grotere prudentie aan de dag gelegd moet worden wanneer het een minderjarige getuige betreft, zoals in het onderhavige geval, voor wie de door verweerder in de brief gebruikte bewoordingen als extra intimiderend kunnen zijn ervaren. Verweerder heeft bovendien miskend dat door zijn dreigende bewoordingen de aanzienlijke kans bestond dat getuige C niet onafhankelijk en naar waarheid over de kwestie zou verklaren.Beroep ongegrond. Bekrachtiging raadbeslissing.
-
ECLI:NL:TAHVD:2024:197 Hof van Discipline 's Gravenhage 240069
- Datum publicatie: 12-07-2024
- Datum uitspraak: 01-07-2024
- ECLI:NL:TAHVD:2024:197
Dekenbezwaar.De deken heeft in zijn brief van 26 februari 2024 klager meegedeeld dat het herhaalde verzoek van 22 februari 2024 tot aanwijzing van een advocaat – onder verwijzing naar de eerdere beslissing van 9 januari 2024 – niet in behandeling wordt genomen. Het hof overweegt dat deze mededeling geen beslissing is die op rechtsgevolg is gericht, zodat daartegen geen beklag openstaat.Beroep niet-ontvankelijk
-
ECLI:NL:TAHVD:2024:198 Hof van Discipline 's Gravenhage 240123
- Datum publicatie: 12-07-2024
- Datum uitspraak: 12-07-2024
- ECLI:NL:TAHVD:2024:198
Beklag op grond van artikel 13 ongegrond. De deken heeft een advocaat aangewezen. Deze heeft een voor klager negatief procesadvies gegeven. Dit betekent volgens de deken niet dat klager recht heeft op aanwijzing van een tweede advocaat. Het hof onderschrijft de beslissing van de deken en voegt toe dat de procedure waarvoor klager bijstand wenst geen redelijke kans van slagen heeft.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:153 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6366
- Datum publicatie: 12-07-2024
- Datum uitspraak: 12-07-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:153
Deels gegronde klacht tegen een orthopedisch chirurg. De orthopedisch chirurg heeft een totale knieprothese aangebracht en bij een latere ingreep de knie doorgebogen. Volgens klaagster is bij die laatste ingreep een deel van de prothese beschadigd, wat bij haar heeft geleid tot pijn en immobiliteit. Voor het college is het niet vast te stellen dat het losraken van de insert verband houdt met het doorbuigen van de knie door de orthopedisch chirurg. Het betekent niet zonder meer dat de pijn van klaagster werd veroorzaakt door een losgeraakte insert. Van de orthopedisch chirurg had wel mogen worden verwacht dat hij de dag na de ingreep bij klaagster was langs gegaan. Daarbij komt dat de orthopedisch chirurg klaagster gerust had gesteld door haar te beloven dat hij extra goed voor haar zou zorgen. Met die uitspraak heeft hij verwachtingen gewekt. Het had daarom in de rede gelegen dat hij zich proactiever had opgesteld en zich niet alleen had verlaten op de overdrachtsmomenten. Voor zover klaagster klaagt over het gegeven dat zij pijn leed en dat de pijnstilling niet voldoende werkte, constateert het college dat de orthopedisch chirurg tuchtrechtelijk daarvoor niet verantwoordelijk is, omdat de pijnstilling niet op zijn terrein ligt. Overige klachtonderdelen ongegrond. Deels gegronde klacht, gelet op reflecteren eigen handelen en tonen inzicht geen maatregel.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:110 Raad van Discipline Amsterdam 24-060/A/A
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 24-06-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:110
Raadsbeslissing; ongegronde klacht over de dienstverlening door de eigen advocaat. Verweerster beschikte over de juiste deskundigheid om de familierechtelijke kwestie te behandelen conform de opdrachtbevestiging.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:131 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2143
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 10-07-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:131
Klacht tegen een verzekeringsarts. Klager heeft eerder tuchtklachten ingediend tegen de verzekeringsarts. Deze klachten gingen over een de door de verzekeringsarts in 2016 opgesteld medisch onderzoeksverslag en hebben geleid tot twee onherroepelijke eindbeslissingen van het Centraal Tuchtcollege. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege heeft klager daarom wegens strijd met het ne bis in idem beginsel niet-ontvankelijk in zijn klacht verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.
-
ECLI:NL:TGDKG:2024:70 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/730911 DW RK 23/84
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 28-06-2024
- ECLI:NL:TGDKG:2024:70
Klacht over een zitting in een civiele procedure, die de gerechtsdeurwaarder niet heeft ingetrokken na een (deel)betaling door klager. Klager vindt dat de gerechtsdeurwaarder niet duidelijk heeft gecommuniceerd over openstaande bedragen en verwijt hem ook persoonsgegevens op te slaan en gevoelige gegevens te delen met derden. Ongegrond.
-
ECLI:NL:TAHVD:2024:186 Hof van Discipline 's Gravenhage 230194
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 01-07-2024
- ECLI:NL:TAHVD:2024:186
Klaagster heeft gebruik gemaakt van de diensten van een accountantskantoor. Tussen klaagster en dat accountantskantoor zijn geschillen ontstaan over de kwaliteit van de dienstverlening. In dat verband zijn diverse (tucht)procedures gevoerd. Verweerster, advocaat in loondienst van het accountantskantoor, heeft in die procedures bijstand verleend aan accountants en andere medewerkers van het accountantskantoor. Klaagster verwijt verweerster dat zij daarbij de belangen van klaagster op ongeoorloofde wijze heeft geschaad, onder meer door gebruik te maken van informatie waarvan zij wist dat deze onjuist was.In beroep is aan de orde dat de raad niet allen (sub)klachtonderdelen heeft behandeld. Het hof doet dit alsnog, maar komt net als de raad tot het oordeel dat verweerster in haar bijstand aan (medewerkers van) het accountantskantoor de grenzen van het betamelijke niet heeft overschreden.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:125 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2061
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 10-07-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:125
Klacht tegen longarts. Klaagster is de echtgenote van patiënt. Bij hem werd in 2018 een longtumor met levermetastasering vastgesteld. Hij werd hiervoor met chemotherapie behandeld. Vanwege klachten na deze chemotherapie (waaronder maagkrampen en diarree) werd patiënt in het ziekenhuis opgenomen. Patiënt is daar overleden. Na zijn overlijden is obductie gedaan. De klacht gaat over het handelen van de longarts voorafgaand aan het overlijden. Klaagster verwijt de longarts onder meer dat zij meer onderzoek had moeten doen, zoals een CT-scan, overplaatsing naar een ander ziekenhuis had moeten aanbieden, de mdl-arts te laat heeft ingeschakeld en niet heeft geluisterd naar patiënt toen hij aangaf dat de pijn niet in de darmen zat. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.
-
ECLI:NL:TGDKG:2024:64 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/730543 DW RK 23/76 LV/SM
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 10-07-2024
- ECLI:NL:TGDKG:2024:64
Klacht gegrond. Maatregel: waarschuwing. In dit specifieke geval heeft de gerechtsdeurwaarder een onredelijk termijn gesteld waarbinnen een grote som betaald moest worden in combinatie met een hoog bedrag aan incassokosten. Bovendien was de aanzegging van een faillissementsaanvraag in deze fase van het proces prematuur.
-
ECLI:NL:TAHVD:2024:180 Hof van Discipline 's Gravenhage 240002
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 17-06-2024
- ECLI:NL:TAHVD:2024:180
Verzet tegen de beslissing om klachten niet te verwijzen ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:111 Raad van Discipline Amsterdam 24-353/A/A
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 24-06-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:111
Voorzittersbeslissing; klacht over de advocaat wederpartij gedeeltelijk kennelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk kennelijk ongegrond. Voor zover klaagster verweerder verwijt zich onvoldoende onafhankelijk van zijn cliënt op te stellen, geldt dat klaagster hierover als wederpartij niet kan klagen nu dit een kwestie is die uitsluitend speelt tussen verweerder en zijn cliënt. Voor het overige is niet gebleken dat verweerder jegens klaagster de grenzen van het betamelijke heeft overschreden.
-
ECLI:NL:TAHVD:2024:174 Hof van Discipline 's Gravenhage 240142
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 05-07-2024
- ECLI:NL:TAHVD:2024:174
Hoger beroep te laat ingesteld en daarom niet-ontvankelijk.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:132 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2142
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 10-07-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:132
Klacht tegen een verzekeringsarts. Klager heeft eerder tuchtklachten ingediend tegen deze verzekeringsarts. Deze klachten gingen, over een de door de verzekeringsarts in 2019 opgestelde verzekeringsgeneeskundige rapportage en hebben geleid tot beslissingen van het tuchtcollege van 8 augustus 2019 en 29 juli 2022. Die beslissingen zijn onherroepelijk geworden door het intrekken van het daartegen gerichte beroep in mei 2020 en het niet-ontvankelijk verklaren van het daartegen gerichte beroep bij beslissing van 25 mei 2023. Dit betekent dat er al een onherroepelijk geworden tuchtrechtelijke eindbeslissing is genomen over het handelen waarover klager nu klaagt. Klager kan dan ook niet opnieuw klagen over de wijze van handelen van de verzekeringsarts in 2019. Dat klager zijn klachten nu enigszins anders heeft geformuleerd doet daaraan niet af. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klager kennelijk niet-ontvankelijk in zijn klacht. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat niet is gebleken dat eerder inhoudelijk is beslist op de klacht over het rapport uit 2017, en dat reeds daarom de bestreden voorzittersbeslissing niet in stand kan blijven. Het Centraal Tuchtcollege wijst de zaak terug naar het Regionaal Tuchtcollege.
-
ECLI:NL:TAHVD:2024:187 Hof van Discipline 's Gravenhage 230190
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 24-06-2024
- ECLI:NL:TAHVD:2024:187
Klacht over de eigen advocaat. In hoger beroep is slechts nog aan de orde of verweerster de overeengekomen bijstand heeft verleend en of zij excessief heeft gedeclareerd. De raad heeft de hierop gerichte klachtonderdelen ongegrond verklaard en deze beslissing wordt door het hof bekrachtigd.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:126 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2242
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 10-07-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:126
Klacht tegen een GZ-psycholoog. Klager heeft op basis van een tbs-maatregel met dwangverpleging in een forensisch psychiatrisch centrum verbleven. Gedurende een periode daarvan was de GZ-psycholoog zijn hoofdbehandelaar. Klager verwijt de GZ-psycholoog dat door haar toedoen aan hem ten onrechte (vrijheids)beperkende maatregelen zijn opgelegd en zij niet juist heeft gehandeld in zijn behandeltraject. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klager niet ontvankelijk verklaard in het eerste klachtonderdeel heeft daarbij onder andere overwogen dat de handelwijze van de GZ-psycholoog met betrekking tot het beëindigen van het verlof was ingegeven door het veiligheidsbelang, gegeven de gezondheidstoestand van klager. Deze handelwijze ziet dus niét op het bevorderen, bewaken, dan wel beoordelen van die gezondheidstoestand en valt daarom niet onder het tuchtrecht. De klacht is voor het overige ongegrond verklaard. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat verweerster gedurende het behandeltraject is gebleven binnen de daarvoor en tijde van het handelen geldende kaders en zij zorgvuldig heeft gehandeld jegens klager. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep.
-
ECLI:NL:TGDKG:2024:65 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/731061 / DW RK 23/90 LV/SM
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 10-07-2024
- ECLI:NL:TGDKG:2024:65
Klacht gegrond. Maatregel: berisping. Een onjuiste interpretatie van artikel 475a lid 6 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft ertoe geleid dat klager enige beslagvrije voet is onthouden.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2024:91 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-423/DB/MN/W
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 08-07-2024
- ECLI:NL:TADRSHE:2024:91
Beslissing op verzoek tot wraking. Niet gebleken is dat op grond van de wijze waarop de gewraakte tuchtrechter de zitting heeft geleid de rechterlijke onafhankelijkheid in twijfel moet worden getrokken. Dat sprake van subjectieve vooringenomenheid en/of partijdigheid ten opzichte van een van de partijen dan wel het voorliggende geschil is de wrakingskamer ook niet gebleken. Verzoeker heeft evenmin feiten en omstandigheden genoemd, die hem in objectieve zin grond geven te vrezen dat de tuchtrechter vooringenomen en/of partijdig is. Ook van de schijn daarvan is niet gebleken. Tot slot heeft de wrakingskamer niet kunnen vaststellen dat er anderszins zodanig is gehandeld dat daarmee geen recht is gedaan aan een eerlijk proces. Het verzoek tot wraking behelst ook voor het overige geen feiten of omstandigheden die erop wijzen dat de rechterlijke onpartijdigheid van de genoemde tuchtrechter schade zou kunnen lijden. Bij gebreke van door verzoeker gestelde feiten die kunnen leiden tot inwilligen van het verzoek en waarover onduidelijkheid bestaat is een nader onderzoek ter zitting zinledig. Artikel 4.1 van het wrakingsprotocol raden van discipline laat als uitzondering op de hoofdregel toe dat bij kennelijk ongegronde verzoeken zonder zitting wordt beslist. De door verzoeker gestelde feiten kunnen niet leiden tot inwilliging van het verzoek. De conclusie is dat het verzoek tot wraking zonder zitting kennelijk ongegrond dient te worden verklaard.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:112 Raad van Discipline Amsterdam 24-354/A/A
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 24-06-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:112
Voorzittersbeslissing; Kennelijk ongegronde klacht over de advocaat van de wederpartij. Verweerder heeft er juist goed aan gedaan klaagster erop te wijzen dat de proceskosten hoog zullen zijn en al helemaal in verhouding tot de relatief geringe hoofdsom. Van een dreigende of intimiderende mededeling is geen sprake.
-
ECLI:NL:TAHVD:2024:175 Hof van Discipline 's Gravenhage 240144
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 20-06-2024
- ECLI:NL:TAHVD:2024:175
Klachten tegen onder meer de deken niet verwezen.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:133 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2141
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 10-07-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:133
Klacht tegen een verzekeringsarts. Klager heeft eerder tuchtklachten ingediend tegen de verzekeringsarts. Deze klachten gingen over een de door de verzekeringsarts in 2018 opgestelde verzekeringsgeneeskundige rapportage en hebben geleid tot twee beslissingen van het Regionaal Tuchtcollege die met het intrekken van het daartegen gerichte beroep onherroepelijk zijn geworden. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege heeft klager daarom wegens strijd met het ne bis in idem beginsel niet-ontvankelijk in zijn klacht verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:106 Raad van Discipline Amsterdam 24-004/A/A
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 24-06-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:106
Ongegrond verzet
-
ECLI:NL:TAHVD:2024:188 Hof van Discipline 's Gravenhage 230153
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 24-06-2024
- ECLI:NL:TAHVD:2024:188
Klacht tegen de eigen advocaat. Verweerder heeft getreuzeld met het opstellen van een conceptdagvaarding voor klager. Verweerder heeft klager onvoldoende procesadvies gegeven en de proces- en financiële risico’s onvoldoende duidelijk gemaakt. Voor een beperkte dienstverlening - klager stelt geen conceptdagvaarding van verweerder te hebben ontvangen - heeft verweerder een aanzienlijk bedrag bij klager in rekening gebracht. De raad oordeelde dat vier van de vijf klachtonderdelen gegrond waren en heeft daarvoor een berisping en een voorwaardelijke geldboete opgelegd van € 2000,-, onder de voorwaarde dat verweerder € 1.000,-aan klager betaalt. Het hof acht alle klachtonderdelen gegrond en legt aan verweerder een voorwaardelijke schorsing van twee weken op. Het hof laat daarnaast de geldboete in stand.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:127 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2241
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 10-07-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:127
Klacht tegen een verzekeringsarts. In het kader van een verzekeringsgeneeskundige beoordeling op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) heeft de verzekeringsarts klager telefonisch gesproken en een fysiek spreekuurcontact gehad. Van deze beoordeling heeft de verzekeringsarts een rapport opgesteld. Klager verwijt de verzekeringsarts dat hij ten onrechte de re-integratieverplichtingen (RIV) van de werkgever niet heeft getoetst en beoordeeld bij de WIA-aanvraag en tevens niet heeft gehandeld conform de Werkwijzer Poortwachter van 1 augustus 2022. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.
-
ECLI:NL:TGDKG:2024:66 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/731062 / DW RK 23/91 LV/SM
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 10-07-2024
- ECLI:NL:TGDKG:2024:66
Klacht gegrond. Maatregel: berisping. De gerechtsdeurwaarder heeft (achtereenvolgend) onvoldoende zorgvuldigheid betracht met betrekking tot de vaststelling van de beslagvrije voet.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2024:92 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-424/DB/MN/W
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 08-07-2024
- ECLI:NL:TADRSHE:2024:92
Beslissing op verzoek tot wraking. Niet gebleken is dat op grond van de wijze waarop de gewraakte tuchtrechter de zitting heeft geleid de rechterlijke onafhankelijkheid in twijfel moet worden getrokken. Dat sprake van subjectieve vooringenomenheid en/of partijdigheid ten opzichte van een van de partijen dan wel het voorliggende geschil is de wrakingskamer ook niet gebleken. Verzoeker heeft evenmin feiten en omstandigheden genoemd, die hem in objectieve zin grond geven te vrezen dat de tuchtrechter vooringenomen en/of partijdig is. Ook van de schijn daarvan is niet gebleken. Tot slot heeft de wrakingskamer niet kunnen vaststellen dat er anderszins zodanig is gehandeld dat daarmee geen recht is gedaan aan een eerlijk proces. Het verzoek tot wraking behelst ook voor het overige geen feiten of omstandigheden die erop wijzen dat de rechterlijke onpartijdigheid van de genoemde tuchtrechter schade zou kunnen lijden. Bij gebreke van door verzoeker gestelde feiten die kunnen leiden tot inwilligen van het verzoek en waarover onduidelijkheid bestaat is een nader onderzoek ter zitting zinledig. Artikel 4.1 van het wrakingsprotocol raden van discipline laat als uitzondering op de hoofdregel toe dat bij kennelijk ongegronde verzoeken zonder zitting wordt beslist. De door verzoeker gestelde feiten kunnen niet leiden tot inwilliging van het verzoek. De conclusie is dat het verzoek tot wraking zonder zitting kennelijk ongegrond dient te worden verklaard.
-
ECLI:NL:TAHVD:2024:182 Hof van Discipline 's Gravenhage 230366 en 230367
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 01-07-2024
- ECLI:NL:TAHVD:2024:182
Na overdracht van aandelen aan klagers is een geschil ontstaan over de waarde van die aandelen en, in het bijzonder, over de waardering ervan door een accountant. In verschillende procedures is vastgesteld dat de accountant ontoereikend werk heeft geleverd. De accountant is ook veroordeeld tot betaling aan klagers van een schadevergoeding van € 300.000,-, een bedrag van ruim € 40.000,- en een aanvullend voorschot op een schadevergoeding van € 100.00,-. De gang van zaken rondom de executie van deze vonnissen waarbij de accountant schadeplichtig is bevonden heeft geleid tot de onderhavige klacht tegen verweerders. Klagers stellen samengevat dat verweerders door het innemen van onwaarachtige standpunten de betaling van de bedragen aan klagers hebben gedwarsboomd. Het hof is met de raad van oordeel dat de klachten van klagers, voor zover tijdig ingediend en dus ontvankelijk, ongegrond zijn.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:113 Raad van Discipline Amsterdam 24-355/A/NH
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 24-06-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:113
Voorzittersbeslissing; kennelijk ongegronde klacht over de advocaat wederpartij in een familierechtzaak; Verweerster mocht afgaan op de informatie van haar cliënte en op de informatie uit het uittreksel van het gezagsregister. Dat die informatie achteraf onjuist bleek te zijn, kan verweerster niet aangerekend worden.
-
ECLI:NL:TAHVD:2024:176 Hof van Discipline 's Gravenhage 240146
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 05-07-2024
- ECLI:NL:TAHVD:2024:176
Beroep tegen een ongegrond verzet niet-ontvankelijk; geen grond voor doorbreking appelverbod.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:134 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2065
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 10-07-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:134
Klacht tegen internist. Klaagster is de echtgenote van patiënt. Bij hem werd in 2018 een longtumor met levermetastasering werd vastgesteld. Hij werd hiervoor met chemotherapie behandeld. Vanwege klachten na deze chemotherapie (waaronder maagkrampen en diarree) werd patiënt in het ziekenhuis opgenomen. Patiënt is daar overleden. Na zijn overlijden is obductie gedaan. De klacht gaat over het handelen van de internist voorafgaand aan het overlijden. Klaagster verwijt de internist onder meer dat hij meer onderzoek had moeten doen, zoals een CT-scan, overplaatsing naar een ander ziekenhuis had moeten aanbieden, de MDL-arts te laat heeft ingeschakeld en niet heeft geluisterd naar patiënt toen hij aangaf dat de pijn niet in de darmen zat. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:107 Raad van Discipline Amsterdam 24-183/A/NH
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 24-06-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:107
Raadsbeslissing; klacht van een advocaat over een advocaat; door de cliënte van klaagster zonder toestemming van klaagster rechtstreeks aan te schrijven, heeft verweerder gehandeld in strijd met het bepaalde in gedragsregel 25 lid 1. Ondanks dit gegeven voert het de raad echter te ver om in dit specifieke geval het handelen van verweerder als tuchtrechtelijk verwijtbaar aan te merken. Een dergelijke fout kan immers een keer gemaakt worden en verweerder heeft direct erkend verkeerd te hebben gehandeld en daarvoor tot tweemaal toe zijn excuses aan klaagster aangeboden. De klacht is ongegrond.
-
ECLI:NL:TAHVD:2024:189 Hof van Discipline 's Gravenhage 240161W
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 26-06-2024
- ECLI:NL:TAHVD:2024:189
Wrakingsverzoek tegen voorzitter kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:128 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2182
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 10-07-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:128
Klacht van moeder en zoon tegen een GZ-psycholoog. Tijdens het verblijf van zoon in detentie is de GZ-psycholoog door het OM verzocht om een zogeheten trajectconsult uit te voeren omtrent de vraag of een pro Justitia onderzoek geestvermogens bij klager geïndiceerd was. Klagers verwijten de GX-psycholoog dat zij heeft geweigerd inzage in het medisch dossier te verlenen en dat zij daarna heeft geweigerd om het dossier te corrigeren. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege sluit zich aan bij dit oordeel. De GZ-psycholoog had niet de beschikking over het dossier en kon daarom geen inzage in het dossier verstrekken. De GZ-psycholoog is alleen verantwoordelijk is voor het uitvoeren van het correctierecht ten aanzien van haar advies, zij kan en mag het correctierecht niet toepassen op het strafdossier. De GZ-psycholoog heeft van klagers geen verzoek tot correctie van haar advies ontvangen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klagers ingesteld beroep.
-
ECLI:NL:TGDKG:2023:117 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/719072 / DW RK 22/238
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 19-10-2023
- ECLI:NL:TGDKG:2023:117
De gerechtsdeurwaarder heeft onterecht geïncasseerde gelden uit loonbeslag - nadat een betalingsregeling was overeengekomen - te laat terugbetaald aan klager. ***[Uitspraak vernietigd in HB 23 juli 2024. Zie ECLI:NL:GHAMS:2024:2043]***
-
ECLI:NL:TGDKG:2024:67 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/741653 / DW RK 23/390
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 28-06-2024
- ECLI:NL:TGDKG:2024:67
Beslissing op verzet. Niet-ontvankelijk: over beklaagde handelen is reeds door de kamer geoordeeld. Een arrest van het Gerechtshof is geen nieuw feit die maakt dat de kamer opnieuw aan toetsing van het beklaagde handelen toekomt.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2024:93 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-425/DB/MN/W
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 08-07-2024
- ECLI:NL:TADRSHE:2024:93
Beslissing op verzoek tot wraking. Niet gebleken is dat op grond van de wijze waarop de gewraakte tuchtrechter de zitting heeft geleid de rechterlijke onafhankelijkheid in twijfel moet worden getrokken. Dat sprake van subjectieve vooringenomenheid en/of partijdigheid ten opzichte van een van de partijen dan wel het voorliggende geschil is de wrakingskamer ook niet gebleken. Verzoeker heeft evenmin feiten en omstandigheden genoemd, die hem in objectieve zin grond geven te vrezen dat de tuchtrechter vooringenomen en/of partijdig is. Ook van de schijn daarvan is niet gebleken. Tot slot heeft de wrakingskamer niet kunnen vaststellen dat er anderszins zodanig is gehandeld dat daarmee geen recht is gedaan aan een eerlijk proces. Het verzoek tot wraking behelst ook voor het overige geen feiten of omstandigheden die erop wijzen dat de rechterlijke onpartijdigheid van de genoemde tuchtrechter schade zou kunnen lijden. Bij gebreke van door verzoeker gestelde feiten die kunnen leiden tot inwilligen van het verzoek en waarover onduidelijkheid bestaat is een nader onderzoek ter zitting zinledig. Artikel 4.1 van het wrakingsprotocol raden van discipline laat als uitzondering op de hoofdregel toe dat bij kennelijk ongegronde verzoeken zonder zitting wordt beslist. De door verzoeker gestelde feiten kunnen niet leiden tot inwilliging van het verzoek. De conclusie is dat het verzoek tot wraking zonder zitting kennelijk ongegrond dient te worden verklaard.